zijn. Althans de Lauenburgsche vertegenwoordiging heeft opnieuw op annexatie aangedrongen en het laat zich niet aanzien, dat Pruisen aan dit oor doof zal blijven. De tweede annexatie-quaestie geldt het hertogdom Brunswijk. De hertog is kinderloos en volgens de bestaande wetten valt na zijn dood de kroon aan den ex-koning van Hannover. Natuurlijk was deze vorst voor Pruisen geen welkom bondgenoot in den Noord- Duitschen bond. Vóór 1870 reeds heeft het zich dan ook alle mogelijke moeite gegeven, en het is er ten slotte in geslaagdom eene overeenkomst te sluiten waarbij de hertog van Brunswijk zijne rechten na zijn dood overdraagt aan den koning van Pruisen. Deze zaak was zoo bekend, dat er openlijk in de dagbladen over geschreven werd. De zaak zou zelfs thans haar beslag krijgen door de bekrachtiging van deze over eenkomst door den Prnisischen landdag, doch ter elfder ure laat het Brunswijksche ministerie bekend maken dat alle berichten omtrent de quaestie der Brunswijk sche erfopvolging uit de lucht gegrepen zijn. „Hoe het nu eigenlijk met de zaak staat zegt de Volks-Zei- tung hierover valt thans nog minder dan ooit iets met zekerheid te zeggen. Of de Pruisische officieuse bladen óf de Brunswijksche regeering is slecht inge licht. Van beiden is dit echter moeilijk aan te nemen." Mag men de National-Zeitung gelooven, dan heeft de Duitsche regeering, als gevolg van de toepassing der nationaliteitskeuze in het rijksland, een besluit moeten nemen, hetwelk, toen Frankrijk tengevolge van den burgeroorlog tot denzelfden maatregel overging, de spotzucht der Duitsche pers niet weinig gaande maakte. Vrijdag zou namelijk de Duitsche gezant den Fransehen minister van buitenlandsche zaken hebben aangezegd, dat te beginnen met 1 November Fransche onderdanen niet in het Duitsche rijk zouden worden toegelaten dan op vertoon van een volledig paspoort voorzien van het Duitsche visa. Deze reactionnaire maatregel, welke, door de omstandigheden door Duitschland vrijwillig in het leven geroepen geëischt wordtzal echter niet voldoende wezen, wil de regeering met alle gestrengheid blijven beletten dat Elzassers, die voor Frankrijk op teerden, feitelijk verblijf houden in het Duitsche rijks- land. Omtrent de „nationale" processie welke Zondag naar Lourdes plaats had, verneemt men heden de vol gende bijzonderheden. Twee honderd vijftien banie ren, aan het hoofd een zwarte vaan uit den Elzas en een met rouwfloers omhangen banier uit Metz, werden in optocht van de parochie-kerk te Lourdes naar een groot veld bij de grot van Notre Dame gedragen, waar de geestelijkheidmet acht bisschoppen der omliggende diocesen aan het hoofd, zich aan den trein aansloot. Toen de menigte de banieren van den Elzas en Lotha ringen zag, barstte zij in luide toejuichingen en in den ontelbare malen herhaalden kreet van Vive VAlsace! uit. De optocht hield stil voor een groot altaar opgericht voor de grot en gekeerd naar de zijde van de kerk van Lourdes. Na de plechtige zegening der banieren sprak de aartsbisschop van Aueh een sermoen uit ten aanhoore van omstreeks 80,000 personen, waarop de bedevaartgangers benevens de toegestroomde menigte geschat worden. Negentien leden der Fransche natio nale vergadering namen aan de pi-ocessie deel. De rust werd geen oogenblik gestoord. Men verzekert dat Zon dag tal van nieuwe wonderen hebben plaats gegrepen; o. a. moeten een lamme en een blinde totaal genezen wezen. Ondanks het officieuse démenti uit Parijs blijft de Parijsche correspondent van the Times volhouden, dat de Russische minister van binnenlandsche zaken Ti- machef zich namens zijne regeering bij Thiers beklaagd zou hebben over de woelingen der Fransche radicalen en zijne bezorgdheid zou hebben uitgesproken, dat Frank rijk opnieuw het broeinest der revolutie en als zoodanig gevaarlijk voor de rust van Europa zou worden. De correspondent voegt er thans nog bij, dat twee andere vertegenwoordigers van vreemde mogendheden te Parijs zich ongeveer op dezelfde wijze zouden hebben uitge laten. Desuiettemin blijft dit bericht ongeloofelijk. Afgescheiden van het ongepaste dezer inmenging in den binnenlandschen toestand, is de opmerking van den Russischen staatsman bovendien nog beleedigend voor Thiers, die die woelingen in het land toeliet, al thans niet uitdrukkelijk verhinderde. Trouwens de Belgische Nord, die als een blad bekend staat hetwelk onder Russischen invloed geschreven wordt, blijft het geheele bericht in twijfel trekken. „De opmerkingen van den heer Timaehef ontleenen wel is waar groote waarde aan de positie, welke hij in zijn land bekleedt, maar als minister van binnenlandsche zaken zoude zijne opmerking onmogelijk de beteekenis van een diplo- matieken stap kunnen hebben. Het Journal officiel bevat de benoeming van den oppersten raad in oorlogszaken, ingesteld bij besluit van 27 Juli dezes jaars. In het officieele blad wordt er aan herinnerd, dat volgens het genoemde besluit deze raad zich uitsluitend met de organisatie en de adminis tratie van het leger zal bezig houden, maar dat nooit van dit college de leiding van militaire operatiën zal kunnen uitgaan. Behalve den minister van oorlog, maken de maarschalken Mac-Mahon en Canrobert en o. a. zeven divisie-generaals, waaronder de hertog van Aumale, deel van dezen raad uit. In den officieusen Bien public komt de belangrijke mededeeling voor, dat het nieuwe handelstractaat met Engeland zeer waarschijnlijk tot stand gekomen zal zijn vóór de heropening der zittingen van de nationale vergadering. Uit Weenen wordt gemeld, dat de Cisleithaansche minister-president von Auersperg met den minister van financiën Depretis en den minister van binnenlandsche zaken von Lasser op verzoek van graaf Andrassy naar Pesth vertrokken zijn. Aanleiding tot dit verzoek schijnt de standvastigheid te wezen, waarmede de bud get-commissie der Oostenrijksche delegatie zich tegen de verhooging van de begrooting van oorlog met 4 millioen blijft verzetten. Wanneer de delegatie zich met deze weigering der budget-commissie vereenigt, dan is het aftroden van baron Kuhn als minister van oorlog niet alleen, maar ook dat van von Auersperg als Gisleithaansch minister-president zeer waarschijnlijk. De heer von Auersperg heeft, zooals de KölnischeZeitungverneemt, tegenover den keizer persoonlijk voor de aanneming van het voorstel ingestaan, volgens hetwelk de man schappen gedurende den vollen diensttijd onder de wapenen zullen worden gehouden, Zaterdag heeft de kantonale raad van Genève, na langdurige en levendige discussiën, met 84 tegen 32 stemmen besloten het ingediende voorstel tot schei ding van staat en kerk niet tot de tweede lezing toe te laten. De Geneefsche dagbladen verzekeren dat de debatten hoogst belangrijk waren, en vooral gevoerd werden door den president, den heer Carteret, een vurig verdediger van het voorstel, en den heer James Fazy, die niet alleen voor den staat, maar ook voor de kerk absolute vrijheid eischtte. De tribunen waren stampvol, hetgeen sedert jaren niet het geval was, zooals het Journal de Genève meldt. Dat het vcorstel zooals het ingediend was, verworpen werd, behoeft geen voorstander van scheiding tussclien staat en kerk te betreuren. Deze eenzijdige regeling geheel ten voordeele van den staat en ten nadeele van de kerk moest onvermijdelijk een nog overvloediger bron van twisten en conflicten worden. Niettemin was de aan bieding van het voorstel, hoe gebrekkig het ook in den vorm was, een gunstig teeken des tijds. Le Temps over het Duitsche rijksland. Verschillende Duitsche bladen hebben er hunne blijd schap over uitgesproken, dat door het verstrijken van den termijn voor de optie, 1° October jl., Elzas-Lotha- ringen een zuiver Duitsch land zou worden. Ook de officieuse Provincial Correspondenz heeft daaraan een artikel gewijd en o. a. gezegddat Elzas-Lotharingen in den volsten zin van het woord een Duitsch land zal worden, tengevolge van het vertrek der personen die voor Frankrijk hebben geopteerd. Tegen deze bewering komt le Temps ten sterkste op. De verwachting toch door de Provincial Correspondenz uitgesproken is het gevolg van een geheel valsche appreciatie van de oorzaken en gevolgen der optie. De onderscheiding die men wil maken tusschen hen die vertrokken en die bleven is geheel arbitrair en illusoir, omdat de bewoners der geannexeerde land streken zich niet in een toestand bevonden, die hen veroorloofde geheel vrij te kiezen. Indien men door een plêbiscit over de annexatie had laten beslissen kan zelfs geen enkel verstandig man in Duitschland er aan twijfelen, dat een verpletterende meerderheid zich tegen de annexatie zou hebben verklaard. De meerderheid is evenwel niet geëmigreerd en wel omdat men zoo maar niet emigreert en zich verplaatst als men wil en ook omdat velen van oordeel waren, dat de uitwendige dwang hunne gevoelens geen geweld kon aandoen en dat het beter was zooveel mogelijk het terrein te beveiligen en te verdedigen dan het geheel prijs te geven. De voornaamste en meest verklaarbare prikkel om te emigreeren is volgens le Temps de overhaaste invoering van de Duitsche militaire wetgeving geweest, want het is niet te ontkennendat de militaire dienst plicht de meest hinderlijke van alle verplichtingen is, zoodra hij geheel zuiver is ingevoerd en niet vrijwillig is aangenomen en erkend door hen die er zich aan moeten onderwerpen. De Duitschers beroemen er zich op dat hun geweldig leger niets anders is dan „de natie onder de wapenen" en dit is alles heel mooi en goed, maar om eene natie onder de wapenen te krijgen moet bij ieder het nationaal gevoel levendig zijn en dat kan men door verovering niemand instorten. Het waren daarom vooral jongelieden die emigreerden, en in vele gevallen waren het zelfs kinderen die hunne ouders hebben verlaten; maar ook hebben zich gevallen voor gedaan, dat de ouders zijn vertrokken en de kinderen bleven. Het is niet waarschijnlijk, dat Duitschland in die zoo wreed uit elkander gerukte gezinnen gemak kelijk te verduitschen elementen zal vinden. Een Oos- tenrijksch blad, dat den heer von Bismark zeer gene gen is, de Neue freie Presse, acht zich zelfs verplicht te erkennendat de Pruisische politiek en administratie in de geannexeerde landen volkomen échec heeft geleden en spreekt, met betrekking tot de emigratie, over hen die vertrekken of blijven met eene deelneming die het eer aandoet en waarvoor wij het dankbaar moeten wezen- "Wij maken zegt le Temps deze opmerkingen niet alleen om de redenen die men te Berlijn voor de hooge waarde der optie aanvoert te wederleggenmaar ook voor ons zeiven, en opdat wij bij de levendige sympathie die wij voor de emigranten gevoelen en de groote, broederlijke verplichtingen die wij jegens hen hebben, ons geen verkeerde voorstellingen zouden maken omtrent hen die verkozen hebben te blijven, teneinde zooveel mogelijk de individualiteit van onze oude provinciën te beschermen en te handhaven. Wij willen de toekomst niet vooruitloopenwij willen niets bitters of beleedigends zeggen, maar het is dui delijk, dat indien ten tijde van de Oostenrijkscheo ver- heersching alle Yenetianen waren verhuisd en voor Oos tenrijkers hadden plaats gemaakt er geen Venetiaansche quaestie meer zou hebben bestaan. Daarom is het dan ook in ieder geval goed dat er veel Elzassers in den Elzas blijven. Wij moeten met deelneming, met eerbied allen ontvangen, die hun vaderlijke haardsteden ver laten om tot ons over te komen; wij moeten hen een hartelijke genegenheid toonen en hen krachtig steu nen, maar wij moeten ook voor hen die de andere partij kozen het beste wenschen en hun onze sympathie schenken. Het zij nogmaals herhaald: wij weten niet, en wij willen ook niet onderzoeken wat de toekomst voor ons bevat, maar in ieder geval moet na de politieke schei ding de wederzijdsche genegenheid blijven bestaan. De herinnering en de hoopde hoop die niemand kan wor den ontnomen, blijven een wet waaraan wij allen zijn onderworpen. Wij durven hopen, dat deze taal niemand kwetsend zal toeschijuen. Wij Spreken niet over revanche, en zoo wij in dien zin iets wilden zeggen dan zouden wij de Elzassers tot geduld aansporen. Wat het tegen woordige betreft kunnen zij niets doen dan zich schik ken en op hunne hoede zijn. En wij ook, wij moeten met het oog op onze sympathiën voor den Elzaseven zeer als voor zooveel andere zaken, slechts zorgen te volharden ter bereiking van het doel dat wij ons zeiven hebben voorgesteld, zonder twist of verwarring onze bestaande instellingen bevestigen en volmaken, ons zei ven meer eu meer bekwamen in de toepassing der be ginselen van vrijheid en rechtvaardigheid. Dat is het zekerste middel om een band te onderhoudendie niet verbroken kan worden, en sympathiën te bestendigen, die zullen blijken verheven te zijn boven het spel van macht en toeval. 3eettjïrtrtgett, Aangaande de op 27 September jl. te Neuzen uit zee binnengebrachte, door het volk verlaten Engelsche brik Attaliah, is thans gebleken dat de gezagvoerder W. Redlington met zijne manschappen benevens zijne vrouw en twee kinderen het oogenschijnlijk reddelooze schip in het Kanaal met de barkas hebben verlaten en zijn opgevischt door een vaartuig dat hen allen behou den te Ramsgate heeft aangebracht, van waar zij bereids te Neuzen zijn aangekomen. Door de daarop rechtheb benden gereclameerd, wordt het schip, dat in ballast van Londen kwamthans zeilvaardig gemaakt om naar Engeland terug te keeren, teneinde aldaar de noodige reparatiën te ondergaan. IjanMsbmcljtcn. GRAAN MARKTEN ENZ. Rotterdam, 7 October. Nieuwe en jarige Zeenwsche, Ylaamsche, Flakkeesche en Overmaassche tarwe werd heden ruim aangeboden. Door geringe vraag vond jarige tot 25 cent per hektoliter verlaging langzaam plaatsing; de nieuwe soorten vonden slechts gedeeltelijk tot ruim 50 cents per hektoliter verlaging koopers. Voor de goede en puike nieuwe bedong men van f 12.25 a f 12, voor de mindere van f 11.50 a fit), jarige puike van f 14.75 a f 14.50 en mindere van f 13.50 a f 14.25 per hektoliter. Nieuwe rogge bij ruimen aanvoer tot flauw vorige prijzen gedeeltelijk verkocht. Nieuwe Zeeuwsche en Vlaamsche bracht van f 7.60 a f 7.25 en Noord-Brabantsche van f 7 a f 7.25, jarige Zeeuwsche en Ylaamsche van f 7.50 a 7 en Noord-Brabantsche van f 6.75 a f 7 per hektoliter op. Nieuwe winter- en zomergerst bij kleinen toevoer tot ruim vorige prijzen te plaatsen. Voor de nieuwe winter bedong men van 7.10 a f 6.80, en zomer van f 5.75 a f 5.50 per hekto liter. Jarige winter van f 5.50 a f 5 en zomer van f 5.50 a f 5 per hektoliter. Haver bij ruimen aanvoer tot 10 cents per hektoliter verhooging vlug te verkoo- pen. Voor den langen besteedde men van f 3.50 a ƒ4 en voor den korten van f 3.75 a f 4-.50 per hektoliter, terwijl men voor 70/72 pd. inlandsche voer f 8, 70/74 pd. dito f 8.80 en 77/78 pond dito f 8.50 per 100 kilo be-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 3