Öuitmlanö. ging zal het zwaartepunt liggen. De regeering handelt zelfstandig, maar zij is bereid van hare handelingen rekenschap te geven'aan de vertegenwoordiging. Van de wijze waarop deze die rekenschap zal ontvangen zal het afhangen of de regeering haar taak kan voortzet ten. Geleid door de beginselen der grondwetwenscht de regeering de zedelijke en stoffelijke belangen des volks te bevorderen, voornamelijk door uitbreiding van het onderwijs en door wegneming vau de belemmeringen tegen de vrijheid, voor zoover dit niet in strijd is met de openbare orde. Door den heer van Zuylen en door den minister werd nog bij herhaling gerepliceerd. De eerste merkte op dat dc regeeringsverklaring omtrent de wettelijkedeger- organisatie ons niet verder brengt. De minister van justitie verklaarde nog dat, vóórdat het ministerie opgetreden is, het zich heeft verslaan omtrent do hoofd- quaestiën en de hoofdbeginselen cn daaromtrent is over eenstemming verkregen. De beer Jonckbloet protes teerde tegen de bewering van den heer van Zuylen, dat het kabinet uit de meerderheid had moeten samengesteld worden, die ds inkomstenbelasting heeft afgestemd. De liberale partij althans had zich niet gaarne daartoe geleend. De heer van Iieenen deed cene mededeeling. Hij achtte de optreding van dit kabinet niet in strijd met de constitutioneele begrippen. Wel rekende hij, dat in dc gegeven omstandigheden de optreding van een ander kabinet alleszins gewettigd ware geweest, maar tevens kon de samenstelling van een kabinet als het tegen woordige als de éenïge solutie worden aangemerkt om duurzaamheid te verkrijgen voor de regeering en tot afdoening van zaken. Om die reden dan ook en om persoonlijke redenen heeft de spreker geweigerd de hem op 8 Juni aangeboden opdracht, tot. kabinets-for- matie le aanvaardenomdat een door hem samengesteld kabinet zou beschouwd zijn als een kabinets-minderheid in de kamer en dus niet in staat om zich den noodigen steun te verwerven tot afdoening van de groote vraag stukken. Intusschen verklaarde de heer van Recnen tevens, dat hij den 8cn Juni niet geraadpleegd is gewor den en niet gesproken heeft als vertegenwoordiger van cenige partij, want hij behoort tot geen partij. Boven dien meende hij dat ér zulk een principieel verschil niet bestaat tusschen de conservatieve cn de liberale partij, en hij hoopte dat het bestaande verschil hoe langer zoo meer zou wijken. Na goedkeuring van de eerste paragraaf kwam de 2" zinsnede, die betrekkelijk de buitealaadsehe betrek kingen in behandeling. Twee hoofdpunten werden daarbij besproken. De heer Godefroi bracht dc quaestie der Ilumeensche geloofsver volging ter sprake en vroeg met nadruk den steun ook van de Nederlandsche diplomatie voor de pogingen van het Nederlandsche comité om aan de gruwelen een einde te maken, om deze zaak der humaniteit en beschaving bevorderlijk te zijn. De lieeren Heydenrijckvan Kerk wijk en C. van Nispen spraken een woord van warme sympathie ten behoeve der vervolgden in Rumenië. De eerste waarschuwde echter de regeering bier met voor zichtigheid cn beleid te handelen en niet zoo spoedig tractaat-schennis te erkennen. De minister van bui- tenlandsche zaken erkende met dien spreker dat met voorzichtigheid moest worden gehandeld. Ilij wees op hetgeen reeds in 1868 en in 1872 van dc zijde van Nederland's vertegenwoordigers is gedaan en beloofde dat de regeering het mogelijke zou doen om den toe stand der ïsraëlietische bevolking in Rumenië te lenigen. Een zeer uitvoerige discussie had voorts plaats over de toelating der Internationale hier te lande. De heer van Zuylen van Nijevelt protesteerde daartegen op grond van de'wet en op grond vooral van onze internationale betrekkingen. De minister van buitenlandsche zaken deelde evenwel mede dat de toelating van het congres geen nadeeligen invloed op onze betrekkingen met de vreemde mogendheden heeft gehad: noch vroegernoch later zijn te dezer zake vertoogen bij de Nederlandsche regeering ingediend en na afloop van het congres is van velschillende kanten niet alleen erkend dat het congres geheel onschadelijk voor Nederlandmaar zelfs niet on gunstig voor het algemeen belang is geweest. De zaak werd voorts uit een politiek en staatsrechter lijk oogpunt besproken, eenerzijds door de lieeren Heems kerk Az., deBrauw, Heijdenrijck en C. van Nispen, anderzijds door de heeren Gratama, Crcmeis, Godciroi cn van* der Linden. Eerstgenoemden laakten de handel wijze der regeering. De Internationale is gekant tegen de bestaande orde van zaken, tegen de beschaving in 't algemeen. Het gebeurde in Ierland en te Parijs leerde dat gerustheid omtrent den goeden afloop van bet congres gevaarlijk was. De regeering had in de vreemdelingen wet en* voorts in de wet op het recht van vcreeniging en vergadering het raiddel in de hand om de vreemde lingen te weren, die geen politieke vervolgden zijn, maar misdadigers, die slechts bijeen komen om de middelen te beramen op welke wijze zij de maatschap pelijke orde kunnen verstoren. De in de tweede plaats genoemde heeren verdedigden de handelwijze der regeering, brachten haar zelfs lof voor de vrijheid van discussie die zij toegelaten bad, en betoogden hierbij dat de wet op het recht van vcreeniging en vergade ring een zuiver repressief karakter heeft en niet een preventief karakter. De minister van justitie voegde er hij dat zelfs, zoo de regeering de macht had gehad het congres te verbiedenzij het niet oorbaar had ge acht daarvan gebruik te ma'kenmet 't oog op de ver wachtingen, die door het congres bij den arbeidenden stand waren opgewekt. Thans was het doel der Inter nationale des te helderder aan het licht getreden en de gevolgen waren geweest verzwakking van den in vloed dien de Internationale nog hier en daar mocht gehad hebben, ook door de verdeeldheid die in eigen boezem gebleken is te bestaan. Op een vraag van den heer Heemskerk Az. gaf de minister nog te kennen, dat de regeering zich op de hoogte had laten houden van hetgeen in de geheime vergaderingen van de Internationale besproken is ge worden. Door den heer van Houten is een amendement voor gesteld op 4, strekkende om daaraan toe te voegen de volgende alinea: „Wij vertrouwen, dat de zoolang gewcnschte cn zoo dringend noodige verbetering van liet belastingstelsel niet uit het oog zal worden verloren." Bij de in de zitting van heden voortgezette discus sie óver het ontwerp-adres van antwoord op de troonrede, werd een amendement van den heer Kombach, strekkende om den laatstcn zin van 3 aldus te lezen: „Mogen de maatregelen tot bestiijding der besmettelijke veeziekte doel treffen en onzen veestapel tegen groote rampen behoedenaangenomen met 29 tegen 26 stemmen. ITet amendement van den lieer van ITouten op 4 werd door den voorsteller ingetrokkennadat de regee ring had verklaard, dat in de troonredegeenemelding van belasting-hervorming was gemaakt, omdat, naar hare meeningherziening van den census moest voorgaan. Bij de paragraaf betreffende de militaire aangelegen heden gaf de minister van oorlog te kennen, dat de reden tot intrekking der verschillende militaire wets ontwerpen was gelegen in onderscheidene bezwaren die tegen die wetsontwerpen waren ingebracht. Ilij verklaarde eerst de beslissing der kamer te zullen vragen omtrent de quaestie der algemeene persoonlijke dienstplichtigheid cn voornemens te zijn daarna militie- en schutterijwetten in te dienen. Tegen de regeling der leger organisatie bij de wet had hij wel geen grondwet tig bezwaar, doch hij acht zoodanige regeling noch mogelijk, noch wenschelijk; indien echter de kamer haar wenscht is hij bereid een wetsontwerp daarvoor in te dienen. De indiening van het wetsontwerp tot herziening van den census kan, volgens de verzekering der regeering, eerstdaags w orden tegemoet gezien. Door den heer Sasymaus "Vader was een amende ment ingediend om achter 7 te laten volgen„Terwijl, wat het lager onderwijs betreftwij tevens den wens'ch uiten, dat op een billijke wijs moge worden te gemoet gekomen aan de bestaande bezwaren bij velen in den lande." Ditamenement werd verworpen met 60 tegen 5 stemmen omdat men de onderwijs-qnaestie liever bij de 'begrooting wilde behandelen. net geamendeerde ontwerp-adres werd in zijn geheel aangenomen met 63 stemmen tegen 1 stem. Op voorstel des voorzitters is Zaterdag naar aan leiding der voorschriften van art. 130 van het; reglement van orde bepaald dat do behandeling zal worden hervat van de volgende wetsontwerpen: onteigening ten behoeve van een spoorweg van Zeven bergen naar Zwaluwe verandering der grenzen van de gemeenten Eindhoven, Woensel en Tongelre; voorziening tegen besmettelijke ziekten; regeling van den dienst en het gebruik der spoor wegen vaststelling van het slot der rekening van de koloniale uitgaven en ontvangsten voor Suriname over het dienst jaar 1387; vaststelling der tarieven van in-, uit- en doorvoer in Nederlaudseh-Indië]: goedkeuring van liet tusschen Nederland en Spanje gesloten tractaat van handel en scheepvaart; bekrachtiging van een overeenkomst met de Amster- damsche kanaalmaatschappij. (Deze wetsontwerpen zijn tegen een nader te bepalen dag aan de orde gesteld.) Verder van de volgende wetsontwerpen a wijziging der wet regelende de bevordering, het ont slag eu bet op pensioen stellen der militaire officieren bij de landmacht; b houdende eene nieuwe rechterlijke inrichting; c tot wijziging der wet betreffende de burgerlijke pensioenen en van andere daarmede verband houdende bepalingen cl tot. vaststelling van het slot der rekening van de koloniale uitgaven en ontvangsten voor Curasao over 1867 e tot goedkeuring van artikelen der overeenkomst met Spanje, houdende vaststelling der rechten, voor rechten, vrijdommen enz., der consuls van den eenen in den anderen staat; tot vaststelling der tarieven van gerechtskosten in burgerlijke en militaire strafzaken: g tot scheuking aan de gemeente Hillogersberg van de onverdeelde helft in een schoolgebouw met huiserf en bergplaats voor de brandspuit te Terbreggc. Omtrent het wetsontwerp vermeld onder a was het eindverslag nog niet opgemaakt; omtrent die onder b en c waren de voorloopige verslagen vastgesteld; omtrent die onder d en e had het onderzoek in de afdeelingen plaats gehad; omtrent die onder en g moet dat onderzoek nog geschieden. ALGEMEEN OVERZICHT. De dag van 22 September is in Frankrijk over bet geheel rustig voorbijgegaan. Op enkele plaatsen slechts werd door een particulier banket de herinnering aan de vestiging van de eerste republiek gevierd. Te Lyon waren de bureaux van een der daar gevestigde dagbladen geillimuneerd en waren door de militaire autoriteiten eenige voorzorgsmaatregelen genomen, die echter bleken noodeloos te zijn, daar de avond kalm voorbijging. Alleen te Marseille schijnt de militaire overheid, met het oog op den staat van beleg, waarin die stad nog verkeert, het wenschelijk te hebben geacht om de zaal waarin een particulier banket plaats bad te ontruimen, hetwelk zonder den minsten tegenstand geschiedde. net banket dat eergisteren bij een landbouwfeest te Beaumont le Roger werd gehouden heeft den heer de Broglie aanleiding gegeven om het voorbeeld van ver scheidene zijner collega's, leden van het rechter centrum in de nationale vergadering, te volgen en ook zijne politieke denkbeelden openbaar te maken. Hij heeft dit gedaan in een brief in le Courrier de France en in le Frangais. De heer de Broglie verontschuldigt in de eerste plaats hen die het banket op dien dag hadden bepaald, den prefect van het departement van de Eure en de leden van de maatschappij van landbouw, die er volstrekt niet aan hadden gedacht, dat 22 September de gedenkdag van een historische gebeurtenis wasdie dag kwam op den almanak waarvan die heeren zich bedienden niet als zoodanig voor Wat zijn politiek standpunt betreft, verklaart de heer de Broglie dat noch hij noch zijne vrienden ooit aan Thiers hebben verzocht de monarchie te stichten of zelfs maar voor te bereiden. „Zij die dit valsche beweren tot walgens toe herbalen zijn zelve zeer goed van het tegendeel overtuigd", zegt de heer de Broglie. Hij werpt ten stelligste de verdenking van zich, als zou hij in het geheim voor de monarchie gestemd wezen en schijnt een voorstander van de conservatieve repu bliek te zijn. In het slot van zijn brief zet de heer de Broglie zijne zienswijze omtrent het verschil tusschen conservatieve en radicale republiek uiteen. Hij bezweert den heer Thiers zich niet gelijk te stellen met een Danton Saint Just cn Robespierre, waartoe bij gemakkelijk zou kunnen komen, en eisclit dat de thans bstaande regceringsvorm zich in beginselen en handelingen zal onderscheiden van „de radicale en geweldadige repu bliek die nog slechts in het brein en de voorstellingen van de partij van het uiterste bestaat." Het bericht van l'Echo du parlement omtrent het ontslag door den heer von Arnim als gezant van Duitsch- land te Parijs aangevraagd, blijkt geheel onjuist te zijn. De Kreutzzeitung spreekt het bericht ten stelligste tegen. Volgens een telegram uit Parijs aan the Times wordt de heer von Arnim weldra weder in Frankrijk hoofdstad terug verwacht. Omtrent het verhandelde bij de keizerbijeenkomst te Berlijn zal men nu in Frankrijk wel voldoende zijn in gelicht. De Fransche gezant te Berlijn, Gontaut-Biron, is te Parijs geweest en heeft bij Thiers gedineerd. Misschien was hij wel de overbrenger van bet bericht, hetwelk ook aan the Times uit Parijs is gemeld, dat nl. keizer Wilhelm voornemens zou zijn het Duitsche be zettingsleger in Frankrijk, na de betaling van het tweede milliard van de oorlogsschuld, aanmerkelijk te vermin deren. Dit plan zou een gevolg zijn van de conciliante overwegingen die tusschen dc drie keizers hebben plaats gehad. Het is dan ook inderdaad wel wenschelijk dat al thans door een enkel feit van de verzoeningsgezinde en vredelievende bedoelingen der mogendheden, waar van reeds zooveel is verteld worde blijk gegeven. De verhouding tusschen kerk en staat begint meer eu meer algemeen eene question bruiante te worden. Terwijl het conflict tusschen de Pruisische regeering en den bisschop van Ermeland nog hangende is de bisschoppen te Fulda de quaestie bespraken en deze ook een der voornaamste onderwerpen is op het pro gramma voor het congres der oud-katholieken te Keulen, heeft een belangrijk conflict plaats gehad tusschen den staatsraad van Genève en den heer Mcrmillodgeeste lijke aldaar. Tengevolge van een pauselijke breve en van een besluit van den staatsraad van Genève van 1819 zijn de administratieve belangen der katholieken in Genève opgedragen aan den bisschop van Lausanne. De paus had echter met de behartiging van die belan gen zonder daarvan aan den staatsraad kennis te geven, den heer Mcrmillod, bisschop van Hébron i.p. i., belast. De staatsraad verbood den heer Mcrmillod zijne function uit te oefenen en beval dat alleen de jurisdic tie van den bisschop van Lausanne zou worden erkend. De heer Miimillod weigerde echter de competentie van den staatsraad te erkennenen deze heeft daarop be sloten den heer Mermillod niet meer als priester te Genève te erkennen en zijn traktement als zoodanig in te trekken. De Beierseke minister-crisis schijnt hare beslissing te naderen. Terwijl men ieder oogenblik dc benoeming van den heer von Pfretzschner tot minister van buiten landsche zaken tegemoet ziet, wordt nu ook gemeld, dat als zijn opvolger voor de portefeuille van financiën met zekerheid kan worden genoemd de heer Iiochder, zoodat wanneer die beide benoemingen hebben plaats gehad het kabinet weder compleet zal zijn. De nieuwe koning van Zweden en Noorwegen heeft in eene ordonnantie aan den raad van staten de ge-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 3