Mengelwerk. a 8000 personen. De riflemen en ook de Noord-Neder landers hebben tot 5 uren in den morgen gedanst, en allen bekenden dat zij zelden schooner feest hebbben bijgewoond. Ten slotte is door de stafofficieren der burgerwacht aan de bevelhebbers der Engelschen Nederlandsche de tachementen een banket aangeboden. De schietwedstrijd blijft tot 30 dezer geopend. DE GOEDE OUDE TIJD. II De overhaasting, zoowel in onzen arbeid als in ons genot, is oorzaak dat wij alles waartoe ernstige inspanning van den geest wordt geëischt, voor zooverre het niet tot ons bijzonder beroep behoort, vol eerbied uit den weg gaan. Evenmin willen wij iets van kalm naden ken weten. Er is een geest van onrust in de mensch- heid gevaren, een zeker teeken dat wij in een groote overgangsperiode verkeeren. Zelfs menschen die eigen lijk geheel buiten het bedrijvige leven staan, kunnen zich niet aan den drang van den tijd onttrekken. Als zij niets te doen hebben gaan zij reizen, om zich elders evenzeer te vervelen als te huis. Onze tegenzin tegen beschouwingen en overdenkingen blijkt duidelijk daaruit, dat wij twee vormen om het resultaat van onze b3schou- wingen en overdenkingen neder te leggen bijna volstrekt niet meer kennen, n. 1. het dagboek en de vertrouwe lijke brieven, waarmede onze voorouders heel wat tijd hebben zoek gemaakt. Wie houdt tegenwoordig nog een dagboek, dat wil zeggen een correspondentie met zichzelvenwaarin men met zijn dierbaar ik coqnetteert en zich meerder of minder brutaal voorliegt? Misschien nu en dan nog een sentimenteel dametje op een kostschooldat naïef genoeg is om van de in haar ontwakende gevoelens boek te willen houden. Ter nauwernood echter zijn de deuren van het pensionaat achter haar gesloten, of het dagboek wordt ten vure gedoemd of hier of daar in den hoek van een kast aan de vergetelheid prijs gegeven. Vroe ger was dat geheel anders. Toen hielden niet alleen de sentimenteele kostleerlingen, maar zelfs dames en hoe ren van aanzien met nauwgezetheid een dagboek, en als zoonlief naar de academie ging verzuimde papa stellig niet hem op het hart te drukken, dat hij ter stond een dagboek zou aanleggen. Welk aanstaand student durft men tegenwoordig nog met zulk een voorstel aankomen? Hoe algemeen vroeger de gewoonte van een dagboek te houden was blijkt o. a. daaruit, dat in vele oude romans de schrijver zoodra bij verlegen was naet den vorm om zijn verhaal verder te ontwikkelen, een brokstuk uit het dagboek van Adolar of Auiora er in opnam. Men viüdt zelfs romans die geheel uit dagboeken bestaan. Tegenwoordig neemt zeer zelden een romanschrijver tot dit hulpmiddeltje zijn toevlucht en als hij het doet, dan geschiedt het nog altijd met machtiging van de /alle conventie. Eerlijke dagboek schrijvers moet men met een Diogenes-lantaarn zoeken, en als in twintig jaren Bauernfelds „Tagebueh" slechts eenmaal wordt opgevoerd zal de critiek waarschijnlijk het kenmerk en de historische beteekenis van een dag boek evenzeer voor het geëerde publiek moeten verkla ren als ik voor mijn neuswijze telg het wezen en de beteekenis van een snuiter moest uiteenzetten. Evenals met het dagboek gaat het ons met de ver trouwelijke brieven. Wij schrijven wel ontzettend veel brieven, dat bewijzen de jaarlijksche verslagen der pos terijmaar hun vorm eu stijl nadert die van de tele grammen. Een heerlijke uitkomst voor het snel voort woekerende laconisme is de uitvinding van de brief kaarten geweest. De brief als litterarisch kunstproduct behoort tot hot verledene. De geestige en gemoedelijke causerie is uit de brieven gevlucht onder de lijn in de couranten en heet thans feuilleton. Wij hebben tijd nog lust voor een vertrouwelijke correspondentie, zooals men die in den goeden ouden tijd gewoon was te voeren. Het gaat er mede als met de tabakspijp die bijna geheel door de sigaren wordt verdrongen. De pijpvooral de langedoet een bespie gelend karakter bij den gebruiker onderstellen. Zij heeft behoefte aan een zorgvuldige verpleging, anders weigert zij haar dienst. Dat alles kost tijd en geduld, en daaraan hapert het ons juist. Hoe geheel anders is dit bij een sigaar: Een, twee, drie en het ding brandt. Is zij weerspannig dan gooien wij baar eenvoudig weg en nemen een andere, evenzoo als wij een nieuwe brief kaart grijpen en degene die wij verknoeiden wegwer pen. Met stomme verbazing bewonderen wij tegen woordig de langdradige briefwisselingen uit vroeger tijd, die somtijds boekdeelen vulden, zocals b. v. de briefwisseling tusschen Wilhelm von Humboldt en eene vriendin. „Hemelsche goedheid, denken wij onwille keurig, hoeveel ledige tijd moet de man gehad hebben die over zoo onbeduidende dingen zoo'n eindelooze reeks van brieven schreef.'' En toch was von Humboldt miuder dan iemand anders een tijd verkwister. Maar het gemoedsleven van dien tijd was ontzettend veel rijker en had veel grooter omvang dan dat van onze dagen, en daarom kregen zaken waarover wij onver schillig heenglijden voor onze ouders een hoogere betee kenis. Hun leven ging rustig en kalm voort, teiwijl het onze met de snelheid van den stoom voortjaagt. Het leven stelt ons eischen en vordert onze krachten in honderd verschillende vormen waarvan men vroeger niets wist. De menschen van dien tijd verlangden met recht van de kunst een tegenwicht voor hun gelijkma tig kalm bestaan. Vandaar hunne voorliefde voor het ernstige drama en de tragediën. Wij daarentegen ver langen van de kunst in de eerste plaats uitspanningen verstrooiing als tegenwicht voor onze ingespannen, ver moeiende levenswijze, en daarom vindt tegenwoordig de in het wit gekleede muze den meesten bijval. Het is niet tengevolge van een bedorven smaak alleen dat Offenbach's operotten zoozeer worden gezocht, maar ook tengevolge van de dringende behoefte aan ontspanning, aan rust na de overmatige inspanning van onzen ge^st, bijna uitsluitend in practischen richting. De kunst moet ons opwekken, met denken moet men ons echter van het lijf blijven! Vandaar de tegenzin van het groote pu bliek tegen de tragedie. Hoe lang zal het duren eer ook zij voor goed zal zijn verdwenen! Doch niet alleen de ernstige poëzie maar geheel de fraaie letterkunde wordt op bedenkelijke wijze met veronachtzaming bedreigd. Hadden wij de s.jhoone en betere helft der menschheid, de vrouwen, niet vóór ons, wie weet hoe het dan in den tegenwoordigen prac tischen tijd met ons, arme dichters, nog zou atioopen. Vroeger was een nieuw boek van een dichter het onder werp van het gesprek in alle beschaafde kringen en behoorde het tot den goeden toon het te hebben gele zen. Thans leest de man, behalve de politieke bladen, bijna niets dan de boeken die zijn vak betreffen, en de klimmende eischen van zijn beroep maken dit nood zakelijk. Voor de fraaie letteren blijft hem weinig tijd meer over. Gedichten en romans worden tegenwoordig eigenlijk slechts door de vrouwen gelezen. Het heer- schende geslacht kent, wel beschouwdde vorsten, graven, baronnen en ridders op geestelijk gebied slechts par renommee n. 1. door cmiache beschouwingen in de dagbladen. Deze onthouding van het mannelijke pu bliek oefent op de litteratuur zelve een eigenaardigen invloed uit, want deze moet zich min of meer richten naar den smaak van haar voornaamste consumenten, de vrouwen. Ea wij danken er den heicel voor dat zij althans nog lezen. Wee ons, als ook zij zich uitsluitend met practischen arbeid zullen gaan bezighouden l Voor- loopig echter zuilen de dichters nog niet voorgoed ver dwijnen. Met een ander geslacht schijnt dit wel het geval te ziju n. 1. de origineelenniet alleen de goden maar ook les originaux s'en vont De hemel weet hoe het komt, dat onze zooveel bewogen tijd zoo weinig origineelen oplevert. Men zou denken dat onder de menigte in drukken die tegenwoordig de menschheid overstelpen ieder eigenaardige karaktertrek ruimschoots voedsel zou vinden. Maar juist het tegenovergestelde is het geval. Het gaat ons als de steenen in den molen. Wij worden zoolang rondgedreven totdat alle hoeken en scherpe kanten zijn afgesleten en gelijken ten slotte allen op elkander als het eene ei op het andere. Vroe ger had iedere stand, ieder beroep, iedere stad haar eigenaardig kenmerk. Thans is alles aan elkander ge lijk. Treedt hier of daar somtijds nog een origineel op dan maakt hij den indruk als een Chineesch of een Alrikaan in ziju nationaal costuutn te midden van een beschaafde stad. Zelfs de origineelen par excellencede dramatische kunstenaars en kamergeleerden onderschei den zich in geen enkd opzicht meer van de gewone menschenkinderen. Welke wonderlijke verbalen wa-en vroeger niet van de beroemde personen in omloop! Wat een reeks van anecdotes was met den naam van deze of gene letterkundige of wetenschappelijke groot heid verbondenTegenwoordig hoort men slechts van reusachtige honorariums en opbrengsten an gastvoorstellingenof van eenig krakeel op het gebied van kunsten of wetenschappen, maar de tijd der anec dotes is voorbij. Ook de muzen zijn positief en ernstig geworden en hare priesters veroorloven zich geene zijsprongen meer. Ternauwernood vergunt zich eene van hare priesteressen nu en dan nog een kleine afwijking. In Óen woord de orglneelen sterven uit. Ik zou mijn register nog grooter kunnen maken en spreken over de halfvergeten volksliederen en het eens voor heilig gehouden geslachtsregister dat door een photographie-album is vervangen, maar ik vrees dat mijne beschrijving zou gaan gelijken aan een bezoek op een kerkhof en dit valt in niemands smaakAls mijl paal op den grooten weg des levens hebben echter de typen en vormen die verdwenen zijn hunne beteekenis, en daarom beloont het steeds de moeite in het voorbij snellen er een oogenhlik de aandacht op te vestigen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 3