Vanwegrj Engeland was een herziening voorgesteld, ge lijk men zich zal herinneren, en die de strekking moest hebben om alle fabrieken onder opzichtte doenwerkenj teneinde aldus de belasting te doen heffen van de wer kelijk gefabriceerde suiker. Tegen dat stelsel zijn even wel vanwege de andere staten zoo groote bezwaren opgeworpendat men het heeft moeten opgeven. Men schijnt zich alleen verstaan te hebben omtrent het wen- schelijke van een onderzoek door deskundigen omtrent de vraag, of niet langs scheikundigen weg bij den in slag een meer juiste waardeering der suikersoorten te verkrijgen ware, en op een wijze die door ambtenaren van de belasting is toe te passen. BENOEMINGEN EN BESLUITEN. MTNISTERIEELE DEPARTEMENTEN. Belast met het toezicht op de inrichting en den gang van het werk ter algemeene landsdrukkerij de heer J. vanReijerdam, commies bij het departement van binnenlandsche zaken. Benoemd bij het departement van binnenlandsche zaken tot hoofdcommies mr. D. J. Zublithans commies en tot adjunct-commies Aug. Belinfante, thans le klerk qij dat departement. ONDERWIJS. Eergisteren namiddag te halt éen uur werd de ten toonstelling van hulpmiddelen hij het middelbaar onder wijs in het park Tivoli te Utrecht geopend. De voor zitter der Vereeniging van leeraren bedankte de regelingscommissie voor haar ijverigen arbeid. DT. Hu- brecht, president der regelingscommissie, beantwoordde den spreker; hij zeide dat het doel der tentoonstelling tweeledig is, om namelijk de leeraren de middelen te doen kennen, waardoor hun ambtgenooten het onder wijs aanschouwelijk weten te maken, en het publiek de methode en de leermiddelen van het middelbaar onder wijs te doen waardeeren. Te 2 uren kwamen ongeveer 90 leden in de gymnas tiekzaal bijeen. Daar bracht de heer van Otterloo den dank der vergadering aan de regelingscommissie ea haar voorzitterden heer Hubrechtvan wien het initiatief tot de tentoonstelling was uitgegaan. De heer Hubrecht deelde mede, dat van regeeringswege een subsidie van f 600 voor deze tentoonstelling was toegestaan. Vervolgens werden achtereenvolgens de volgende vraagpunten in behandeling genomen: „Hoe moet het programma van onderwijs der derde klasse zijn ingericht op een hoogere burgerschool van öjarigen en op eene van Sjarigen cursus, om te voldoen aan de behoeften, zoowel van hen, die gedurende 3 jaren, als van hen die gedurende 5 jaren middelbaar onderwijs weuschen te genieten „Een algemeen reglement voor de eind-examens der hoogere burgerscholen is verkieslijk boven algeheele vrijheid der commissiën. Zal men met vrucht de wer king van het bestaande reglement kunnen beoordeelen en bespreken, dan is het in de eerste plaats noodzakelijk, dat de regeering jaarlijks de verslagen van de commis siën in hun geheel openbaar maakt. „Behoort in een reglement voor de eind-examens der hoogere burgerscholen de geheele inrichting van het examen te worden voorgeschreven? „Is het uitspreken van een ongunstig oordeel over het reglement, waardoor thans de eind-examens worden geregeld, niet geraden en gepast? „Zou het niet wenschelijk zijn, dat het programma van het eind-examen vereenvoudigd werd?" „De vergadering, van oordeel zijnde dat de groote verscheidenheid der leerstof aan de hoogere burger scholen met öjarigen cursus tot nadeel strekt van het onderwijs, en dat inkrimping noodzakelijk is, noodigt het bestuur uit, aan de algemeene vergadering van 1873 een voorstel te doen, om aan dit bezwaar te ge- moet te komen." Naar aanleiding van deze laatste motie ontstond een uitvoerige discussie over de vraagof beperking van de onderwezen vakken, gelijk de heer Zaaijer wilde, dan wel alleen beperking van het eind-examen noodig was. De vergadering verklaarde zich ten slotte voor beperking van het eind-examendoor zich te vereenigen met deze motie van den heer van Bemmelen: „De vergadering, van oordeel zijnde dat de groote omvang van het eind-examen der hoogere burgerschool tot nadeel strekt van het onderwijs, en voor verschil lende vakken inkrimping wenschelijk is, noodigt het bestuur uit eene commissie te benoemen, die aan de volgende algemeene vergadering van 1873 een voorstel indient aangaande de middelen die tot dat doel zonden kunnen leiden." Nadat nog besloten was, dat men zich voortaan bij het stellen van vraagpunten voor de sectiën niet zou hebben te bepalen bij zuiver paedagogische onderwer pen, ging de vergadering uiteen. Gisteren morgen te 10 uren werd de tentoonstelling voor het publiek geopend en drukbezocht. GEMENGDE BERICHTEN. De groothertog van Luxemburg heeft in de orde van de Eikenkroon tot officier benoemd de keerenW. H. Door man, kapitein bij het regiment grenadiers en jagers; I. des Amorie van der Hoeven, lid en secretaris van het centraal comité van den Nederlandschen weerbaarheidsbond mr. W. L. Schitter, kapitein-kommandant der Vereeniging tot onderlinge oefening in den wapenhandel te Groningen; mr. D. P. H. Aberson, majoor-kommandant van het ar tillerie-vrij korps te Helder, en jonkheer J.T. H. Van der Feltz, lid der regelingscommissie voor den 3cn ualionalen schietwedstrijd op de Wiesselsche heide, en tot ridder den heer G. A. Schoehuizen, secretaris der voormelde commissie. Uit Enschede schrijft men van 29 Augustus„Het was Dinsdag avond reeds te voorzien, dat het niet rustig ouder de fabrieksarbeiders zou blijven. Gisteren avond toch trok men met troepen door de stad, hiel en daar werden bij eenige fabrikanten de glasruiten ingeworpen, tenvijl het meerendeel zich voor het stad huis vereenigde en daar post vatte. Naar ik verneem, werden twee jeugdige belhamels in verzekerde bewa ring gesteld. Te 10 uren werden met trommelslag de schutters onder de wapens geroepen en het mocht hun spoedig gelukken om de straten van het opgewonden volk te zuiveren. Ongeveer twaalf uren kwamen met een extra trein 15 huzaren uit Almelo. Tegen heden avond zijn de noodige voorzorgsmaatregelen genomen omtrent de oorzaak van dit alles weet men niets met zekerheid op te geven." {'Dagblad van 's Grav.) Men deelt aan de Asser courant het volgende ter plaatsing mede„De Amsterdamsche politie heeft twee honderd een en twintig signalementen van zakkenrol lers naar Groningen gezonden." VERKOOPINGEN EN AANBESTEDINGEN. Gisteren heeft door het bestuur van het waterschap Ellewoutsdijk en den calamiteuzen polder Borssele de besteding plarts gehad tot verbetering en onderhoud der gewone aarde-, kram-, rijs- en steenglooiingwerken aan genoemd waterschap. Ingeschreven is: voor het lc perceel, polder Borssele, door M. do Vriend, f 27,000; M. Paauwe, f 22,000; Joh*. Koole, f 22,222; G. van de Vreede, f 25,000; H. J. Visserf 23,000P. J. van Remortelf 22,400 P. den Boer, f 27,000; P. J. Visser Pz.25,000; Ds. Tuolens, f 22,000; Dan'. Tholens, f 25,000; O. Wisse, f 21,580; Adrn. Binders, f 22,000en Iz. van Male, f 21,400. Bij opbod is Marinus de Vriend aannemer geworden voor f 21,200. Voor het 2e perceel, watering Ellewoutsdijk, door: Jan Leys, f 25,000Ds. Tholens, f 21,500J". Koole> 22,222; P. J. Visser Pz., f 24,000; II. J. Visser Pz.» f 21,500; A. Bindersf 23,900Dan'. Tholens, f 21,000; G. van de Vreede, f 25,000; M. Paauwe, f 18,500; W. A. Visser, f 35,000; P. den Boer, f 26,000; P. J. van Bemortel, f 20,897; Jz. van Male, f 20,700; O. Wisse, f 19,600 en M". de Vriend, f 24;000. Bij opbod is Marinus Paauwe aannemer geworden voor f 18,200. söuiccnlanD. ALGEMEEN OVERSIGHT. Een zonderling en bijna ongeloofelijk bericht brengt de telegraaf uit Miinchendat, wanneer het bevestigd wordt, juist geen vreugdetijding zal zijn voor de bovendrij vende partijen in Duitschland, die, nu zij eindelijk haar ideaal bereikt hebbendas einige Deutschland al voldoet dit misschien niet in alle bijzonderheden aan de voorstelling welke zij er zich van maakten voor het oogenblik gaarne de kleinere belangen der afzonderlijke staten op den achtergrond schoven, om hare goede krachten te wijden aan de ontwikkeling van het ver jongde Duitsche rijk. Volgens die tijding toch zou de benoeming van een particularistisch kabinet-von Gasscr voor de deur staan en het tegenwoordige minis terie, met uitzondering van den minister van oorlog von Pranckk, zijn ontslag aan den koning hebben aan geboden. Het is moeilijk te bepalen wat inen van dit bericht gelooven moet. Nog vóór een paar dagen werd door een Beiersch orgaandat in staat is volkomen op de hoogte der zaken te zijn, gezegd dat „het niet mogelijk is om een enkelen feitelijken grondslag voor al het gepraat der ultramontaansche bladen te vinden. Na een minder vluchtige beschouwing van hetgeen deze bladen verhaal den, moest, gelooven wijiedereen spoedig inzien dat men in het clericale kamp van dat sprak, wat men wenschte, maar niet wat men wist." Het blad herinnerde ver volgens aan de overeenstemming tusschen het kabinet en de, hoewel zeer geringe, meerderheid in de kamer, aan de medewerking der Beiersche ministers bij de sa menstelling der rijks-wetgeving enz. om in triomf uit te roepen: „alleste zamengeaomen blijkt dat de veelbe sproken Beiersche ministerieele crisis geen meteoor, maar slechts een zeepbel was, die uit tamelijk troebel water geblazen en opgestegen is." Niettemin moet in het oog gehouden worden, dat reeds terstond na den dood van graaf von Hegnenberg- Dux het gerucht verspreid werd, dat dit onherstelbaar verlies voor het ministerie waarschijnlijk eene verande ring van systeem tengevolge zou hebben. De talrijke audientiën van den Beierschen gezant hij het Wurtem- bergsche hof, den heer von Gasser, bij den koning gaven nieqw voedsel aan de verdere verspreiding van dit gerucht. Onwaarschijnlijk is dus het telegraphiscke bericht uit Müncken nietal weet men voor het oogen blik dit merkwaardige verschijnsel ook niet te verkla ren. Een andere vraag is echter of een ministerie- von Gasser wel den naam van particularistisch in die roate verdient als de nationale-liberale dagbladen willen doen voorkomen. Uit de verte valt moeilijk hieromtrent iets met zekerheid te zeggendoch wij herinneren slechts aan het bekende feit, dat het ministerie-vonHohenlohe tengevolge van zijne sterk geprononceerde eioot Duit sche beginselen gevallen wasmen ook sprak van het optreden van een nationaal d. i. particularistisch kabinet- von Bray, en dat het juist dit ministerie was, hetwelk in Juli 1870 besloot met Pruisen vereenigd tegen Frank rijk ten strijde te tiekken. De minister von Ilegnen- b erg-Dux verklaarde geheel de voetstappen van zijn voorganger te zullen drukken en deed dan ook de meeste leden van het afgetreden kabinet in zijn ministerie zitting houden; slechts kenmerkte deze regeering zich door een meer gedecideerde houding tegenover de gees telijkheid. De tijd zal dus moeten leeren of in Beieren inderdaad een ministerie optreedt, welks politiek zoo al niet in strijd, dan toch weinig in overeenstemming is met de plannen en de richting van den machtigen groot-vizier te Berlijn. Hoewel de bekende persoonlijkheid des konings na tuurlijk als reden wordt opgegevent mag daarbij toch niet onopgemerkt gelaten worden dat Ludwig II in de volgende week niet bij de keizer-bijeenkomst te Berlijn tegenwoordig zal zijn, en de koning van Wurtembcrg zijne komst afhankelijk stelt van bet besluit van zijn Beierschen „cousin". Wanneer men daarbij in het oog houdt, dat alle groot-hertogelijke, hertogelijke en vor stelijke vasallen van den Duitschen keizer bij dit feest vertegenwoordigd zullen zijn, dan bestaat er alle reden om te vre?7.en dat erin de Zuid-Duitsche koninkrijken neigingen te voorschijn treden, die weinig goeds voor de toekomst van het Duitsche rijk voorspellen. Uit de Fransche dagbladen van heden blijkt dat de zitting der permanente commissie uit de Fransche natio nale vergadering Donderdag nog meer belangrijks ople verde dan gisteren uit het telegraphisch bericht was op te maken. De heer St. Marc-Girardin presideerde en na een korte discussie over de bevoegdheid der com missie, om een aangeboden ontslag als afgevaardigde aan te nemenbracht de heer Noël Parfait opnieuw het gesprek op de periodieke pers. Z jn voorstel om een officieel verslag van het verhandelde in de zitting der permanente commissie 5n het Journal officiel openbaar te maken, werd ten slotte met 16 tegen 6 stemmen verworpen. Na de verzekering gegeven te hebben dat de vol maaktste rust in het binnenland heerschte, zeide de minister de Rémusat aangaande de samenkomst der keizers te Berlijndat er twee zaken zijn welke men hierbij zeer moest onderscheidende feiten en de con jecturen. Wat de feiten betreft, had de regeering niets mede te deelen wat men niet reeds wist, doch hij moest opmerken dat gewoonlijk de samenkomst van vorsten niet dat gewicht hebben, wat men er aan ge lieft te hechten. Wat de conjecturen betreft, meende de minister zeer terecht, dat ieder die naar gelang van de partij waartoe hij behoort en in overeenstem ming met zijne wenschen en hartstochten maakt, maar gaf tevens de verzekering dat de regeering zich in het minst niet verontiustte. De algemeene opinie in Europa en de minister deelde dit gevoelen volkomen was dat de samenkomst te Berlijn eene manifestatie ten gunste van den vrede zal zijn, die door geen land vuriger gewenscht zou kunnen worden dan door Frankrijk. Wij behoeven er nauwelijks op te wijzen hoe gunstig dit bezadigde en beredeneerde antwoord van den minis ter afsteekt bij de woorden, die hem gisteren door bet telegrafisch bericht in den mond gelegd werden. Dat vertrouwen op de wijsheid der staatslieden, die te Ber lijn bijeen zullen zijn, had meer den schijn van eene bedreigingdie in de tegenwoordige omstandigheden althans belachelijk geweest zou zijn in den mond van den Franschen minister ven buitenlandsche zaken, dan dat het een afdoende reden voor de onbezorgdheid der regeer in g kon wezen. Verder beantwoordde de minister nog eenige vragen omtrent de versterking van Belfort door de Duitschers, de betaling van het vijfde halve milliard op den 8en en 9en September, de inrichting der barakken tot herber ging der Duitsche troepen enz. in denzelfden geest als wij onzen lezers reeds vroeger uit andere bronnen mede-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 2