IHmgcitoali. ^anSxetsbrrirljtm. heeft. De staat moet geheel alleen op zijn gebied heerschen en zijne macht in geen enkel opzicht met de kerk deelen. Grijpt de kerk dan op bet gebied van den staat in, dan moet hij tegen haar als tegen ieder privaat persoon optreden. Matigt dc kerk zich een strafrecht tegen personen aan, dan moet de staat zijne burgers beschermen. Vervloekingen en excom- municatiën moeten als beleedigend en krenkend voor de eer der burgers evenzeer gestraft worden als laster of beleedigingen van private personen. Het kerkelijk vermogen behoort aan de gemeente de gees telijken zijn slechts ambtenaren der kerk. D? staat heeft het recht do statuten van alle kerken aan zijne goedkeuring te onderwerpen, teneinde haar rechtsper soonlijkheid te geveu. De geestelijken, hoewel ambte naren der kerk, zijn tegenover den staat slechts private personen, die dan ook de geheele verantwoordelijkheid voor hunne handelingen dragen. Aan het andere uiterste staan de oud-conservatieven met hun orgaan, de Neue Preuszische Zeitang. Hunne leus is: versterking van den staat tegen het ultramon- tanisme, maar ongeschonden handhaving van de positie der evangelische Iandskerk. Tot bestrijding van den ultramontaauschen overmoed wil de partij tot alle mo gelijke maatregelen medewerken maar op de staatskerk behoeven diezelfde maatregelen niet van toepassing te zijn. De Kreuz-Zeitung schreef onlangs nog dat door art. 15 der grondwet, het beginsel inhoudende van vrij heid van godsdienst, wel het gezag van den staat over de staatskerkmaar volstrekt niet over de katholieke kerk en hare geestelijken was opgeheven. Dc geheele rede- neering der oud-conservatieven draagt den stempel van de uitlegging door von Mühler en zijne voorgangers aan de grondwet gegeven, waarbij zij over bet lioofd zien dat de grondwet van 1851 van het absolutistische Pruisen een constitutioneelen staat maakte. Yan het standpunt eener willekeurige ideaal-politiek, meent de lvölnische Zeitungkunnen deze beide uiterste partijen gemakkelijk een systeem in woorden brengen en haren aanhangers smakelijk voordragen; „van het standpunt eener meer bescheidene realiteits poli tick waarop de ministers zich plaatsen moe ten, willen zij hunne voorstellen door de vertegenwoor diging- aangenomen zien, is de speelruimte tusseben het werkelijkmogelijke en het praktisch denkbare veel enger." In Pruisen en Duitschland is het onmogelijk, om door eenige wetten volmaakte scheiding van staat en kerk tot stand te brengen en van de kerk een zuiver pri vaatrechtelijke instelling te maken. Even onmogelijk is het om ten aanzien van de katholieke kerk met zoo geheel andere maat te meten als ten aanzien der protes- tantsche kerk, dat de eene de bescherming, de ander den tegenstand van den staat te verduren had. „Daar overigens slechts van Pruisennamelijk van voorstellen aan den Pruisischen landdag, sprake is zoo eindigt de lvölnische Zeitung haar eerste artikel kunnen slechts de bepalingen der Pruisische constitutie hij ons onderzoek tot richtsnoer dienen. Bijna van alle zijden toch wordt het erkend, dat niet eene wijziging, maar een juiste uitlegging en toepassing van deze bepalingen noodig is." DE ARABISCHE STERRENWICHELAAR. II Daar de negerin maar niet terugkwam en ons onge duld steeds toenam, besloten wij dieper het huis van den toovenaar in te gaan. Plotseling boorden wij een door dringenden kreet. Wij keken in de richting van waar het geluid gekomen was en zagen een openstaande deur waarvoor slechts een tapijt hing. De kreet herhaal de zich, ditmaal in mijne onmiddellijke nabijheid. Ik schoof onwillekeurig het voorhangsel zoo ver open dat ik in het vertrek daarachter kon zien, zonder evenwel zelf te worden gezien, en was getuige van een zonder ling schouwspel. Eene vrouw, wier gelaat voor mij onzicht baar was, doch die, afgaande'op dc vormen der onthloote schouders, nog jong moest wezen, lag voorover uitgestrekt op den grond. Voor haar stond een eerbiedwekkende gedaante, een grijsaard in een lang wit kleed gehuld, met witten spitstoeloopenden baarddie een papier in zijn rechterhand hield. De negerin was naast de liggende vrouw nedergeknield en trachtte deze op te heffen, doch te vergeefszij klemde zich als 't ware krampachtig aan den grond vast, terwijl zij aanhoudend de pijnlijksto kreten uitstiet. De grijsaard scheen aan zulke tooneelen gewoon te zijn en het was duidelijk, dat hij niets liever wensehte dan van die vrouw te worden ontslagen. Deze was blijkbaar den raad der sterren komen inwinnen. Weldra zou ik vernemen wat aanleiding tot deze scène had ge geven. Eensklaps stond de jonge vrouw op en haar onge sluierd gelaat gaf een zoo klassieke schoonheid te aan schouwen, als ik zelden heb aangetroffen. Zij was een type van het zuiverste Semitische ras. Toen zij begon te spreken klonk haar stem zoo harmonisch mogelijk. Op helderen toon en vol uitdrukking riep zij den ster renwichelaar toe: „Het is ontzettend, vreesehjk wat gij mij hebt gezegd, Hadsehi Monker. Ik weet het dat eene bloedschuld op hem rustmaar waarom moet ook zijn bloed vloeien? O, misschien hebben de sterren u misleid? Vraag hen nogmaals, Hadsehi Monker. Ik bezweer het u bij Allahbij den profeetbij bet graf van Aiderus." (De naam van den heilige van Aden.) Bij deze woorden omvatte de vrouw de knieën van den profeet. Het was een zeldzaam contrast, die jonge schoone vrouw met haar gelaat zoo vol uitdrukking aan de voeten van dien onbeweeglijkenstroeven grijs aard te zien, die daar zoo geheimzinnig als een orakel, zoo onbuigzaam als het noodlot stondzonder zelfs de sraeekende aan zijne voeten een enkelen blik van me delijden waardig te achten. Hij moest toch antwoor den en sprak: „De sterren bedriegen niet. Waarom zou ik haar nogmaals ondervragen Denkt gij dat ik zou kun nen dwalen en dat ik van sterfelijke menschen zou moeten leeren hoe men tot de geheimen van den hemel moet doordringen?" De vrouw stond op. Zij scheen zich te hebben her steld. Nog éen smartkreet stiet zij uit. Toen liep zij naar de deurdoch voor zij deze had bereikt keerde zij zich hartstochtelijk om, giog naar den astroloog, greep zijne hand, drukte er een vurigen kus op en stopte er tegelijk iets in, waarschijnlijk geld. Zoover gaat bij de Oostersche volken de eerbied voor hen die zij meenen met den hemel in betrekking te staan en die bovennatuurlijke geheimen kunnen openbaren, zoo dat zij zelfs ais zij hun de vreeselijkste dingen hebben voorspeld, ben nog verheerlijken en prijzen. Later vei nam ik wat aanleiding tot dit tooneel had gegeven. De jonge vrouw was uit liefde gehuwd met iemand diezooals het gerucht wildehaar eersten man had gedood, of althans aan dien dood medeplichtig was. Zoolang haar echtgenoot binnen het Engelsche rechtsgebied bleef was liij veilig, maar begaf hij zich daar buiten dan stond hij bloot aan het gevaar van door de „bloedwrckers" van den eersten echtgenoot te worden gedood. Voor zaken had hij thans een reis in het binnenland ondernomen en de jonge vrouw, onge rust over zijn lot, had zich tot Hadsehi Monker ge wend, die haar ziju dood had voorspeld, en de voor spelling werd werkelijk vervuldwaardoor de roem van den profeet niet weinig vermeerderde. Toen de jonge vrouw vertrok werd onze tegenwoor digheid verraden. De negerin bemerkte ons het eerst, en terstond gat zij baar gevoel door een nieuwen st'-oom van scheldwoorden lucht, doch een enkel woord van Hadsehi Monker was voldoende om haar tot kalmte te brengen, en brommende verwijderde zij zich. Intus- schcn nam de astroloog ons nauwkeurig op. Mijne ge leiders, die het verpersoonlijkte geloof schenen te zijn, bevielen hem blijkbaar, doch hij scheen aan mij te twijfelen. Daar ik echter mijn best deed een recht ge- loovig gezicht te zetten en alle vragen met den noodi- gen eerbied te beantwoorden, gevoelde hij zich eindelijk bewogen om mij zijne openbaringen waardig te keureD, waartoe misschien niet weinig toebracht, dat hij intus- schen had vernomen hoeveel wij voornemens waren te betalen. Hij bracht ons nu op een vooruitspringend plat dak niet het dak van het hoofdgebouw waarop hij gewoon was zijne waarnemingen te doen. Het plat waarop wij ons bevonden was rondom met wanden van vlechtwerk voorzien en slechts van boven open; onwillekeurig her innerde het mij aan het atelier van een photograaf, want ook hier stonden verschillende optische instrumenten. Hadsehi Monker begon met zijn teleskoop te richten. Ik weet niet precies meer welke planeet in onze onder neming de hoofdrol speelde, maar ik geloof Mars, want de toovenaar sprak telkens van de „roode ster" en ik ineen dat Mars een rooi licht verspreidt. Vervolgens rukte en trok hij nog eenigen tijd aan zijn overige apparaten. Daarna begon de bezwering. Deze was bijzonder plechtig en indrukwekkend, en had niet, zoo als gewoonlijk, in een cirkel plaats, maar Hadsehi Monker had twee door elkander geslingerde vijfhoeken, de zoogenaamde spiegel van Salomo, op den grond geteekend. Ook had hij geen tooverstaf in de hand maar ivel een lange rol papier. De astroloog zag er inderdaad onbetaalbaar uit. Ik had nooit een werkelijken toovenaar gezien, nl. een die de zaak in ernst opnam, of althans voorgaf het ernstig te meenen. Wel herinnerde ik mij uit mijne jeugd voor stellingen van toovenaars op het tooneel, maar hoe zeer verschilden die van hetgeen ik hier zag! Bij Hadsehi merkte men niets van een welbestudeerde houding, niets van een ij delen pathos. De verschijning was in de hoogste mate geheimzinnig maar ook natuur lijk en daardoor des te indrukwekkender. Tot zoover ging alles goed. De bezwering was in vollen gang; weldra zouden de sterren bun orakel ver kondigen. Mijn onheilige tegenwoordigheid scheen geen hinderpaal op te leveren, en ik had tot dusver zonder moeite mijn ernst volkomen bewaard. Eensklaps ech ter speelde mijn ongelukkig gesternte (ditmaal echter geen van het firmament) mij een leel ij ken poets. De ver schijning van Hadsehi Monker was werkelijk indruk wekkend, doch daar de bezwering tamelijk lang duurde dreef mij mijne nieuwsgierigheid en mijn onge duld om eens naar mijne geleiders te kijken. Ik zag een wonderlijk tooneel. Een der Arabieren scheen in diepe aandacht verzonken; zijn blik was strak op den astroloog gericht, dien hij wel als een hemel- sche verschijning scheen te vereeren. Als de Oosterling zijn aandacht ergens op vestigt, dan doet hij dat met eene inspanning van alle krachten, waarvan een Euro peaan geen denkbeeld heeft. Zoo verheven als de aan blik van dien man was, zoo bespottelijk was die van de anderen. Sommigen lagen op de knieën met wijd open- gespalkten mond naar de gebaren van den toovenaar te kijken. Anderen lagen plat voorover en lieten een zacht gesteun hooren. Een derde was in een der hoeken van het plat gevlucht en had zijn hoofd door het traliewerk gestoken om de gevreesde bezwering niet te moeten zien. Nog een ander had evenzeer uit vrees zich afge wend, doch keek tasschenbeiden, door nieuwsgierigheid gedreveneven ommaar wondde het gelaat weer af, zoodra hij een blik op den toovenaar had geworpen, en maakte bij die bewegingen zulke zonderlinge grimas sen dat ik mij eindelijk niet langer kon bedwingen en in Homerisch gelach uitbarstte. Nu was alles bedorven; de betoovering was ver stoord. De astroloog keek geheel verbluft om. Hij was als van den bliksem getroffen. In zulk een oogenblik te lachen was het non plus ultra van spotternij. Iladschi Monker werd echter niet toornig, maar keek mij met eene uitdrukking van diepe droefheid, half verwijtend, half medelijdend, aan. Hij bleef evenwel bepaald wei geren om opnieuw te beginnen. Een Muzelman denkt er niet aan eene menschenziel die reeds verloren is nog te redden. Er bleef mij niets over dan onverrichter zake te vertrekken, en nu brak een storm van verwijten tegen mij los. De oude negerin overstelpte ons tot afscheid nog met een stroom of, om met Heine te spreken, met een ware mestkar vol scheldwoorden" en werd thans niet door den astroloog tot stilzwijgen gebracht. Ver bannen en met vervloeking beladen verlieten wij het heiligdom. Ik wilde Hadsehi Monker zijne moeite ver goeden, doch daarvan wilde hij niets weten; zijn trots was sterker dan zijne geldgierigheid. Het bijgeloof van mijne geleiders dwong mij echter een middel te verzinnen om weder goed te maken wat ik door mijne ongeloovigheid had bedorven, en dit middel vond ik door mijn toevlucht te nemen tot een sterrenwichelaar van den tweeden rang, waarmede mijn Arabieren verklaarden genoegen te nemen. Op een helderen avond begaven wij ons tot Sid Abd-el-Beeri, en vonden in hem een klein man, meteen onbeduidend gezicht, die een treurigen indruk maakte, na de verhevene verschijning van Hadsehi Monker. Hij bekommerde er zich niet over of men ongeloovig was endaar hij zeer was ingenomen met wat wij hem aanbodenging alles naar wensch en kregen wij een allergunstigste horoscoop, hoewel later van de voor spelling niets uitkwam. PR IJ ZEN VAÏÏ EFFECTEN. Amsterdam 24 Augustus 1872. Nederland. *Certific. "Werkelijke schuld 2£ pet. 55? *dito dito dito .3 *dito dito dito 4 88£ *Aand. Handelmaatschappij 4? 138? *ditoexploitatieNe Lstaatssp.1181 België. *Certificaten bij Rothschild 2£ Frankrijk. *Inschrijvingen3 *dito 5 Rusland. *Obligatiën 1798/1816 5 98^ *Certific. adm. Hamburg 5 73-1 *dito Hope 0.1855, 6e serie 5 86Ï *Cert. 1000 18S4 5 98 *dito f 1000 18665 *Loten 18665 *Oblig. Hope O. T ieening 1860 4? 89-£ *Certific. dito4 74| *Inscript. Stieglitz C°. 2" a 4e L. 4 74? *Obligatiën 1867—69 4 75/^ *Certificaten6 4Sf| Aand. spoorweg G r. Maatsch, 5 229 ♦Oblig. dito4 Obl. spoorweg Po i-Tiftis5 94V dito dito Jeh'Z Orel5 „94 dito dito Cha cków Azow. 5 Polen. *Schatkistobligatië.i 4 73? Oostenrijk. *Oblig. metall. in zilver Jan./Jnli. 5 65? *dito dito April/Oct. 5 64 {-£ *dito in papier Mei/Nov. 5 GOV *dito dito Febr/Aug. 5 60| Italië. Leening 18615 „64 Spanje. *Obligatiën.BuitenJ,186771. 3 30 dito Binnenlandsehe 3 25-fV

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 3