wezig, dan zou het hooge of hooger cijfer, dat nu wordt aangevraagdzoo zeer geen bezwaar opleverenmaar nu er zich zulke ernstige bedenkingen voordoen, moet men zich wel degelijk afvragen, of dergelijke aanzienlijke uitgaaf goed besteed zal zijnte meer nu in de laatste jaren de uitgaven zeer zijn gestegen en het cijfer der te innen opcenten meer dan verdubbeld is. Spreker weet wel dat zijne bezwaren door velen niet zullen gedeeld wordenen men hem zal tegenwerpen „de waterstaat deelt uwe zienswijze niet; integendeel uit de rapporten van den boofd-ingenieur blijkt, dat de actueeletoestand geen blijvende zal zijn, tenminste dat daarvoor geen de minste zekerheid bestaat, dat waar nu diepte van water is, wellicht verlanding zal plaats heb ben en omgekeerd." Spreker wenscht de meening van dien hoogst bekwamen Jambtenaar alleszins te eerbiedigen, en is zeker dat zoodanige uitspraak een groot gewicht in de schaal legt, maar zulks neemt niet weg dat meest alles op hypothese berust en niemand met juistheid kan voorspellen wat in deze waarheid zijn zal. De tijd alléén zal beslissen, maar juist omdat de erva ring van het tegenwoordige oogenblik verre van gunstig is, wcnscht hij de vergadering te bewegen in deze niet te haasten en de definitieve beslissing vooralsnog aan te houden. Hij zou daarmede willen voorkomen dat men daarvan soms later leed mocht hebben en alsdan buiten machte zijn het kwaad te herstellen. Daarenboven, Schouwen en Duiveland waren wellicht op meer afdoende wijze te helpen, en daartoe herinnert spreker aan de poging, indertijd door gedeputeerde staten bij de hooge regeering aangewend, om in het kanaal van Zuid-Beveland, bij de brug een aanlegplaats met steiger te verkrijgen. Volgens do mededeelingen van bet gedeputeerd bestuur evenwel aarzelde de regeering aan dat verlangen gevolg te geven, waarschijn lijk terug, schrikkende voor de aanzienlijke kosten daaraan ver bonden. Spreker zoude daarom gaarne in overweging genomen zien die kosten voor rekening der provincie te nemenen bij de onzekere toekomst van de Zand- kreek daaraan, zoo mogelijk, de gelden voorden Ivatschen steiger toegestaan, te impendeeren.Schou wen en Duiveland zouden niet. alleen daardoor spoediger den spoorweg bereiken, maar voor goed geholpen zijn. Op grond dus van een en ander heeft spreker de eer aan de vergadering vuor te stellen den bouw van den steiger aan het Katsche veer voorloopig aan te houden, en inmiddels gedeputeerde staten uit te noodigen aan eene commissie van deskundigen, ambtenaren van den waterstaat, een nauwgezet onderzoek, omtrent den toe stand van het vaarwater de Zandkieek, op te dragen, Voorts de mogelijkheid tot daarstelling eener aanleg plaats enz. enz., in het kanaal van Zuid-Beveland, met berekening der daartoe vereischto kosten, te doen on derzoeken; een en ander ten fine van raad en bericht aan deze verandering. De voorzit!er geeft te kennen, dat hij een verzuim moet herstellen, omdat op dit oogenblik iji behandeling is het voorstel van gedeputeerde staten tot wijziging der provinciale begrooting voor 1872, en dat nog geen sprake is van den post voor aanleg van een steiger aan het Katsche veer. Ilij geeft daarom in overweging om het voorstel af te doen zooals het daar ligt, en wel in de eerste plaats dat tot verhooging der uitgaven. Achtereenvolgens worden zonder discussie of hoofde lijke stemraming aangenomen de posten in hoofd stuk II afd. I artt. 1, 2, 3, 4, 5, 6. 7 en 8. De heer Vader vraagt omtrent artikel 9 hoofdelijke stemming, omdat hij zijne stem die hij verleden jaar tegen dezen post heeft uitgebracht ook nu wenscht te handhaven. Zijn gevoelen omtrent den steiger te Wals oorden is nog niet gewijzigd en nu op den post van dien steiger een niet onaanzienlijke verhooging wordt ge vraagd, wil hij gebruik maken van de gelegenheid om nogmaals zijne stem daartegen uit te brengen. Uit het verslag door gedeputeerde staten uitgebracht, is ge bleken dat het personen-verkeer aan dien steiger nog geen 1000 personen heeft bedragen. In het vorige jaar werd gezegd dat de kosten voor den steiger ongeveer 14,000 a 15,000 zonden bedragen, doch dat cijfer is nu reeds met 50 percent verhoogd en geklommen tot ruim f 22,000. Hij noemt daarom den aanleg van een steiger te Walsoorden een gewaagde onderneming. Art 9, vervolgens in stemming gebracht zijnde, wordt aangenomen met algemeene stemmen op 1 na, die van den heer Vader. Thans komt in behandeling artikel 10: Kosten van aanleg van een steiger of aanlegplaats voor stoombooteji en andere vaartuigen aan het Katsche veer (gemeente Kat tend ij ke) te verho ogen van ƒ25,800 tot 26,999. De voorzitter deelt mede, dat hij van den heer Vis het volgende amendement op dit artikel heeft ontvangen: „De ondergeteekende stelt voor, om met de daarstel ling van den steiger aan het Katsche veer te wachten, totdat omtrent de toekomst van het vaarwater de Zand- lcreek meer zekerheid bestaat. Inmiddels gedeputeerde staten uit te noodigen aan eene commissie van deskun digen, ambtenaren van den waterstaat, het instellen van een nauwgezet onderzoek ten dezo op te dragenen tevens de mogelijkheid der daarstelling van een steiger aan de brug van het kanaal door Zuid-Beveland, met de daaraan verbonden kosten'te doen onderzoeken, een en ander ten fine van raad en bericLt. van deze verga dering. Daar dit amendement voldoende wordt ondersteund, maakt het mede een punt van beraadslaging uit. De heer "Vis meent dat hij na al hetgeen reeds door hem is aangevoerd, niet veel meer tot toelichting van zijn amendement zal behoeven te zeggen. Hij heeft met de voorstelling daarvan een goede bedoeling, n. 1. het belang van Schouwen en dat der aandeelhouders iu de Spoorbootmaatschappij duur/aara te bevorderen, en zulks uit vrees voor een eventueele verzanding van de Zandkreek. In die vrees is hij nog te meer versterkt door een 6luk dat hij heden morgen in de Middelburg- sche courant heeft gelezen, en waaruit blijkt dat afdam ming niet altijd leidt tot verbetering van vaarwaters. Dit stuk betreft een vaarwater, waarover eenigen tijd geleden heftige discussiën zijn gevoerd in de tweede kamer der staten-generaal en waarvan de verbetering, niettegenstaande de waarschuwing van den heer Tlior- becke in zijn krachtise verdediging van den tot verbe tering van dat vaarwater uitgetrokken post, niet i3 ondernomen n. 1. het Ilillegat. In de vergadering van het koninklijk instituut van ingenieurs van den 9,n April jl. werden door den hoofd ingenieur Conrad belangrijke mededeeliDgcn gedaan om trent de denkbeelden der wateibouwkundigen van do verbetering van het Ilillegat. Spreker leest in die mededeeling het volgende: „Bij de resolutie der staten van Holland en West-Fries land, genomen den 7cn Juni 1781, is gevoegd een zeer belangrijk rapport, gedagteekend 5 Juni 1731, van den inspecteur-generaal C. Brunings over den toestand van het Haringvliet en over de middelen tot verbetering van het vaarwater; twee daarbij gevoegde kaarten stiekken tot verduidelijking zijner denkbeelden. „De aanleiding totdat rapport was,eene aandestaten van Holland en West-Friesland gerichte missive van do raden der admiraliteit op de Maaswaarin zij klaagden over de slechte gesteldheid vau het zeegat vai) Goede- reede, en opgaven „„de middelen, waardoor zij zich ver beelden dat de verergering van dat zeegat kon voorko men worden."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 7