Derde bijvoegsel van de Middel bnrgsche courant van Zaterdag 20 Juli 1872. De geheele begrooting, in stemming gebracht, wordt met algemeenê steramen vastgesteld op een bedrag van f 276,648.16 in ontvang en uitgaaf. Eveneens wordt met algemeene stemmen aangeno men het volgende voorstel van gedeputeerde staten „De staten der provincie Zeeland; „In aanmerking nemende dat, tot dekking der voor het dienstjaar 1873 geraamde behoeften en uitgaven van enkel provincialen en huishoudelijken aard, de hef fing vereischt wordt van provinciale opcenten, tot een bedrag van ruim f 200.000; „Besluiten „Aan den koning voor te dragen, de heffing van drie en twintig opcenten op de hoofdsommen der be lasting op de gebouwde en ongebouwde eigendommen, over het jaar 1873; en achttien opcenten op de hoofd som der personeele belastingover het dienstjaar 1873/1874, tot dekking der geraamde behoeften en uit gaven van enkel provincialen en huishoudelijken aard voor het dienstjaar 1873, en zijne majesteit te verzoe ken de heffing van bovenbedoelde opcenten de bekrach tiging der wet te doen erlangen." De voorzitter geeft te kennen dat het algemeen verslag der afdeelingen betreffende het ontwerp alge meen reglement voor de polders of waterschappen in Zeeland; nog niet is ingekomen, en hij vraagt aan den algemeenen rapporteur of dat verslag weldra kan wor den ingewacht. De heer Snijder deelt mede, dat zijn roede-rappor teurs hem de bijzondere beleefdheid hebben aangedaan om de samenstelling van het algemeen verslag aan hem op te dragen, dat hij heden morgen de afdeelingsver- slagen heeft ontvangen, thans in staat is gesteld met het centraal rapport een aanvang te maken en zich voorstelt dit zoo spoedig mogelijk aan den voorzitter in te zenden. De voorzitter onderstelt na deze mededeeling van den heer Snij dei1, dat de staten niet genegen zullen zijn den tijd van 14 dagen, bij de wet voorgeschreven, in afwachting van het algemeen verslag, bijeen te blijven, te meer daar dat verslag eerst nog in behandeling zal moeten komen bij gedeputeerde staten, zoodat de zitting aanvankelijk met 14 dagen en later nogmaals met 14 dagen zou moeten verdaagd worden. Hij stelt daarom voor, de behandeling vaü dit onder werp eerst in de najaarszitting te doen plaats hebben. Intusschen meent hij de toezegging te mogen geven dat het verslag, zoodra het zal zijn ingekomenspoedig bij gedeputeerde staten in behandeling zal worden geno men, en dat aan de leden een gedrukt verslag meteen nader voorstel van gedeputeerde staten zal worden toe gezonden, wat hij van zijne zijde gaarne bereid is te bevorderen. Daar dit voorstel aigemeene toejuiching ondervindt, meent de voorzitter het er voor te mogen houden dat de staten niet verlangen den bij den wet gevor derden termijn bij een te blijven, en daar niets meer aan de orde is, vraagt hij machtiging voor gedeputeerde staten tot het resumeeren der notulen van deze verga dering en tot uitvoering der door de staten genomen besluiten. Vervolgens sluit de voorzitter deze zomerverga dering der provinciale staten van Zeeland in naam des konings.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 13