daardoor de wezenlijke toestand zou worden geconsta teerd, waaromtrent toch bij dezen en genen alsnu nog twijfel bestaat. Het oordeel toch van de mannen vau den waterstaat stelt spreker op hoogen prijs; en dat zij ook tnenigmalen goed geraden hebbenbewijst hunne I krachtige uitspraak in zake„afdammingWester-Schelde." j Hoe meer spreker de zaak overweegt, hoe meer hij het wenschelijke en noodzakelijke inziet, dat met de daar- stelling van den steiger aan het Katscbe veer worde ge wacht totdat meer licht in deze zal zijn opgegaan; opdat geen gelden worden besteed aan een zaakwaarvan de toekomst nog zoo hoogst onzeker is. De heer Fransen van de Fiattfe voert nogmaals het woordj teneinde in herinnering te brengen wat tot het bouwen van een steiger aan het Katsche veer aan leiding heeft gegeven. Toen Goes met het spoorweg net verbonden was, heeft men ook Schouwen en Duive- land in de verbeterde communicatie willen doen deelen, en daarom ten vorigen jare besloten dat aan bet Katscbe j veer een steiger zou worden aangelegd. Dat was niet, j zooals de heer Vader het gelieft te noemeneen ondoor dacht besluit, maar daaraan zijn uitvoerige beraadsla- I gingen voorafgegaan. De reden voor den aanleg van dien steiger was het belang van Schouwen en Duive- land, men wilde Zierikzee in verbinding stellen met den spoorweg te Vlissingen. Hen heeft wel overwogen dat, terwijl in den winter van 1870 de vaart slechts veertien dagen gestremd is geweest, de communicatie tusschen Zierikzee en de. halte te Vlake niet minder dan zes weken gestaakt wasen dat men met éen steiger, alleen te Vlake, niet gebaat was ter verbinding van Zie rikzee ook met Middelburg en, wanneer de werken te Vlissingen-zullen voltooid zijn, ook met die belangrijke zeehaven. Het hoofdbezwaar van den heer Vis tegen den steiger aan het Katsche veer is gelegen in zijne vrees voor ver zanding der Zandkreek, welke vrees door den heer Vader schijnt gedeeld te worden. Die vrees steunt op de godane peilingen. Maar zijns inziens hebben juist die peilingen de behoefte aan een steiger bij het Katsche veer nog te meer doen uitkomen, daar zij de waarschijn lijkheid bewezen hebben, dat de steiger aan Wolfaarts- dijk mettertijd zal moeten verlaten worden, door steeds bewezen verlandingen, terwijl de officieele voorjaars peilingen van dit jaar hebben doen zien dat langs den geheelen vooroever van den Wilhelminapolder in de Zandkreek van af Oost-Beveland tot de grens van "Wol- faartsdijk er eer verdieping dan verzanding is ontstaan en dat is juist de plaats waar de daar te stellen steiger is geprojecteerd. Het is altijd zeer. moeilijk omtrent de toekomst conjecturen te maken. Om zich te dien aanzien tot een groot feit te bepalen, wijst hij op den waterweg van Rotterdam naar zee en den strijd daarover gevoerd tusschen de heeren Blommendal en Galand, beiden be kwame deskundigen. Wanneer men nu ziet, dat de af damming der Ooster-Scheide geene verzanding heeft veroorzaakt en de afdamming van het Sloe alleen aan het begin der Kreek, dan begrijpt hij niet hoe tegen den aanleg van een steiger aan het Katsche veer, welks belang boven allen twijfel verheven is, zulke bezwaren kunnen aangevoerd woiden. Ten sterkste komt spreker bij herhaling op tegen de bewering van den heer Vader, dat ten vorigen jare door de staten een ondoordacht besluit zou zijn genomen, en evenzeer tegen de bewering van anderen, dat hij zou willen kloppen op de zakken der ingezetenen. Die ver denking is ten cenemale ongegrond, en hij zou hierop thans ook niet zijn teruggekomen, ware het niet dat men hem die beschuldiging meermalen voor de voeten had ge worpen. Het doel van zijn voorstel tot den aanleg van steigers, in de zomervergadering van het vorige jaar, was geenszins de provinciale opcenten te verhoogen, maar het algemeen belang te bevorderen. Hij heeft ook Schouwen en Duiveland willen doen deelen in de vruchten van den Zeeuwschen spoorweg, waarvan Goes, naar hij met dankbaarheid erkent, reeds veel genoten heeft. Herlees, zegt spreker, de gevoerde discussiën over het voorstel tot aanleg van steigers; dragen die den stempel van ondoordachtheid en zucht tot najagen van eigenbelang? Neen, mijne heeren! in geeneu deele. Het beoogde doel is geen ander dan, om door verbetering der communi catie tusschen de verschillende deelen, zooveel mogelijk allen vruchten te doen genieten van de groote werken die hier door den staat zijn en worden aangelegd. Overigens herhaalt hij, dat op de gemaakte conjecturen, ten aanzien der verzanding van de Zandkreek, weinig te rekenen valt, en hij de vrees voor het onbruikbaar worden van den aan te leggen steiger niet deelt. Hij waardeert ten zeerste de gemoedelijkheid van den heer Vis maar diens voorstelling acht hij overdreven. Fabelachtige geruchten worden zelfs verspreid over eene aanslibbing van twee meter in den tijd van éen. jaar De vraag is hier: heeft Schouwen aanspraak om met den spoorweg tot Vlissingen verbonden te worden? Het antwoord luidt: ja, en wel op de kortste en beste wijze. De heer Vader heeft wel betoogd, dat door den steiger aan het Katsche veer de reis slechts drie kwartier zou bekort worden, doch hij wijst er op dat dit verschil een uur bedraagt, hetgeen op zulk een kort traject heel wat be- teekent. Door een en ander hoopt hij het bewijs te hebben ge leverd, dat de staten van Zeeland ten vorigen jare geen ondoordacht besluit hebben genomenen er ook geen termen bestaan om op dat besluit terug te komen. De heer Ponipe vasi Meerdervoort zegt, dat hij ten volle het zwaarwichtige der gronden voor het amendement van den heer Vis beseft. .Hij gaat zelfs verder. Had hij ten vorigen jare bij het besluit omtrent den aanleg van een steiger aan het Katsche veer alles geweten wat hij nu weet, dan zou hij vermoedelijk anders hebben gestemd. Had hij toen kunnen voorzien dat er zooveel gevaar voor verzanding der Zandkreek bestond, als nu gansch niet onmogelijk blijkt; had hij toen geweten dat wat aan den een gegeven zou worden aan den ander zou worden ontnomen door het te ver wachten onbruikbaar worden van den steiger te Wol- faartsdijk, wat een natuurlijk gevolg zal zijn wanneer de stoombooten daar voorbij zullen varen en waartoe reeds nu pogingen zijn aangewend, dan zou bij toen vermoedelijk tegen het voorstel' tot aanleg van den steiger aan het Katsche veer hebben gestemd. Toch gelooft spreker dat hij niet met het voorgestelde amendement zal kunnen medegaan, en wel om de vol gende reden. Voor hem wordt de geheele zaak beheerscht door een quaestie van billijkheid, van, als hij het zoo noemen mag, goede trouw. Door belanghebbenden in de spoorboot zijn de noodige gelden voor de stoomboot niet bij elkander kunnen gebracht worcfen d n na de toezegging, de belofte der -provincie dat aan bet Kat sche veer een steiger zou worden gemaakt. Mag de provincie nu terugkomen op de belofte, die voorwaarde waarop de geldschieters hun geld gegeven hebben? Hij gelooft het niet. Dit is voor hem een hoofdbezwaar, wordt dit opgeheven dan zal hij voor het amendement stemmen? In het tegenovergesteld geval zal hij stemmen vóór het voorstel van gedeputeerde staten, en mocht het dan later blijken dat hij daardoor heeft medege werkt tot het brengen van een offer dat nutteloos zal blijken voor het beoogde doel, dan zal hij zich verant woord achten door cle overtuiging, dat hij een offer heeft gebracht aan de goede trouw der provincie. De heer Vis antwoordt den heerPompe van Meerder- voort, dat diens bezwaar ook het bezwaar was dat in de afdeeling waarin hij zitting had zoo sterk gewogen heeft,

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 10