Eerste bijvoegsel van de Middelbnrgsche courant van Zaterdag 20 Jnli 1872. gemeentewerk niet is de taak der provincie, maar van liet gemeentebestuur en door dat bestuur moet plaats hebben; voorts gedeputeerde staten uit te noodigen om de poging van den gemeenteraad te ondersteunen bij het rijk en bij de provinciale staten van Noord-Brabant, en eindelijk zich bereid te verklaren om door een subsi die uit de provinciale kas de zaak te bevorderen, indien ook door het rijk en de provincie Noord-Brabant eene bijdrage wordt toegezegd en overigens de kosten door de gemeente Tholen bestreden worden. De heer Wagtho zegt, dat indien hij de tolk van den gemeenteraad van Tholen mocht zijn, bij dan gedepu teerde staten zou danken voor de gunstige bejegening van het adres, voor zooveel betreft het verleenen van subsidie voor het werk. Met leedwezen heeft bij echter in het voorstel geene aanleiding gevondenom door deze vergadering te doen uitmaken, of in het onder havige geval al of niet van toepassing is art. 97 der provinciale wet, alwaar men leest: „De zaken die twee of meer provinciën gemeenschappelijk aangaan, kunnen door de staten dier provinciën, door ons gemachtigd, onder onze goedkeuring worden geregeld." De gemeen teraad van Tholen toch vermeent dat bet hier geldt een gemeen belang tusschen twee provinciën, daar zoo van de provincie Noord-Brabant als van Zeeland niet onbe langrijke deelen bij die overbrugging groot belang hebben. Naar het gevoelen van den spreker is die opvatting juist, en daarbij heeft de adressant groot be lang dat door deze vergadering in dien zin worde beslist. Mocht' zulks toch onverhoopt het geval niet zijn, en de taak der uitvoering van dat werk alzoo aan Tholen zijn, dan ziet hij vooreerst, voor eene kleine gemeente als deze, er eigenaardige bezwaren in om zicb terzake in betrekking te stellen met de provincie Noord-Brabant en hare gemeenten, die bij dat werk belang hebben, al geeft de gemeentewet ruimte voor zoodanig gemeen overleg. Eu vooral acht spreker het voor de gemeente Tholen bezwarend om hier als hoofdpersoon op te treden, dewijl dan ten haren laste zullen zijn alle voorbereidende maat regelen, als het maken van plan en begrooting enz., en aan haar niet als aan.de provincie haar waterstaat ten dienste staat. Spreker vermeent naar aanleiding van een en ander er op te moeten aaudringen dat overeen komstig den door adressant uitgedrnkten wensch, door deze vergadering worde uitgemaakt of zij al of niet vermeent dat genoemd art. 97 hier van toepassing is. Alvorens echter een bepaald voorstel te doen, wil hij afwachten of dit punt in discussie zal komen. Wat nu betreft het 2« punt van bet adres, waarbij adressant zich bereid verklaart om de uitvoering op zich te nemen, weuscht spreker te wijzen op het belangrijk bedrag van f 50,000 dat de gemeente Tholen in de kos ten van het werk wil dragen. Men heelt bezwaar tegen hetgeen ten aanzien der rente van dat kapitaal in het adres vermeld staat. In de discussiën die hij als lid van den raad der gemeente Tholen in de vergadering van den raad daarover bijwoonde, vindt bij aanleiding, om als zijn gevoelen mede te deelen, dat hetgeen over die rente in het adres staat geschreven, daaruit gereedelijk kan worden weggelaten, daar toch de regeling der rente van bet door de gemeente bij te dragen kapitaal geheel eene zaak van hare eigene zorg is. In het onderhoud dat eene commissie uit den gemeenteraad van Tholen de eer had bij den heer commissaris des konings over deze zaak te hebben, beeft zijn hoogedelgestrenge er qp gewezen, dat bij het vragen om hulp aan de provincie, allicht het „help u zeiven" te veel uit het oog wordt verloren. Ook deze woorden heeft de commissie getrouw aau den gemeenteraad overgebracht, en spreker ver meent dat adressant getooDd heeft die woorden ter harte te hebben genomen, door het bedrag dat het zijnerzijds verklaart in de kosten der overbrugging te willen dragen. De heer de Casembroot betuigt zijn leedwezen, dat hij door ongesteldheid niet in de gelegenheid is ge weest om de zittingen der afdeelingen bij te woneD, vooral omdat hij door zijne medeleden tot rapporteur- in deze zaak was benoemd. Intusschen verheugt hij zich over de gunstige opvatting dezer zaak door gedeputeerde staten. Hij laat in 't midden wat door zijn ambtgenoot uit Tholen omtrent de uitvoering van het werk, als een werk van gemeenschappelijk provinciaal belang, is gezegd. Hij zou willen dat het werk door Tholen werd uitgevoerd met hulp van het rijk en de provinciën Zee land en Noord-Brabant. Spreker gelooft dat men in deze zaak vooral het oog moet hebben op het groote belang dat daarin voor Tho len is gelegen. Het eiland Tholen, met ruim 14,000 inwo ners, heeft groote behoefte aan verbinding met de over zijde, waar verscheidene grootere gemeenten liggen, als Bergen op Zoom, Steenbergen, Wouw enz. Als men in aanmerking neemt wat in het belang der communicatie uit de provinciale kas wordt gedaan, hoe veel voor den aanleg van steigers en verbetering van wegen wordt uitgegeven, dan gelooft hij dat het eiland Tholen wel aanspraak mag maken op eenig offer uit de provinciale kas, voor een betere communicatie met den vasten wal van Noord-Brabant. De financiën van Tholen zijn niet bijzonder gunstig, zoodat men eene bijdrage van f 50,000 voor die plaats niet gering moet achten. Hij hoopt dat dit zal leiden tot ondersteuning van deze zaak. Hij weet wel, dat thans geen beslissing kan geno men worden, maar hij beveelt intusschen het adres van den gemeenteraad van Tholen dringend in de welwil lendheid en het gunstig aandenken zijner medeleden aau. De heer Wagtho doet, naar aanleiding van hetgeen hij gehoord heeft, een nader voorstel, strekkende om door de vergadering in beginsel te doen uitmaken of naar baar gevoelen de overbruggiug van de Eendracht al of niet een gemeenschappelijk provinciaal belang is; en voorts, bijaldien de vergadering mocht uitmaken dat er zoodanig gemeen belang aanwezig is, dat alsdan &an gedeputeerde staten zal worden opgedragen om zich met gedeputeerde staten van Noord-Brabant in betrekking te stellen betreffende de uitvoering van het werk. Ge schiedt dit niet, verklaart de vergadering de zaak van geen gemeenschappelijk belang, dan weet Tholen waar aan het zich beeft te houden en dat het zelf de band aan den ploeg moet slaan. De voorzitter is gaarne bereid het nader voorstel van den heer Wagtho in behandeling te brengen, doch hij merkt op, dat gedeputeerde staten blijkens hun voor stel, het werk beschouwen als een gemeentewerk, en hij gelooft dat de uitvoering daarvan ook door hetgemeente- bestuur zal moeten plaats hebben. Hij meent dat het ge voelen van gedeputeerde staten duidelijk is uitgesproken, dat het geen werk i3 van gemeenschappelijk provinciaal belang. De heer Wagtho vraagt, of, indien het voorstel van gedeputeerde staten wordt aangenomen, deze vergade-, ring alsdan moet geacht worden te hebben uitgemaakt, dat naar haar gevoelen hier geene aanleiding bestaat voor de toepassing van art. 97 der provinciale wet? De voorzitter antwoordt hierop bevestigenddoch wijst, er op dat gedeputeerde staten in hun voorstel zich bereid verklaren tot medewerking, en voorstellen eene subsidie aan de zaak te verleenen. De beer Wagtho vermeent uit het stilzwijgen der vergadering te moeten opmaken dat zijn gevoelen niet den noodigen steun zal vindenen vindt daarin aanlei ding om zijn nader voorstel in te trekken. Na sluiting der discussiën wordt het voorstel van ge il

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 9