Bijvoegsel van de Middelbnrgseiie
conrant van Vrijdag 19 Jnli 1872.
Als nu de overtreding begaan is een dag voor het vooraf
gaande jaardan zal de gevangenisstraf niet kunnen
worden toegepast, terwijl hij die een dag later dezelfde
overtreding begaat aan die straf bloot staat. Dat acht
hij onrechtvaardig en vandaar de door hem voorgestelde
wijziging.
De heer «ie Jonge vraagt den heer de Suiidt of
deze zijn amendement niet zou willen splitsen. Met het
laatste gedeelte van het amendement zou spreker zich
zeer goed kunnen vereenigen, terwijl hij tegen het eerste
gedeelte ernstig bezwaar heeft. De speling toch in do boete
acht hij hoogst wenschelijkomdat naarmate zich bij
eene overtreding al of niet verzachtende omstandighe
den voordoen, de rechter een hoogere of lagere boete kan
uitspreken. Daarom kan bij met het eerste gedeelte van
het amendement niet medegaan.
De heer de Smidt kan onmogelijk aan het verzoek
van den heer de Jonge voldoen, want juist tegen het
ongelimiteerde heeft hij het grootste bezwaar. Hij vindt
het onrechtvaardig en onbillijk dat hij, die vrijwillig be
taalt, de hoogste boete zal moeten betalen, terwijl iemand
die eene veroordeeling afwacht wellicht met eene kleine
boete zal vrijkomen. Hem is een geval bekend van iemand
die zonder vergunning een stuk vee had ingevoerd, eene
veroordeeling afwachtte en slechts tot een boete van f 1
werd veroordeeld. Dit vindt hij onbillijk, en zulke ge
vallen wil hij voorkomen.
De heer de Jonge meende dat de heer de Smidt, bij
de verdediging van zijn amendement, juist tegen de be
paling van de laatste alinea het grootste bezwaar had en
daarvoor als argument aanvoerde, dat indien bijv. iemand
slechts éen dag vóór de verstrijking van het bij die ali
nea bedoelde jaar, eene recidive pleegde, dat men dan
op zoodanige overtreding geene gevangenisstraf zoude
kunnen toepassen. Dat in het midden gebrachte bezwaar
deelt spreker volkomen.
Inlusschen ziet hij niet in waarom de voorsteller zijn
amendement niet kan splitsendewijl het daarvoor zeer
goed vatbaar is.
Mocht de voorsteller daartoe niet kunnen besluiten
dan zal spreker tegen het geheele amendement moeten
stemmen.
De heer Snijder kan zich met het amendement
wel vereenigen, eensdeels omdat hij tegen de bepaling
van het artikel is, waardoor bij die het meeste eergevoel
heeft het meest zou moeten betalen. Maar hij gaat nog
verder en ziet in het vaststellen van een maximum en
een minimum een recht geboren waarvan alleen de ver
mogende kan gebruik maken; de onvermogende, de
arme overtreder niet, omdat hem de gelden ontbreken.
De eerste kan derhalve de rechterlijke uitspraak steeds
voorkomen, door de hoogste boete te betalen, terwijl
de minvermogende, die niet minder eergevoel heeft,
steeds zijn vonnis moet afwachten. Verdient niet de
arme zondaar dezelfde straf als de rijke?
De heer Pompe van Meerdervoort merkt op,
dat zoo even eene vraag is gedaan waaruit misverstand
kan worden geboren. De laatste spreker schijnt in den
waan te verkeeren dat door de bepaling van een jixum van
straf de overtreding niet zou kunnen worden afgekocht,
en altijd eene veroordeeling zal moeten worden afge
wacht. Dit is echter eene dwaling, want al bestaat een
fixum, ook dan kan men toch vrijwillig afkoopen door de
betaling van dat fiscum. Het bezwaar blijft dus bestaan,
en door de aanneming van het amendement zal het be
zwaar dat voor den narmen zondaar" bestaat Diet worden
opgeheven.
De heer Snijder gelooft dat de heer Pompe van
Meerdervoort hem niet goed heeft begrepeD. Spreker
is tegen de .vaststelling van een maximum en minimum
omdat daardoor de vermogende door afkoop zich voor
veroordeeling kan vrijwaren, terwijl de onvermogende
steeds een vonnis zal moeten afwachten.
De heer Pompe van 31eerdertroor4 verklaart
wederkeerig den heer Snijder ook na zijne nadere toe
lichting niet te begrijpen. Spreker gelooft nog, dat
het de bedoeling van dien heer is om den „armen zon
daar" te verlichten. Hij wil daartoe voorkomen, dat de
rijke door afkoop zich voor een vonnis kan vrijwaren,
terwijl de arme dat steeds zal moeten afwachten. De
voorsteller van het amendement wil zoowel voor den
armen als den rijken overtreder een zelfden toestand.
Maar hij vèrliest uit het oog dat ook, al is een Jixum
vastgesteld, afkoop kan plaats hebben, door betaling
van dat Jixum. Daarenboven is de bepaling; van het
Jixum juist nadeelig voor den „armen zondaar" dien de
voorstanders van het amendement willen verlichten
want is een Jixum bepaald, dan zal ook steeds tot dat
bedrag de boete moeten worden uitgesproken en ont
neemt men den minder gegoede de mogelijkheid om tot
het minimum der boete te worden veroordeeld. Daarin kan
spreker dus geen beneficie voor den „armen zondaar"
zien.
Ha sluiting der discussie wordt het amendement van den
heer de Smidt instemming gebracht en verworpen
met 23 tegen 6 stemmen. Vóór stemden de heeren: Ris-
seeuw, Fransen van de Putte, Wagtho, de Smidt, Snijder
en J. P. Kakebeeke. Afwezig waren de heeren Winkel
man, Callenfels en Becius.
Artikel 24 worclt vervolgens zonder hoofdelijke stem
ming goedgekeurd.
Op voorstel van den voorzitter wordt besloten de
werkzaamheden voor heden te eindigen en die te
hervatten morgen, Donderdag 11 Juli, des voörmiddags
te 10 uren.