PROVINCIALE STATEN VAN ZEELAND.
Zitting van Woensdag 10 Juli. Resumtie notuleniue-
dedeeling afwezige ledenbehandeling voorstellen gede
puteerde staten; idem ontwerp-reglement betreffende den
veeartseuijkundigen dienst en de politie in de provincie
Zeeland.
Tegenwoordig de commissaris des konings, voorzitter,
32 leden en de griffier;
De notulen van pet verhandelde in de zitting van 6
dezer worden gelezen en goedgekeurd.
De voorzitter deelt mede, dat hij bericht heeft ont
vangen van de heeren Mazure, Vader en Dronkers, dat
zij wegens ambtsbezigheden verhinderd zijn deze zitting
bij te wonen, en van den heer van der Vliet, dat ook hij
belet is in deze zitting tegenwoordig te zijn. Deze
inededeeling wordt voor kennisgeving aangenomen.
Vervolgens worden behandeld de volgende vroeger
medegedeelde adressen en voorstellen van gedeputeerde
staten te weten
A. Het adres van den directeur der Spoorboot-maat
schappij, betreffende de toepassing van het besluit,
waarbij eene subsidie is toegekend aan de maatschappij
voor wat betreft den aftrek der steigerrechten van de
onzuivere opbrengst der vrachtenmet het voorstel van
.gedeputeerde statenstrekkende tot afwijzing van het
verzoek. [Zie bladz. 16 hiervoren.]
Het in de vorige zitting uitgebracht algemeen verslag
der afcleelingeu heeft, naar de voorzitter mededeelt,
aan gedeputeerde staten geen aanleiding gegeven tot
wijziging van hun voorstel.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
wordt dit voorstel goedgekeurd.
B. Het voorstel van gedeputeerde statenom de sub
sidie toegekend aan de nu ontbonden Spoorboot-maat
schappij voor het vervolg toe te zeggen aan de nieuw
opgerichte maatschappij. [Zie bladz. 17 hiervoren].
De voorzitter geeft te. kennendat het in de vorige
zitting uitgebracht verslag der afdeelingen aan gedepu
teerde staten geen aanleiding heeft gegeven tot wijziging
van hun voorstel, hetwelk daarna mede zonder beraad
slaging en zonder hoofdelijke stemming wordt goedge
keurd.
C. Het voorstel van gedeputeerde staten tot verkoop
der steigerschuiten te Vlissingen en te Breskens en tot
het toekennen eener tegemoetkoming aan-de schippers.
[Zie bladz. 17 hiervoren.]
Het in de vorige zitting uitgebracht verslag der af
deelingen heeftblijkens mededeeling van den voor
zitter, aan gedeputeerde staten geen aanleiding ge
geven tot wijziging van hun voorstel.
Zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming
wordt dit voorstel mede goedgekeurd.
D. Het voorstel van gedeputeerde staten tot aanleg
van een steiger aan de zuidzijde van de haven van Hoe-
dekenskerke. [Zie bladz. 17 hiervoren.]
Volgens mededeeling van den voorzitter heeft het
in de vorige zitting uitgebracht verslag der afdeelingen
aan gedeputeerde staten evenmin aanleiding gegeven tot
wijziging van hun voorstel, hetwelk vervolgens zonder
beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming wordt
goedgekeurd.
E. Het nader voorstel van gedeputeerde staten tot
wijziging van het reglement voor het waterschap der
Sluis aan de Wielingen. [Zie bladz. 18 biervoren.]
Nadat de voorzitter heeft medegedeeld, dat het in.
de vorige zitting uitgebracht verslag der afdeelingen
aan gedeputeerde staten geen aa^eiding heeft gegeven
om hun voorstel te wijzigenwordt de beraadslaging
daarover geopend.
De heer Risseeuir verklaart, dat hij tot zijn leed
wezen niet met het voorstel van gedeputeerde staten
kan medegaan. Hij vindt in de bewering van ingelanden
van den Kivittepolder dat die polder geen uitwatering
verlangt of noodig heeft, geen grond om dien polder te
ontslaan van zijne verplichtingen tegenover het water
schap der Sluis aan de Wielingen. Ook zou hij de aan
neming van het voorstel als een gevaarlijk antecedent be
schouwen, omdat hij vreest dat andere polders allicht
het voorbeeld van den Kivittepolder zouden volgen,
ten nadeele van het waterschap.
De heer van Citters wenscht met een enkel woord
het lid uit Oostburg to beantwoorden. Hij merkt op dat
de Kivittepolder zich in een zeer bijzonderen toestand
bevindt. Bij een .ten vorigen jare aan dien polder ge
bracht bezoek is alles nauwkeurig nagegaan en bevon
den dat de gronden van dien polder in een staat verkee^
ren waarvan men zich bijna geen denkbeeld kan vormen.
Onder meer heeft men daar gevonden een oude pottebuis,
die het kenmerk droeg van in geen jaren gebruikt te
zijn. Nu is het wel vreemd dat een polder geen uitwate
ring heeft, 'maar men moet niet vergeten, dat de gron
den in den Kivittepolder nagenoeg uit louter zand be
staan. Gedeputeerde staten zijn dan ook overtuigd dat
de aanspraak van dien polder zeer rechtmatig is. Hij
zal de vergadering niet ophouden met een lange be
schrijving van den toestand des polders, maar zeker
is het dat de Kivittepolder bepaald in zijn recht is en
dat hij, hoezeer als het ware behoorende tot den Kad-
zandpoldergeen behoefte aan uitwatering heeft. Het
voorstel is, naar al wat men bij het ingesteld onderzoek
gezien heeft, alleszins billijk. Tegen de bedenking dat
door aanneming van het voorstel cle bijdrage van dien
polder aan het. rijk zou worden gemist, merkt hij ten
slotte op dat die bijdrage weinig te beteekenen heeft,
maar dat ook, al bad zij beteekeuis, het voorstel uit een
oogpunt van rechtvaardigheid toch behoort aangenomen
te worden.
De heer Hisseeuw zegt, dat het hem spijt dat hij
met het lid van gedeputeerde slaten in gevoelens moet
verschillen. Hij beschouwt namelijk den Kivittepolder
niet als zulk eene woestijn, gelijk de vorige spreker het
heeft doen voorkomen. Dit punt van al of niet vrucht
baarheid der gronden wil hij evenwel laten rusten. Maar
zijn voornaamste bezwaar bestaat hierin, dat door de
aanneming van het voorstel een gevaarlijk initiatief tot
stand komtwant indien de Kivitte in liet gelijk wordt
gesteld, is bet te voorzien dat ook andere polders van
hunne verplichtingen tegenover het waterschap zullen
wenschen ontslagen te worden.
De heer Sïcnnequin vereenigt zich geheel met de
door den heer van Citters aangevoerde gronden. Met
een enkel woord wil hij ook den heer Risseeuw beant
woorden, die vreest voor de gevolgen welke de aanneming
van dit voorstel wellicht ook voor andere polders hebben
kan, die het voorbeeld van den Kivittepolder zouden
willen volgen. Alle andere polders hebben zich bij con
tract verbonden tot een tienjarige bijdrage, de Kivitte
polder echter niet-, deze polder heeft zich niet verbon
den; hij is ook niet gehoord over de opneming in het
waterschap, want ware hij gehoord, dan zouden de
eigenaren zich bepaaldelijk tegen de opneming verzet
hebbendaar zij bij herhaling te kennen gegeven heb
ben, geene behoefte aan uitwatering te hebben. Daaren-