sum tie, op do handels-transact! en", opcenten op het
patentrecht en dC personeele belasting cn verhoogingen
van andere bestaande belastingen de revue passeeren.
Al deze voorstellen cn plannen worden door vriend en
vijand ingediend en aangeboden, door den een om de
belasting van het chiffrs des affaires geheel of gedeelte
lijk te reddenen door den ander om dit voorstel der
commissie te doen vallen.
Tot de bestrijders behoort ook Thiers, die, zooals wij
reeds gisteren mededeelden, opnieuw een aanval op
deze belasting waagde en op de hem eigene welsprekende
en slimme wijze haar een gevoeligen slag toebracht
door het voorstel van den heer de Gaslonde tot het
heffen van opcenten op de directe belastingen te onder
steunen. Zijne tactiek werd gisteren met een gunstigen
uitslag bekroond. Een uitvoerige en krachtige verdedi
ging van het voorstel der commissie door haren rappor
teur, den heer Desseillignymocht niet baten, want met
361 tegen 310 stemmen verwierp de kamer het voorstel
van den heer Ducarre tot het heffen van 1 per mille op
alle verkoopen van handel, ■waarmede het voorstel der
commissie ook in beginsel door de kamer veroordeeld is.
Heden zal het debat worden voortgezet en waarschijnlijk
ook dit voorstel worden afgestemd. Tal van afgevaar
digden verlieten na de stemming hunne plaatsen om
Thiers met deze nieuwe overwinning geluk te wenschen.
Terwijl vroeger voor het meerendeel de leden van het
rechter-centrum en van de rechterzijde Thiers deze beleefd
heid bewezenwaren het thans bijna allen vertegenwoor
digers der linkerzijde, die den president der republiek
de hand kwamen drukken.
Ja le Gaulois leest men dat de prefect der Seine, de
heer Léon Say, een nieuwe poging bij de regeering
heeft aangewend tot restitutie van de 210 millioen francs
welke Parijs na de capitulatie aan den vijand uitbe
taalde. De president en de minister van financiën heb
ben, zegt het blad, den prefect beloofd dat weldra eene
wet tot regeling dezer quaestie zal worden ingediend.
De Ivreuz-Zeitung meldt dat het Fransche gouverne
ment nopens de houding, welke Frankrijk ten aanzien
van het aanstaande conclave in acht denkt te nemen,
aan de Duitsche regeering heeft te kennen gegeven, dat
men vooralsnog verwachtte dat de vrijheid van de kar
dinalen door Italië voldoende geëerbiedigd zou worden,
en men daarom eene inmenging niet gemotiveerd achtte.
Uit Versailles wordt thans als zeker gemeld dat alle
geruchten omtrent onderhandelingen met de Fransche
regeering naar aanleiding van het aanstaande conclave
geheel uit de lucht gegrepen zijn.
Het orgaan van den paus, de Voce della verita, schijnt
bevreesd te wezen dat men aan het voorschrift des
pausen om aan de gemeentelijke verkiezingen deel te
nemen een verkeerde beteekenis hechten en daarin een
indirecte erkenning zien zal van het geconstitueerde
koniukrijk Italië. Aan het slot eener aanmoediging aan
de katholieke kiezers om ter stembus op te komen zegt
het blad: „Laat ons elkander goed begrijpen. De katho
lieken zullen nooit de wetten eerbiedigen welke de
kerk beroofd hebben en haar dagelijks hare heiligste
instellingen ontnemen. "VVat dit aangaat gelooven wij
dat hun banier steeds dezelfde blijven zal.'' De cleri-
calen willen zich dus in de gemeenteraden trachten te
nestelen, niet om als Italiaansche burgers de wetten te
handhaven, maar om den ondergang van hun vaderland
en de schending der wetten te bewerken. Op onbe
schaamder wijze werd wel nog zelden door de ultra-
montanen zeiven het doel van hun streven geopenbaard.
De ontweip-wet der commissie op het lager
onderwijs in frankrijk.
Vóór eenige dagen meldden wij dat op het bureau
der nationale vergadering de wet tot regeling van het
lager onderwijs was neergelegd, zooals die door de
commissie, welke met het onderzoek der wet van den
minister Jules Simon belast was, ontworpen is. Zooals
men zich herinnert heeft deze commissie, welke dooi
den bisschop van Orleans Dupanloup wordt voorgezeten
en geheel samengesteld is uit leden der rechterzijde,
het regeeringsontwerp met groote meerderheid van
stemmen verworpen. Daarvoor stelde zij een uit 95 ar
tikelen bestaand ontwerp in de plaats, dat, naar men
zegt, geheel door den bisschop Dupanloup is opgesteld,
ten minste geheel zijn geest ademt, en met het volste
recht eene parodie genoemd mag worden van den alge-
meenen wensch der natie: bestrijding der algemeene
onkunde door goed, goedkoop en verplicht onderwijs.
Men moge over dwang in onderwijszaken verschil
lend denken, het lijdt echter geen twijfel dat zelden
een beginsel zulk een weerklank bij eene natie vond
als de leerplicht bij het Fransche volk na de vreese-
lijke vernederingen welke Frankrijk in den Fransch-
Duitschen oorlog moest ondergaan. Een paar voor
beelden zijn genoeg om aan te toonen hoe de ultra-
montaansche commissie uit de kamer haar taak heeft
opgevat, om de wenschen der natie in eene wet weer
te geven. „Men moet dit ontwerp lezen, zegt o. a. le
Temps, om te zien hoe de rechterzijde het volksonder
wijs begrijpt en op welke wijze zij het aan hare oog
merken tracht dienstbaar te maken. Deze stichtelijke
lectuur zegt daaromtrent meer dan tal van redevoerin
gen over deu gTGndtoon barer denkbeelden en het
doel barer politiek. Het onderwijs tot het slaafsche
werktuig der kerkelijke leerstellingen te verlagen,
zich te verzetten tegen iedere poging tot vrijma
king van den geest en het geheel met een vernis
van liberalisme en; met een voorgewenden eerbied voor
rechten te bedekkenwelke niemand ontkennen en
aanranden wil, ziedaar, in weinige woorden, het pro
gramma der clericalen en het doel der wet."
Het beginsel der leerplichtigheidwaarin millioenen
van Franschen na den laatsten oorlog het middel tot
herstel en de regeneratie van Frankrijk zien, het be
ginsel, dat in den volstenzin des woords een Fransche
volkswensch is geworden, wordt door de commissie in
art. 3 in de volgende woorden weergegeven
„De vader des huisgezins is geheel vrij in de keuze
van den onderwijzer zijner kinderen. Hij heeft de
zedelijke verplichting en het onvervreemdbaar
recht om hen op te voeden en te onderwijzen, hetzij
zelf, hetzij uoor een leermeester zijner eigene keuze."
Dit fuudamentcele artikel der wet behoeft waarlijk
geen nadere toelichting; het is op zich zelve voldoende
om te bewijzen dat de geheele wet, wat zij ook schijnen
moge, een wassen neus is, „een arsenaal zooals
le Temps zeer juist zegt waarin het clericalisme
zorgvuldig alle wapenen verzameld heeft, welke de bnr-
gerlijke maatschappij reeds sedert meer dan een eeuw
aan dezen vijand betwist." De vermelding van nog een
paar artikelen is voldoende om de waarheid dezer bewe
ring duidelijk in het licht te stellen. Art. 46' zegt dat
niemand onderwijzer wezen kantenzij voorzien van eene
acte van bekwaamheid. Dit brevet de capacitékan echter ver
vangen worden door eenige andere bewijsstukken o. a.
ook door fes letlres d1obediencedoor den bisschop van
het diocees goedgekeurd voor onderwijzeressen, die tot
geestelijke inrichtingen van onderwijs behoorenwelke
erkend ziju als eene instelling van openbaar nut." Dus
niet bekwaamheid alleen is een vereischte om onderwijs
aan de jeugd te kunnen geven, maar ook onderworpen
heid aan de geestelijkheid is volgens de monarchale
rechterzijde voldoende, alsof niet juist dit het Fransche
lager onderwijs zoo slecht deed ziju en de eerste oor
zaak van de algemeene onwetendheid ware!
Een karakteristiek getuigenis voor den geest, waarin
de nieuwe wet geschreven is, geeft art. 24, dat aldus
luidt
„In de gemeenten waar verschillende godsdienstige
gezindten openlijk bestaan en beleden worden, zullen
verschillende scholen voor de kinderen van iedere
gezindte worden gesticht."
Van dubbelzinnigheid kan men deze woorden waarlijk
niet beschuldigen. Voor Nederland, dat de voorrechten
der gemengde school heeft leeren waardeeren, is het
waarlijk overbodig om er op te wijzen, hoe verkeerd
cn gevaarlijk voor de eenheid van den staat het wezen
moet, wanneer op deze wijze de strijd der godsdiens
tige partyen wordt aangewakkerd, wanneer bij kinde
ren van hunne prilste jeugd onverdraagzaamheid wordt
gekweekt, wanneer hun door den staat zeiven inge
prent wordt dat er, ondanks allen schijn van nationaal
gevoel, tusschen de belijders der verschillende gezindten
een klove, een antagonisme bestaat. Beter bewijs kon
den de ultramontanen niet leveren dan zij het in deze
wet doen, dat zij geen goede burgers wenschen te vor
men d. i. niet het belang van den staat beoogen, maar
slechts gedweeë werktuigen der kerk of liever der heerscli-
zuchtige geestelijkheid willen maken.
fïlmgdttirrk.
ZIERIKZEE. 1572—1576.
III.
Langzamerhand begonnen de Spanjaarden weder
eenige voordeelen te behalen en begon Alva opnieuw
plannen te smeden om zich van Schouwen en Duive-
land meester te maken. Zijn opvolger Requesens zag
ook spoedig in, hoe gewichtig het bezit van die eilan
den met Zierikzee was en verzamelde in 1575 te Tholen
een macht van 3000 man voetknechten, 200 man schansgra
vers en 400 ruiters, terwijl hij te Antwerpen 30 gal
leien en een aantal kleine vaartuigen uitrustte. Ia
Zierikzee werd intusschen ijverig gewerkt ora de stad
in goeden staat van tegenweer te brengen.
In den nacht van 28 en 29 September 1575 werd
het plantot bemcestering van Schouwen en Duiveland
ontworpen, ten uitvoer gelegd en die eeuwig gedenk
waardige tocht door de Spanjaarden ondernomen die
ieders bewondering verdient. Door de wateren trok
eene legerafdeelingin tegenwoordigheid van Reque
sens, van Philip3land naar Duiveland, dat spoedig was
bemachtigd; den 30en September zetten zij hun tocht
voort en gingen door het dijkwater naar Schouwen
ook dit werd venneesterd en nu lieten de Zierikzee.
naars het land rondom de stad onder water loopen.
Den 3'" October namen de Spanjaarden de schans bij
het oude hoofd in, doch alvorens de stad geregeld te
belegeren moesten zij eerst het fort Bommcnede ver
overen, hetwelk hun den 25en October gelukte.
Toen begon het beleg dat niet minder dan 9 maan
den zou duren; de Zuidzelke was geheel verschanst;
de stad aanzienlijk versterkt, en werd door de bezetting
van 1200 man onder jonkheer Arend van Dorp uitm in
tend verdedigd. Telkens hadden uitvallen en scher
mutselingen plaats, waardoor men elkander trachtte
afbreuk te doen, terwijl ieder er op uit was den ander
te verschalken. Zoo g'ing op zekeren dag in den
aanvang van 't beleg Kaspar van Vosbergen naar den
Spaanschen bevelhebber Mondragonom naar hij
voorgaf over de overgave der stad te onderhande
len, maar daar eenige op stroom liggende schepen mede
in het verdrag zoudau begrepen zijn, vroeg hij verlof
om daar een bezoek te brengenteneinde alles voor de
overgave te bespreken. Mondragon, zeer in ziju schik,
voldeed terstond aan het. verzoek, cn van Vosbergen
ging naar de schepen, waar hij echter een plan be
raamde tot redding der stad en een stelsel van seinen
vaststelde. Daardoor gelukte het des avonds nog 2 vaan
dels soldaten en eene hoeveelheid oorlogsbehoefte bin
nen de stad te krijgen. Men vertelde Mondragondat
alles in orde was en had zelfs de stoutmoedigheid hem
een gijzelaar aan te bieden, waarvoor hij echter be
dankte; weldra echter merkte hij, dat hij misleid was
en nu werd de stad terstond nauwer ingesloten. Tot
Februari 1576 gelukte het evenwel telkens nog hulp in
manschappen of levensbehoeften binnen tc brengen,
daar de vijandelijke krijgsmacht te zwak was om dit
te beletten.
Den 12en December 1575 verbrandden de Zierikzee-
sche schippers in een van hunne uitvallen een Spaansch
schip en maakten 12 Spanjaarden krijgsgevangenen
den 14ou Januari 1576 werd een belangrijke uitval
ondernomen met 23 groote en kleine schepen om de
vijanden uit Noordwelle te verdrijven; deze vluchtten
in de kerk, die men in brand, stak, en daarna in den
toren waar de meesteu den dood vonden. De toestand be
gon echter allertreurigst te worden door gebrek aan
levensmiddelen; in het laatst van Maart werd de
insluiting nog nauwer en de waakzaamheid van den
vijand nog schorper, zoodat men geen kans meer zag
om boden naar Boissot of den prins van Oranje te zenden.
Eene krachtige poging die tot ontzet van Zierikzee werd
ondernomen door onder Boissot een aanzienlijke
vloot te zenden, mislukte doordat de vijand brieven
had onderschept en dus de plannen kende. Mondragon
sloot de stad nog meer in; de belegerden zochten
ieder middel op om den prins en Boissot kennis tc ge
ven van den staat van zaken, doch lioe? Men was
ten einde raad.
»Nu was liet laatste graan gemalen
Het laatste brood gedeeld;
Tenzij de vloot niet meer vertraagde,
Tenzij ontzet of leeftocht daagde,
Was Zierikzee verspeeld."
«Wie volgt er mij?" riep Lieven Ilecre,
lk haal ontzet of brood
Wie durft het met mij mêe gaan halen?
Wij springen van de vestingpalen
En zwemmen naar de vloot."
Dat dorst nog eeneen nog dorst mede
't Was schipper Ewond Schacht
Zij zouden domplcn van de wallen
Zoo ras weer de avond was gevallen
En reizen met den nacht."
Zoo geschiedde, wat Tollens bezong; iiet bekende
heldenfeit werd ondernomen: Heere cn Schacht,
Tollens spreekt van Ewoud Schachtelders vindt men
Jan Schacht ieder met de helft van een brief aan
Boissot voorzien, opdat de vijand den inhoud niet zou
raden, als hij een hunner in banden kreeg, beproefden
op den 21cn April zwemmende de vloot te bereiken.
Weldra begaven Schacht de krachten, en wilde hij
het leven redden dan zag hij zich verplicht zich aan
de Spanjaarden over te geven doch Heere riep:
««Geen Spanjaard zal mijn brieven lezen.'
Ik wil geen gast bij Spanjaards wezen!
Dat is mijn kort besluit.""'
«En Ewoud ging en tobde henen
Waar 'svijands lamplicht blonk;
En Lieven sloot aan wederzijen
Zijn hangende armen langs de dijen
Gedacht zijn ziel en zonk."
Ruim een maand later, den 27"" Mei, werd eene groote
vloot van 150 zeilen op de Schelde bijeengebracht om
Zierikzee te gaan ontzetten, doch het geheele plan van
den aanslag werd aan Mondragon verradenBoissot
sneuvelde, en 300 van zijn manschappen verdronken.
Nogmaals werd besloten de proef te nemen op deneer-