Van Parijs naar Versailles.
Een Parijsch correspondent van de Neue freie Presse
geeft in dat blad de volgende beschrijving van bet ver
keer tusschen Parijs en Versailles.
De nationale vergadering maakt zich gereed om voor
eenigen tijd op reis te gaan; wie zal zeggen of zij slechts
voor weinige maanden afscheid neemtdan wel of de tijd
van haar eeuwige rust is aangebroken en alles voorbij
is? Ieder die de volle vergadering nog in de theater-zaal
te Versailles wil zien en de Franscke wetgevers, de
grootste merkwaardigheid uit de omgeving van Parijs,
nader wil leeren kennenhaaste zich. Daarenboven is in
dit jaargetijde een tocht naar de vroolijke koningsstad
zeer verkwikkendverkoelende windjes waaien door de
breede stratendicht begroeide kastanjelanen verbrei
den een liefelijke schaduw, en het park waarin men
het stof der zittingszaal en de drukte der parlementaire
discussien kan ontvluchten, is met zijn beroemde water
werken groene grasvelden en geschoren hagen, bijna
te schoon. 0, die geheimzinnige doolhofgangen, met
die sierlijk uitgesneden hagen, liet ritselen der bladeren
klinkt als een echo uit de tijden van het hertenpark; bij
iedere kromming van den weg gelooft men eene dei-
favorieten en muitressen van Cotillon III te zullen ont
moeten en men is volstrekt niet verrast in plaats van
een Pompadour of Dubarry een in de eenzaamheid wan
delend lid van de nationale vergadering te zien.
Zij zijn echter niet allen zoo stil en eenzelvig die
edele afgevaardigden uit. de provinciën. Eenige dagen
geleden wandelde ik bedaard tusschen de heggen van
het park en ontmoette den vkonite de doch
nomina sunt odiosa het was een vicomleeen jong afge
vaardigde en een Frohsdorfer van het zuiverste water,
die bij zijne collega's in de zittingzaal behoorde te
zitten, maar in plaats daarvan door de mysterieuse la
nen van het park wandelde in gezelschap van een
dame, die vrij wat liefelijker was om te aanschouwen dan
een belastingvoorstel. Alles wat een romanschrijver zich
voor zijne heldin zou wenschen scheen in haar te zijn
vereenigd, en ik kon mij best begrijpen, dat het sckoone
kopje hetwelk zich zoo gracieus boven het rozenkleedje
bewoog voor een jong wetgever meer aantrekkings
kracht moest hebben dan de karakteristieke kop van
den president Grévy. De vicomte en de dame in het
rose gingen mij schertsende voorbij en verdwenen in de
lanen; nu eens weerklonk hun luide lach, dan weder
fluisterden ze zachtjesPalsambleumesseigneurs!
ik wil gaarne gelooven, dat gij weinig lust gevoelt om
naar Parijs terug te keeren, naar het koude ledige
Palais Bourbon, waar geen park is, geen dicht belom
merde laantjes zijn en geen dames in het rose. Nergens
ter wereld zult ge een parlementsgebouw vinden, dat,
zooals uwe theaterzaal, te midden van eeu groene oase
ligt, en hen die de discussie moede zijn verkwikking
biedt van allerlei aard.
„En toch zal het noodlot ook 11 treffen, Versailles,
land der gesehoren hagen!" riep ten tijde van het slui
ten van den vrede een vriend van von Windthorst in den
Duitsclien rijksdag. Ja, daar zorgt de tuinman reeds
dat de Doornen niet te hoog zullen opschieten, en ook
uwe plannen, gij ridders van de witte en de driekleu
rige vanen, ook uwe verwachtingen op een lang en
gerust leven, ook uwe boomen die gij zoo zorgvuldig
hebt geplant en gekweekt, dreigt het gevaar om na
korten of langen tijd geheel te worden gesnoeid of wel
te worden uitgerukt.
Als de nationale vergadering wordt ontbonden zal
aan het mozaïek van het Parijsehe leven een steen wor
den ontnomen, die nog wel kort geleden was ingezet,
en nog niet duurzaam kon vasthechten en toch veel
heeft bijgedragen tot verhooging van het schilderach
tige effect. Het bonte gewoel, dat door het onophoude
lijke heen en weer reizen tusschen Parijs en Versailles,
in de nabijheid van het station van den chemin de Jcr
deVOuestin de wachtkamers en in de waggons heerschte
en dat ik het parlementaire spoorwegleven zou wil
len noemenzal dan een einde nemen. Hoeveel ontwer
pen worden niet gemaakt, hoewel plannen niet ontwor
pen, hoewel praefecturen en sinecuren niet afgebedeld,
hoeveel twisten niet bijgelegd en hoevoel haat niet ge
kweekt op dien korten afstand tusschen Versailles en
Parijs in een engen spoorweg-coupé!en wanneer men
bedenkt dat liet geringste verzuim van een wisselwach
ter genoeg zou wezen, om 2/3 der nationale vertegen
woordiging buiten gevecht te stollen, dat éen van die
spoorweg-ongelukken, welke met de toenemende voor
uitgang steeds talrijker schijnen fe worden, het parle
mentaire raderwerk tot stilstand zou kunnen brengen,
dan krijgt men een vreemd denkbeeld van de anders
zoo hooggeroemde voorzichtigheid der vertegenwoordi
gers van het platteland, en vreemdsoortige wenschen
moetendunkt mijin de harten hunner doodsvijanden
opwellen.
Des morgens na het ontbijt staat de parlementaire trein
tot het vertrek gereed. Een afgevaardigde loopt van coupé
tot coupé, om eeue plaatsen iemand anders te zoeken.
Eindelijk vindt hij wat hij zoekt: een minister. Met
een vriendelijk glimlachen neemt hij de vrijheid naast
hem plaats te nemen en geeft hij zich alle moeite om
het discours op het gewensehte onderwerp te brengen,
een plaatsje voor een zooneen neef of een president
van een invloedrijke kiesvereenigingen naar gelang de
afgevaardigde met een Jules Simon of een Dufaiirc te
doen heeft, stapt hij te Versailles bemoedigd of ontmoe
digd uit den waggon. Deze soort van bedelaars is talrijk
onuer de afgevaardigden en het liefst bedelen zij in den
trein, waar de ontmoeting met den minister en het ver
zoek een heureux hasard kan worden genoemd.
Nog talrijker, maar inderdaad veel interessanter is de
species der zelfbewuste afgevaardigden, der parlemen
taire poseurs. Men herkent hen aan een dikke porte
feuille, waarvan zij zelden scheiden. De afgevaardigde
A. gebruikt die als garderobe: wanneer hij op de pre
fectuur te Versailles te dineeren gevraagd is, doet hij
er 's morgens zijn rok en een schoon overhemd in. Voor
den afgevaardigde B. is zij een voorraadsschuur, waarin
portwijnpasteitjes enz. tegen dreigenden honger be
waard worden. Meestal natuurlijk bevat zij de ora
torische werken en plannen van haven eigenaar, en
dezen moet men zienwanneer hijmet waardigheid
in den hoek van den coupé gedrukt een half uur voor
den slag zijne batterijen stelt en zijne troepen monstert
men moet hem zien wanneer hij den inhoud der porte
feuille op zijne knieën rangschikt, rapporten van eom-
missiën en voorstellen van wet voor zich uitspreidt
met een minachtend lachen eene courant doorloopt, hoe
hij zich daarna in het bewustzijn zijner waardigheid in de
ruggekussens laat vallen, om met halfgesloten oogen
nog eenmaal zijne redevoering te meraoriseerenwelke
aan het land het recept eener onfeilbare redding
geven zal.
Deze is de serieusebejaarde poseur. Men ziet er ech
ter ook van veel jonger slag men zou kunnen zeg
gen den lyrischen tenor van het parlement. Deze kiest
het liefst coupéswaarin dames zitten, geeft zich alle
moeite een echt staatsmansgezicht te zettenspreekt op
luidruchtige wijze met zijne ambtgenooten over speciale
commissiën, besluiten der fractiën en motiën, critiscert
den president Grévy, prijst Chambord ot Aumale,
klaagt over de geringe welvaart van den staat en scheldt
op Thiers, ce petit-la,dien men toch tot rede behoorde
te brengen. Vaak gaat de vlieger opde dames raken
in bewondering voor den jeugdigen, veelbelovenden
staatsman, maar ook dikwijls hebben zijne ma
noeuvres niet het geringste resultaat.
Natuurlijk zijn er nog meer types in den parlements-
trein die niet allen hier beschreven kunnen worden.
Interessant echter is nog de politieke nnanceering in
de waggons. Enkele coupés herbergen allerlei soorten
witten, rooden, driekleurigenafgevaardigdenminis
ters, journalisten, secretarissen van staat alles
bont en vreedzaam door elkander. Velen echter nemen
slechts plaats in coupés hunner kleur, anderen zoeken
daarentegen juist het tegenovergestelde uiterste. Gam-
betta reist gaarne met DahirelAumale versmaadt het
gezelschap van Ordinaire niet, en wie het niet weet,
merkt aan hun gesprek volstrekt niet dat zij elkander
doodelijk haten en slechts dezen éenen gemeensehappe-
lijken wensch hebben om elkander wederzijds naar
Cayenne te deporteeren.
Ook de luchtstreek en de ligging van hun departe
ment speelt hierbij een grooterol, vooral bij de Zuidelij
ken. De vertegenwoordigers van het roode Marseille
blijven onafscheidelijke reisgenootenevenzoo de afge-
vaardigen van Bordeau en van Toulouse; overeenstem
ming in politieke beginselen is echter een hoofdver-
eischte. Een legitimist van Quimperlé verdraagt
misschien een half uurtje het gezelschap van een radi
caal uit Perpignan, radicalen en legitimisten van bet
zelfde departement kunnen echter geen oogenblik te zamen
ia de enge ruimte van een spoorweg-cowpe vertoeven,
zonder elkander figuurlijk of inderdaad in de haren te
vliegen. Zoo schreeuwde voor eenige dagen de radi
cale Rouvier zijn reactionnaireu collega Baragnon toe:
„Gij kunt het er voor houden dat ik u een oorveeg heb
toegediend." Dit gaf aanleiding tot een vreeselijk
schandaal en eerst aan den invloed van Jupiter Grévy
gelukte het om den gefingeerden oorveeg ongedaan te
maken.
iHmgdttwIi.
ZIERIKZEE. 1572—1576.
II.
Wij hebben gezien hoe de toestand in Zierikzee was
toen de 7° Mei aanbrak en de schepen van d'Avilla in
het gezicht kwamen, maar gelukkig voorbij voeren.
Kaarsemaker en de zijnen waren echter niet gerust en
vertrouwden de Spanjaarden nieten hoe goed het was,
dat zij de noodige voorzorgsmaatregelen namen bleek
in den vroegen morgen van den 8C" Mei, toen een der
tigtal Spaansche schepen opdaagde en koers zette
naar Zierikzee. Het was een gedeelte van de vloot die
den vorigen dag naar den Vrouwepolder was gestevend,
en dat onder bevel van den admiraal Tseraarts door
d'Avilla was afgezonden om versterking te halendoch
zich intusschen van Zierikzee te verzekeren, teneinde
vandaar krachtiger tegen Walcheren te kunnen ageeren.
De vloot kwam bij het hoofd ten anker en eenige
benden werden ontscheeptmaar met Kaarsemaker
aan het hoofd, en onder het aanheffen van het zoo be
zielende „Wilhelmus van Nassauweu" rukte de gewa
pende burgerij tegen de Spanjaarden opdie zij sommeer
den om zich terstond weder in te schepen en te vertrek
ken. Deze gaven echter daaraan geen gehoor, en nu
ontwikkelde zich met de eigenaardige woestheid en
vermetelen moed van die dagen een dubbele strijd,
die even noodlottig voor de Spanjaarden als gelukkig
voor de Zierikzeenaars was. Met een gedeelte van zijn
volk viel Kaarsemaker de ontscheepte bende aan, ter
wijl de moedige Lieven Heere met een ander gedeelte
van het hoofd de schepen bestookte. Van de ontscheepte
soldaten bleef bijna geen enkele overmen gaf toen geen
genade, men schonk geen pardon, het veld moest ge
heel van vijanden worden gezuiverd; men kende de
krijgsmiddelen van den tegenwoordigen tijd nog niet,
maar streed met leeuwenmoed, man tegen man. In zulk
een strijd behaalden zij die streden voor hun dierbaarste
rechten, al was hun getal ook gering, lichter de over
winning op troepen die slechts huurlingen waren voor
de gewaande belangen van een gehaat vorst.
Toen Ivaarsemaker de ontscheepte troepen had versla
gen keerde hij naar het hoofd terug, vanwaar Lieven
Heere en de zijnen de Spaansche schepen dapper had
den beschoten, zoodat dezen hun best deden om in het
ruime sop te komen en te ontsnappen. Dit lag echter
volstrekt niet in de bedoeling der zegevierende Zeeuwen
geen Spanjaard mocht ongestraft ontkomen; zoo moge
lijk moest men allen verslaan. Men sprong in vischschui-
ten en booten en viel daarmede, voor zoo veel mogelijk
onder bescherming van het geschut van den wal, de
vijandelijke schepen aan; men enterde, klom aan boord,
en hield met enterbijl en mes gruwelijk huis onder de
Spanjaarden die zich wanhopig verdedigden, hoewel te
vergeefs; behalve de weinige kleinere vaartuigen die
nog bij tijds waren ontsnapt, werden alle Spaansche
schepen vernield of als buit binnen de haven gesleept,
nadat de bemanning door het staal of in de golven den
dood bad gevonden.
De Spanjaarden liadden een belangrijk verlies gele
den, vooral met het oog op hunne positie in Walcheren,
die voor het oogenblik aanmerkelijk was verzwakt.
Tseraarts kwam niet alleen met geen nieuwe hulp opda
gen, maar had zelfs bijna alles verloren wat hij na de
landing bij den Vrouwepolder had medegenomen, en
d'Avilla was geheel verlamd daar hij na den mislukten
aanval op Veere voorloopig van verdere veroverings
plannen moest afzien. De houding van Zierikzee had
dus een belangrijken invloed uitgeoefend op de hande
lingen der Spanjaarden in Zeeland en daarom wekt het
zooveel te meer verwondering dat de heer Werther in
zijn boekje „De Zierikzeesche Vrijheidsdag" waarin
hij overigens de gebeurtenissen kort en zakelijk schetst
kan goedvinden hierover geheel te zwijgen.
Hij acht het geheele verhaal van den strijd aan
't Nieuwe Hoofd en bij de Gouwe op 8 Mei verzonnen,
gelijk naar bij meent voldoende schijnt te blijken
uit de omstandigheid, dat de onmiddellijk daarop in
de stad gekomen bezetting van Walen geen wraak daar
over heeft genomen op de burgerij. Het gaat echter niet
aan om op dergelijke wijze de verhalen b. v. van
A. Camphuijsen, J. de Kanter Philz. en E. B. Swalueals
van nul en geener waarde te verklaren, temeer daar de
feiten zeer goed zijn op te helderen.
Het is waar, dat op den 12cn Mei 3 vaandels Walen
(1 vaandel telde 100 man) vau de legerafdeeling
van Beauvois, onder bevel van den hopman Renax, de
stad kwamen bezetten, zonder eenig geweld te plegen.
Waaraan dit toe te schrijven? Aan het verschil in ge
voelen der burgerij en van bet grootste gedeelte dei-
leden van het stedelijk bestuur. De burgerij was prins
gezind; velen, en daaronder zeer invloedrijke leden
van het bestuur, Spaauschgezindmisschien meer uit
vrees dan uit overtuiging. Het stedelijk bestuur had
aau Alva beloofd bezetting te zullen innemen en dit
besluit voor de burgerij geheim gehouden, doch deze
verijdelde de eerste poging om bezetting in de stad te
brengen. Het bestuur verontschuldigde zich en eene
verzoening werd gesloten op voorwaarde, dat men
3 vendelen krijgsvolk zou opnemen en Kaarsemaker
zou uitleveren, teneinde hem aan Alva te zenden. De
wederzijdsche verhouding verklaart alles; de stedelijke
regeering misleidde de burgerijen de soldaten dei-
bezetting durfden en konden hunne gesneuvelde
kameraden niet wreken, daar hun getal te gering
zou zijn geweest tegenover de Zierikzeesche bur
gers, indien deze weder naar de wapenen mochten grijpen;
daarenboven zullen de Spaansche bevelhebbers, wiente
veel gelegen was aan het behoud der stad geen haude-