MIDDELBÜRGSCHE COURANT. 1° 158. Vrijdag 1872. 5 Mi. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2eD Paascli- en Pinksterdag De prijs per B in. franco is f 3.50. en een der Kerstdagen, Middelburg J Juli. POLITIEKE DROOM EN. r gaan de meeste punten van het programma van den „would-be minister" voorbij; deels vereenigen wij ons daarmede ten volle, deels met eenig voorbehoud. Wij willen echter drie onderdeelen daarvan in nadere beschou wing nemen, waarbij (Ie politiek van den dag en niet die eener min of meer verwijderde toekomst betrokken is; wij bedoelen zijne beginselen omtrent de regeling van het belastingstelsel, de militaire aangelegenheden en het koloniaal stelsel. Betreurende dat de liberalen jaren van iinancieelen voopriced hebben voorbij (aten gaan zonder het misvormd belastingstelsel te hebben herzien, zoodat alleen grepen zijn gedaan ora het beginsel toe te passen dat de voort brengende kracht zoo onbelemmerd mogelijk moet worden gelaten, herinnerende dat krachtige hervorming door eene inkomstenbelasting thans is mislukt, acht de schrijver hervorming van het belastingstelsel noodig naar de vol gende grondslagenherziening der grondbelastingher ziening der patentwet, belasting op de rente vanter beurze verhandelbare fondsen en belasting op de ove rige bronnen van inkomsten. De grondbelasting moet naar zijne meening worden verhoogd in verband met eene herziening van het ka daster, zoodat de wezenlijke belastbare waarde belast wordt; is eenmaal deze belasting volbracht, dan worde de aanslag voor elk perceel als jeene grondrente be schouwd en de belasting blijve verder onveranderd. Zijne meening' aangaande de hervorming van het patent- ïecht drukt hij in de volgende woorden uit: „het patent worde een zuivere belasting op de inkomsten uit handel, fabriekwezen en nering. De maatstaf van geld, knechts of kamers vervalt dus, evenals de cumulatie van kleine patenten. Men trachte den aanslag te regelen met even veel juistheid als de grondslag der tegenwoordige wet voor de naamlooze vennootschappen aanbiedt.'' Onder de vierde categorie van belasting op de overige bronnen van inkomsten wil hij treffen„schoon in veel mindere mate en met meerdere vrijstellingen en scha keeringen, de inkomsten getrokken uit de uitoefening van eenig vak, als: advocaat, dokter, onderwijzer, schilder, beeldhouwer enz., ook die uit het landbouw bedrijf." Ook de inkomsten uit gebouwde eigendommen wil hij hieronder begrijpen, doch niet de traktementen en pensioenen uit 'srijks schatkist, omdat eene belas ting van deze laatstcn zou nederkomen op terugnemen met de eene hand van wat met de andere gegeven was. Verder wil de schrijver het registratie- en zegelrecht als fiscaal middel afgeschaft en tot zijn waar karakter teruggebracht hebben, afstand van het geheele perso neel aan de gemeentenmet uitzondering van den grondslag der paarden, welke aan het rijk terugkeert, en de belangrijke vermeerdering van de opbrengst der middelen, die hij van de voorgestelde wijzigingen ver wacht, moet strekken om alle accijnsen, de tollen op land- en waterwegen en alle in- en uitvoerrechten af te schaften. Al erkennen wij veel goeds in het streven van den schrijver, zouden wij niet gaarne eene banier volgen, waarop deze beginselen als financieel programma voor kwamen de voorgenomen verbeteringen zijn voor een groot gedeelte zóo vaag en onbestemd aangewezen, dat ze volmaakt niets zeggenen de ten slotte gemaakte zinspeling op de vermoedelijke gevolgen der herziening raakt kant noch wal. De schrijver wil alle accijnsen, de in- en uitgaande rechten, de tol- en kanaalrechten cb het restant personeel {minus de belasting op de paarden) afschaften en de registratie- en zegelbelasting van haar fiscaal karakter ontdoen. Een blik op de begroo- ting voor 1872 leert dat die verandering aan den staat omtrent 40 millioen 'sjaars kosten zal; en nu behoeven wij niet in [becijferingen of lange redeneeringen te tre den om te betoogen dat dit cijfer alle financieele beschouwingen van den politieken droom omverwerpt. Iedereen gevoelt de onmogelijkheid om door invoe ring van eene belasting öp de reuten van effecten en van andere inkomsten, gevoegd bij eene betere verdee ling der grondbelasting dit deficit op het budget te dekken. Trouwens afgescheiden van dit bezwaar komt ons de eisch tot afschaffing van den gedistilleerd-accijns ppden door den schrijver' aangevoerden grond even ongerijmd voor, als wij zijne plannen ten aanzien dei- in- en uitgaande rechten en der zegel- en registratie rechten in beginsel heilzaam achten. Want al moge de ondervinding geleerd hebben, „dat verhoog'de accijns het verbruik (van gedistilleerd) niet doet verminderen mag men het tegenovergestelde gevolg toch zeker niet verwachten van het afschaffen van den accijns, en waar toe dan de 14| millioen welke die belasting thans «levert, aan de gedistilleerdverbruikers en tappers ten geschenke gegeven Maar9>a t te zeggen van de phrasen waarin herziening- van het patentrecht, teneinde daarvan eene belasting op de inkomsten uit industrie te maken, wordt verlangd Is de would-be minister" dan geheel een vreemdeling- in Jeruzalemen weet hij niet dat juist deze pogingen door alle opvolgende ministers van financiën zijn be- beproefd, en dat zij na lang tobbens gekomen zijn öf tot het wanhopig besluit om de zaak maar te laten zooals ze isöf tot het even wanhopig gebleken besluit om het geheele pateutrecht af te schaften en de industrieelen en kooplieden met alle andere ingezetenen gelijkelijk te treffen in eene algemeene inkomstenbelas ting. De tweede kamer wilde dit niet; maar wil zij het andere middel aangrijpen Zal men haar kunnen vangen met het sofisme van Thiers, die geen belasting sur le revenu kon goedkeurenmaar wel zich met eene belas ting sur les reeenus vereenigen kon"? Ook hier hadde de schrijver wel gedaan de parlementaire geschiedenis te raadplegen; dan had hij gevonden: in 1851 verwerping der belasting op de rentewelke hij voorstelt, in 1864 verwerping der door Betz voorgedragen wet op het per soneel, waarbij de „thans bestaandeniet gewettigde be voorrechting van den boerenstand", zooals hij haar noemt, geheel volgens zijn wensch werd opgeheven. Wat hij van verandering der grondbelasting zegt ste It ons mede niet tevreden. De grondbelasting is eene grondrente of ze is het niet, in spijt van alle theoreti sche beschouwingen brengt de praktijk mede dat zij het ^inderdaad is. Ook de schrijver wil haar als zoodanig be schouwd hebben, maar eerst wanneer tengevolge van eene herziening van het kadaster de werkelijke belastbare waarde ais grondslag genomen wordteerst dan wil hij fixiteit. Dat dit hulpmiddel, van een theoretisch stand punt volkomen onaannemelijk omdat het. verwarring sticht, op niets anders zou uitloopen dan op een cadeau voor den eigenaar van tot nogtoe te hoog getaxeerde perceelen en op eene berooving van de andere eigena ren, wier eigendommen in verkoopwaarde juist zooveel zouden verminderen als de gekapitaliseerde verhooging der grondbelasting bedraagtligt voor de hand. Juist de ongelijkmatigheid der tegenwoordige grondbelasting en haar feitelijke fixiteit pleit regen eene herziening, die onder voorgeven van billijkheid nog onbillijker zou worden, doch voor de opvatting dat zij eenvoudig aan te merken is als eene grondrente, welke het eene perceel hooger, het andere lager drukt. Wil men hierin veran dering brengen, dan is, dunkt ons, niets anders moge lijk clan afkoopbaarstelling naar een vasten maatstaf evenals van de tienden. Dat de schrijver onderscheid maakt tusschen de grond belasting voor gebouwde en voor ongebouwde eigen dommen achten wij een gelukkig denkbeeld. De inkom sten uit de laatsten zijn aan meer wisselvalligheid onderworpen en van een geheel anderen aard dan die uit het eenvoudig grondbezit getrokkenterecht scheidt hij die in zijn plan van de inkomsten van den grond af om ze te rangschikken onder de afzonderlijk belaste „overige bronnen van inkomsten." Leert de ondervinding dit inderdaad wel? De statistiek wijst hier te lande wel op een absoluut stationair-cijfer van verbruik, maar dit is juist daarom als afnemend te beschouwen, wanneer men met de toeneming der bevolking rekent. Wij kunnen omtrent de twee andere punten thans niet zoo uitvoerig zijn als de actualiteit ten aanzien der belastingquaestie vorderde. Wat de defensie aan gaat, acht de schrijver algemeene dienstplichtigheid ondenkbaar bij onzen volksgeest en omdat „Nederland geen gewapend kamp kan worden"; hij wenscht daarom een geconcentreerd detënsiestelsel en algemeene weer baarheid. Dit is immers niet dan een verschil van woorden? Dat de volksgeest geene algemeene dienstplichtigheid zou toelaten doet naar onze meening weinig afook belastingen zijn niet populair, moet men ze daarom afschaffen? En verder: wie wenscht Nederland in een „gewapend kamp" te vervormen? Is Pruisen, het land der algemeene dienstplichtigheid bij uitnemendheid, een gewapend kamp in vredestijd? De schrijver had wèl gedaan met ook hier wat verder te zien dan den buitenkant der dingen, vóórdat hij zoo kortaf verwierp. Zijn gevoelens ten aanzien der koloniale politiek deelen wij daarentegen geheel. Ook hij acht, evenals wij, de eigenlijke koloniale quaestie beslist, en het exploitatiestelsel der kolonie ten bate van het moeder land, dat met den geest des tijds in lijnrechten strijd isvoor goed veroordeeld. Hij is echter met ons van oordeel dat „Java naar krachten moet bijdragen in de behoeften van den staat"en geeft daarom eene vaste bijdrage, liever eene quota pars van de Indische baten aan het moederland, in overweging. Verder wenscht hij betere vervulling van dure verplichtingen welke Nederland niet uitsluitend ten aanzien der in Indië ge vestigde Europeanen, maar ook ten aanzien der inlan ders te vervullen heeft, en geeft eenige practische her vormingen aan, onder anderen zekere zelfregeeringvan Java wat de lokale, belangen aangaat, een terrein waarop wij hem wederom ontmoeten. Maar wij moeten thans afscheid nemen van deze bro chure, waarin echter nog overvloed van stof zou te vinden zijn voor overdenking en bespreking, want wij stem men ten volle met den schrijver in als hij zegt dat wisseling van gedachten tusschen hen die zich geest verwanten achten over alle quaestiën, al komen ze niet binnen kort aan de orde, zeer wenschelijk is. Daar door kunnen overtuigingen bevestigdmisverstanden voorkomen wordenen meer onderlinge toenadering der reisgenooten vloeit er uit voort wanneer men weet waar men gemeenschappelijk wenscht heen te gaan. Daartoe kenne men niet slechts den naam van het volgende station, maar het einddoel der reis. Eergisteren heelt men een aanvang gemaakt met de toebereidselen'om de ijzeren deuren van de groote sluis bij Veere weder uit de hengsels te nomen. Het is ge bleken dat de deuren niet juist sluiten en voortdurend water doorlatenhetgeen zonder haar op het land te brengen niet te verhelpen schijnt te zijn. Dit werk zal ten gevolge hebben dat het in gebruikstellen dei- sluizen en het daarmede in verband staande erlangen van een vasten waterstand in de haven en kaden te Middelburg weder voor eenige weken of' maanden zal vertraagd worden. Voor het examen van leerling-apotheker, te Middel burg af te nemenhebben zich zestien candidaten aan gemeld. De commissie van onderzoek bestaat uit de heeren P. M. de Ligny en M. J. Verhuist als leden en J. Jvan der Harst en G. C. van Nederveen als plaats vervangende leden, en wordt voorgezeten door den in specteur voor het geneeskundig staatstoezicht in Zee land. De aanvang van het examen is bepaald op 17 Juli e. k. De commissaris des koniugs in Friesland, jonkheer mr. J. E. van Panhuijs, heeft in de rede waarmede hij eer gisteren de vergadering der provinciale staten van dat gewest heeft geopend volgen derwijze den overleden mi nister Thorbecke herdacht „Het moge in den regel minder behooren bij een woord ter opening van de vergadering eener gewestelijke ver tegenwoordiging, aan voorvallen te gedenken van der- gelijken aard onder de mannen, die door 's konings ver-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 1