öuitralanfc. ALGEMEEN OVERZICHT. Aan het slot der zitting van Zaterdag had in de Fran- sche nationale vergadering een onstuimig debat plaats over het aan de orde stellen van de financieele wetten en van het budget van 1873. De voorzitter der commissie voor het budget van 1872, de heer Benoist-d'Azyver zocht de discussiën eerst heden te openen, omdat de commissie nog gaarne gisteren met de regeering over de volgorde der te behandelen voorstellen in overleg wenschte te tredeu. De minister van financiënde heer de Goulard, verklaarde dat de regeering met dit uitstel genoegen namhoewel zij het van haren kant niet vragen- zou. Een lid der commissie voor het budget, de heer Bocher, scheen de woorden van den minister niet juist begrepen te hebbentenminste hij vloog mot eenige drift naar de tribune en verklaarde dat de commissie ook gereed was om Maandag de discussiën aan te vangen. Dit misverstand maakte plaats voor een algemeene ver warring toen eenige leden zich beijverden het oorspron kelijke misverstand op te helderen. Na een hevig rumoer bepaalde dc kamer den aanvang der discussiën op gisteren. Uit een telegrafisch résumé blijkt dat bijna degekeele zitting gewijd was aan een uitvoerig overzicht van den financieelen toestandhetwelk door den minister de Gou lard gegeven werd, en aan de verdediging der finan cieele regeeringspolitiek bij monde van Thiers. In het kort kwam de rede van den minister van financiën op het volgende neder. liet oorspronkelijk deficit op de begroo ting bedroeg 120 millioen doch ten gevolge van nieuwe uitgaven en tijdelijke vermindering der inkomsten kon dit tekort tot 200 millioen stijgen. De regeering kon zich met geen der nieuwe belastingen, door dc commissie voor het budget voorgesteld, vercenigen en was van oordeel dat de vereischte inkomsten uit de grondstoffen behoor den gevonden te worden. De opbrengst van zulk eene belasting schatte zij op 170 a 190 millioen. De commis sie voor de tarieven echter meende dat deze slechts 98 millioen zou kunnen opbrengen. Dit cijfer nam de re- regeering aan, en teneinde in de voorloopige mindere op brengst tengevolge van de belemmerende handelstrac- taten te voorzien, stelde zij als tijdelijken maatregel ver hooging of opcenten op bestaande belastingen, o. a. op het zout, voor. De minister verzocht ten slotte dat deze voorstellen in handen gesteld zouden worden van de commissie voor het budget. Over den indruk dien dit exposé op de kamer maakte, zwijgt het bericht geheel. Dat die zeer gunstig was is moeilijk aan te nemen bij de bekende antipathie van verreweg de grootste helft der afgevaardigden voor de belasting der grondstoffen. Ook uit de om standigheid dat Thiers nogmaals persoonlijk het woord opnam om zijn financieel beleid te verdedi gen zou men mogen opmaken dat de kamer door het financieele overzicht niet in zijne overtuiging geschokt was. In antwoord op eenige opmerkingen van de heeren Dupont en Buffet stelde Thiers den verzoenenden geest der regeering op den voorgrond, die van een deel harer oorspronkelijke voorstellen afstand gedaan en nieuwe voorstellen ingediend had. Misschien zouden 150 millioen voldoende geweest zijn, maar uit voorzorg taxeerde de regeering het tekort op 200 millioen. Het verwijt van de vertraging, welke in de behandeling der financieele voorstellen had plaats gevonden, trof der regeering nietdie van den aanvang en nog steeds de belasting der grondstoffen de eenige uitvoerbare achtte. Wanneer de nationale vergadering de nieuwe suppletoire voorstellen niet aannam, zou de regecring daar niet verder op aandringen, omdat zij er van over tuigd was dat men toch tot haar voorstel tot belasting der grondstoffen moest terugkomen. Ten slotte ver zocht Thiers geen verder uitstel en de onmiddellijke verzending der voorstellen naar de commissie voor het budget. Iedere verdere verdaging, zeide hijzou het krediet van het land dooden en nadeel toebrengen aan de schoonste verwachtingen welke men thans algemeen koesterde, namelijk de ontruiming van het grondgebied. Men ziet hieruit dat, ondanks zijne lofrede op de toegeeflijkheid en inschikkelijkheid der regeering, Thiers zijne beginselen omtrent het financieel beleid evenmin heeft laten varen of van zins is op te offeren als zijne eigenaardige begrippen omtrent de organisatie van hot leger. Het zoogenaamde offer hetwelk hij brengt be staat toch slechts hierin dat hijom aan de voorloopig te geringe opbrengsten der belasting op de grondstoffen tegemoet te komen, eenige andere ongelijk drukkende belastingen als tijdelijken maatregel voorstelt. Het is nauwelijks denkbaar dat de kamer aan dit offer zeer veel waarde zal hechten. De heer dc Larcy, minister van openbare werken, volhardt bij zijn ingediend ontslag en nam, ofschoon nog steeds de officieele kennisgeving in het Journal officiel op zich laat wachten, reeds Zaterdag plaats te i midden van de leden der rechterzijde. Men verneemt dat de vacature voorloopig onvervuld zal blijven en de mi- nister Teisserenc de Bort met het interim zal belast worden. Uit Genève wordt gemeld dat de heer Bancroft-Davis gisteren definitieve instructiën van de Araerikaansche regeering heeft ontvangen. Of die instructiën overeen stemmen met het gisteren door ons medegedeelde ge rucht, dat Amerika naar aanleiding van het oordeel der scheidsrechters dat de indirecte schade niet in rekening kon gebracht worden, zijne daarop gebaseerde eischen vrijwillig introk, zal later moeten blijken. Over het een zoowel als over het ander ligt dezelfde sluier der ge heimhouding, als waarin de scheidsrechters besloten hebben hunne beraadslagingen te hullen. Het bericht uit Genève schijnt echter juist te wezen, tenminste dc voorzitter van het tribunaal, de heer Sclopis, heeft de afwezige scheidsrechters per telegraaf naar Genève ont boden, teneinde heden in stede van morgen hunne werk zaamheden te hervatten. Als een bewijs dat de kansen voor het behoud van het tractaat van Washington door de scheidsrechters zelve zeer gunstig beoordeeld worden, kan, zooals the Echo meent, dienen dat vier leden van het tribunaal villa's aan het meer van Genève hebben gehuurd. Het Buitsche rijk en de pauselijke stoel. In het orgaan van den Duitschon rijkskanselier is in de afgeloopen week een artikel verschenen, dat vooral door bet onderwerp waarover het handelt en door den officieusen stempel dien het draagt, bijzonder de aan dacht in en buiten Duitschland getrokken heeft. De Norddeutsche Allgemeine Zeitung verklaart, dat zij de aanstaande keuze van den opvolger des pausen uit dé licatesse niet besproken heeftmaar dat het thansnu enkele Italiaansche bladen en vooral de Voce dellaVe- rita, het orgaan van den paus, daaromtrent stellingen verkondigen, welke in lijnrechten strijd zijn met het moderne staatsrecht, de plicht der pers is om niet lan ger daarover het stilzwijgen te bewaren. Wanneer het officieuse blad van oordeel is dat het Duitsche rijk bij den eventueelen dood van Pius IX het recht heeft om zijn invloed bij de keuze van den nieu wen paus te doen gelden, dan is het zijn plicht om voor dat recht op te komen en het te verdedigen, en beteekent daarom die captalio hcnevolentiaedie veront schuldiging dat het blad over Duitschland 's recht spreekt hoegenaamd niets. Weinigen toch zullen de dupe van deze ongewone teergevoeligheid van de Norddeutsche Allgemeine Zeitung zijnallerminst de ultramonta ncn tegen wie haar aanval gericht is. In het kort komt de strijd tusschen de ultramontaan- sche bladen en het Duitsche blad hierop neder. De eersten beweren dat het oude recht van veto der katho lieke staten door de wijzigingen in hun binnenlandsch staatsrecht feitelijk opgehouden heeft te bestaan. Door het toekennen van gelijke rechten aan protestanten en andere ketters en vooral door het opgeven van hun karak ter als „beschermer der kerk" hebben de katholieke staten het recht van veto verbeurd. Het oude Duitsche rijk onder de Habsburgen droeg het karakter van een zuiver katholieken staat, en volgens bovenstaande redeneering zou zelfs aan dit rijk thans het recht van veto ontzegd wordenhoeveel te meer dan aan het moderne Duitsche rijk hetwelk niet uit het oude ontstaanmaar door het protestantsclie Pruisen in het leven geroepen is en onder zijne hegomonie bestaat. Het geheele betoog der Norddeutsche Allgemeine Zeitung bewijst minder het recht van inmenging dan wel het bestaan van den noodweer. Het oude recht van veto wil het blad voor het Duitsche rijk behouden, omdat „regeeringen die katholieke onderdanen hebben verplicht zijn om consciëntieus te overwegen of zij de keuze erkennen kunnen, voordat zij den daardoor be noemden souvercin, die het recht hebben zal om in hare landen een uitgebreide macht over hare burgers uit te oefenen, feitelijk deze bevoegdheid schenken." Die verplichting der regeeringen is zoo veel te drin gender geworden nu het laatste concilie in de positie van het episcopaat zoo groote verandering gebracht heeft. De zelfstandigheid der bisschoppen is gebroken en heeft geheel plaats gemaakt voor het centraal gezag van den paus. De bisschoppen zijn niets meer dan de werktuigen in de band van een buitenlandsch souverein, die tengevolge van het jongste concilie met het Duit sche rijk op voet van oorlog verkeert. Op deze wijze toont de Norddeutsche Allgemeine Zeitung wel de wenschelijkheid aan, dat de regeeringen toezien bij de benoeming van den opvolger van den paus, maar naar een recht waarop zij hare aanspraken baseert, zoekt men in het gansche artikel te vergeefs. Bij de nog bestaande betrekkingen tusschen de Duit sche staten en het hoofd der katholieke kerk zal niemand ontkennen dat het voor de zekerheid van den staat eene noodzakelijheid is dat de macht van den paus zooveel mogelijk gefnuikt wordt en, waar dit mogelijk is, die macht niet in handen gegeven wordt van een doods vijand van het Duitsche rijk. Dit behoefde het orgaan van von Bismarck waarlijk niet te bewijzen. Dequaestie van het recht tenzij men dit identiek beschouwe met het belang van Duitschland wordt geheel terzijde gelaten. Trouwens dit zou moeilijk te bewijzen zijn. Uit noodweer moge de Duitsche regeering alle mogelijke maatregelen van geweld aanwenden, om tot eene oplossing te geraken is dit de verkeerde weg. Hoe verder zij hier mede voortgaat, hoe meer zij zich in het net der kerkelijke cpiaestiën verwart. De eenige gezonde oplossing is de geleidelijke losmaking der banden die staat en kerk aan elkander kluisteren en beiden in hunne vrije ontwik keling belemmeren. Wanneer Duitschland voor den staat vrijmaking van de kerk verlangt, dan oefene het ook in de eerste plaats van zijn kant geen overwegenden invloed uit op de benoeming van den paus, wat op het terrein der kerk niet minder een maatregel van inwendig bestuur is dan de benoeming door den staat van de schoolopzieners voor de lagere scholen. Men zij echter niet onbillijk en verlange geen plot selinge verbetering. Maar wanneer het der Duitsche regeering ernst is met haren strijd tegen het ultramon- tanisme, dan behoort zij een einde te maken aan hare maatregelen van noodweer en van geweld, en zich met meer spoed en energie dan tot heden het geval was voort te bewegen op den wegdien de afgevaardigde Völk met zijne motie tot invoering van het burgerlijk huwelijk en van den burgerlijken stand aanwees. De Spenersche Zeitung meldt dat men ook te Rome reeds zijne maatregelen voor een eventueele vacature van den pauselijken stoel genomen heeft. Reeds in 1870 heeft de paus een bul onderteekend welke de onmiddel lijke benoeming van een opvolger door de te Rome aan wezigekardinalen voorschrijft. Wanneer dit terstond na den dood van Pius IX geschiedt, dan zeggen wij met de Kölnische Zeiting, dat tegen de beweringen der Nord deutsche Allgemeine Zeitung mogelijk weinig in te bren gen ismaar het een andere vraag is hoever men daar mede in Rome komen zal. Of Rome zich in dat geval aan de wenschen der regeering storen zalis zeer on waarschijnlijk, en daarom versterkte Duitschland zijne positie, niet door maatregelen van geweld, maar door andere middelen die het rijk geheel onafhankelijk ma ken van den persoon dien de kerkelijke autoriteit te Rome tot opperpriester der katholieken zalven wil. Varia uit het buitenland. Frankrijk. In de Gazette de France komt een brief voor, dien men aan den heer de Larcy toeschrijft, en waarin wordt gezegd, dat de heer de Larcy, minister van openbare werken, die op raad van zijne vrienden te Bordeaux lid der regeering werd, aftreedt op het oogenblik waarin een ernstig conflict is ontstaan tus schen den president der republiek en de rechterzijde der nationale vergadering die hij in het kabinet ver tegenwoordigde. Zijne aanneming van een ministerieele portefeuille was de wijding van het „Verbond van Bordeaux," zijne aftreding is het teeken tot de geheele scheuring. De heer Marcöre, afgevaardigde van het departement du Nord en lid van het linker-centrum, heeft in le Soir zijne handelwijze, ten gunste van den heer Derégnaucourtbij de verkiezing in het departe ment du Nord, verdedigd. Hij verklaart uitsluitend te hebben gehandeld overeenkomstig zijn hoofdbeginsel, dat de vestiging der republiek voor Frankrijk van het hoogste belang is. Eergisteren avond had te Ver sailles het banket plaats tot viering van den geboorte dag van generaal Iloche. De heer Rameau, maire van Versailles en afgevaardigde van Seine-et-Oise, fun geerde als president, terwijl onder de gasten werden opgemerkt Gambetta, de generaals Chanzy en Billot, de afgevaardigden van Seine-et-Oise, de leden van den provincialen raad, die van den gemeenteraad van Ver sailles enz. De n ij verheids vereenig ing in het arron dissement de l'Est heeft haar eerste vergadering te Epenal gehouden en zich verklaard voor het uitstel tot het einde van 1873 van den termijn om geweven goederen, die tijdelijk naar den Elzas zijn uitgevoerd om te wor den gebleekt of gedrukt, vrij van rechten te kunnen invoeren. Het Journal de Lyon meldt dat de opening der tentoonstelling is uitgesteld tot 8 Juli. De gemeenteraad van Nancy heeft met 20 tegen 7 stem men besloten, het openbaar onderwijs in die stad kos teloos te doen geven. Door den dood van Forey zijn nog slechts vijf Fransche maarschalken in leven, als Mac-Mahon, Barragey d'Hilliers, de Canrobert, Bazaine en Lcboeuf. De synode der hervormde ker ken in Frankrijk is Vrijdag jl. opnieuw vergaderd. Aan de orde was het voorlezen der beide rapporten over het bestuur voor de hervormde kerk in Frankrijk aan te nemen en over de kieswet. Wat het eerste be treft, verklaarde de commissie dat zij de beide stelsels van bestuur, die thans in de kerk van kracht zijn, het presbyteriaansch synodale en het congregationnis- tische, heeft onderzocht en tot aanneming van het eerste besloten heeft. Dit rapport werd door de synodo aangenomen, evenals ook dat op de verkiezingen, dat door den heer Glosse werd voorgelezen. Duitschland. Het post-tractaat tusschen Duitsch land en Luxemburg, dat met 1 Januari 1873 in werking

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 3