MIDDELBÜRGSCHE COURANT. 1° 137. Dinsdag 1872. 11 Jnni. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2pn Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., franco, is f 3.50. Middelburg 10 Juni. Volgens onze laatste berichten uit den Haag schijnt men aldaar de reconstructie van het tegenwoordig minis terie mogelijk te achten. Die berichten komen uit zoo goede bronnen tot ons, dat wij aan de waarheid niet kunnen twijfelen. Wij willen echter wel bekennen dat voor ons, gedwongen de zaken van een afstand te beschouwen, die mogelijkheid nog niet zoo duidelijk is. Zal het gereconstrueerd ministerie het programma waarmede het in Januari 1871 optrad handhaven, óf zal het een geheel nieuw programma geven 5 óf wel zonder programma zichzelf stempelen tot een cabinet Het laatste alternatief is, dunkt ons, geheel ondenk baar; een eenvoudig aan den gang houden der zaken zou in de tegenwoordige omstandigheden geen andere heteekenis hebben dan van bestendiging der ministe- rieele crisis. Daartoe zou geen aanvulling van het kabi net met eeu nieuwen minister van binnenlandsche zaken noch vervanging van den minister van financiën noodig zijn. Beide departementen konden zeer goed ad interim worden waargenomen, gelijk men eigenlijk bij ieder zoogenoemd cabinet d'affaires 't desnoods met éen minister voor alle departementen af kan. Hij had alleen voor het teekenen van beschikkingen en besluiten te zorgen, en het raderwerk der administratie zou geregeld door- loopen onder directie der secretarissen-generaal. Handhaaft het gereconstrueerd ministerie liet programma van 1871, wat dan? Dan loopt het hetzelfde gevaar dat in Mei voor de deur stond, verwerping van de wets ontwerpen die aan de hoofdpunten uitvoering geven zouden, betreffende de rechterlijke organisatie, het defensiewezen, om van de onmogelijkheid te zwijgen om het punt van belastinghervorming tot klaarheid te brengen. Wat zou eindelijk een nieuw programma moeten in houden? Natuurlijk moet daarop de brandende quaes- tie der belastinghervorming in de eerste plaats gevon den worden, en nu vragen wij aan ieder die nadenkt: welke beginselen kan het gereconstrueerd ministerie hier met eenigen kans op welslagen ter oplossing voor stellen? Yan eene inkomstenbelasting wil de tweede kamer ziedaar het eenige nuttige resultaat wat uit den „tiendaagschen veldtocht" in het parlement gebleken is niets weten. Wij vragen met den hoogleeraar Buijs in zijn laatste Gids-beschouwingzou de kamer bereid gevonden worden eene rentebelasting in te voe ren, of een (uit den aard der zaak niet onbeduidend) successierecht in de rechte lijn? Deze twee toch zijn behalve de inkomstenbelasting de eenige middelen om het thans belaste kapitaal in effecten te treffen. Enten aanzien der hangende koloniale quaestiën den aanleg van spoorwegen op Java, bijvoorbeeld bestaat niet bijna de zekerherheid dat bij het heerschen van drie meeningen in de tweede kamerwaarvan de eerste tegen allen aanleg van spoorwegen is, cle tweede wel staatsspoorwegen, maar geen particuliere spoorwegen en de laatste precies het tegenovergestelde wil, ieder voor stel der regeering, wat het ook zijn moge, zal schip breuk lijden? Wil de regeering nu op haar programma eene zinsnede brengen aangaande koloniale zaken en 't wordt waarlijk hoog tijd dat de zoo lang op zijde geschoven koloniale quaestiën weder eens worden over wogen dan kan zij al bezwaarlijk minder zeggen dan dat zij zich beijveren zal de ontwikkeling van Java, onder anderen door den aanleg van spoorwegen, te bevorderen; maar dan weet zij even goed als de kamer dat het onmogelijk is dit doei te bereiken. Wij leven in een toestand van groote verwarring, niet alleen van de liberale partij, maar van onze geheele politiek. Want al die bezwaren welke het gerecon strueerd ministerie ondervinden zou, wachten op dit oogenblik ieder ander ministerie uit iedere andere partij. Ieder nieuw staatsman die thans optreedtieder versch man die als versterkend element in het tegenwoordig ministerie zou willen zitting nemen heeft niets anders te wachten dan een spoedig échecwanneer hij iets tot stand mocht willen brengen spoediger nog dan anders. Daar alle partijen in de minderheid zijn van ons parlement en de liberale meerderheid nog niet tot volkomen khiar- heid aangaande de eischen van het liberalisme geko men schijnt, is er langs de gewone constitutioneele wegen geen oplossing der tegenwoordige crisis te vinden. Wij gelooven dat in deze omstandigheden het onlangs door onzen Ilaagschen correspondent aangegeven red middel overweging verdient. Kan het tegenwoordig ministerie, zonder hoofd en ook na aftreding van den minister van financiën, die zijne portefeuille niet kan noch wil behoudenniet tijdelijk, niet gereconstrueerd, en niet aangevuld aanblijven? Het constitutief pro gramma blijft dan ter uitvoering liggen; artikel 1, belastinghervorming door eene inkomstenbelasting, is thans onuitvoerbaar gebleken bij de weigering dei- liberale partij om tot die verbetering mede te werken. Goedmen ga nu over tot artikel 2de militaire wet ten en na afhandeling van deze tot artikel 3de rech terlijke organisatie. Men kan dan ook over dequaestic der spoorwegen op Java een votum uitlokken, zoodat de tweede kamer zich over de voornaamste punten van het ministerieel programma duidelijk zal hebben verklaard. Werd voor deze debatten eene zomerzitting der tweede kamer gehouden, dan konden er tevens pogingen wor den aangewend tot reconstructie der liberale partij langs dien weg zou het nieuwe zittingjaar der staten- generaal dan kunnen aangevangen worden met een vast en duidelijk programma der liberale meerderheid, waarop het mogelijk zou zijn de medewerking tusschen regeering en kamermeerderheid te grondvesten, van welker gemis thans het landsbelang zooveel schade ondervindt. Wij schamen ons bijna oyer het huismiddeltje dat wij aangeven, maar wij schamen ons nog oneindig meer over den bestaanden toestand. Geen grooter argument werd ooit aan hen in den mond gegeven die de deug delijkheid der constitutioneele instellingen loochenen dan de geschiedenis der tegenwoordige crisis deed, nooit gaven wij aan den vreemdeling zooveel grond voor de beschuldiging van politieke machteloosheid als thans. Ons zeer verzwakt politiek gestel voegt op het oogenblik geen kras middel noch sterke voeding; het komt thans op dieet en op voorzichtigheid aan, de krachten moeten langzaam hersteld worden voordat de patient weder in zijn normalen toestand komt. De geneesheer die een doodzwakken lijder plotseling met hevige versterkende middelen aangrijpt, loopt tegenover éene kans op gelukken van de kuur, negen en negentig kansen dat de zieke onder zijne handen bezwijkt. In ons vorig notnrner hebben wij in het kort melding gemaakt van de begrafenis van den heer Tborbecke. Wij deelcn thans hieronder de op het graf van dien staatsman uitgesproken redevoeringen zoo getrouw mogelijk mede. De heer van Bosse zeide ongeveer het volgende: „Verwacht van mij geen sierlijke lijkrede, geenijdele poging om de verdiensten van den overledene in haar volle waarde te schetsen. Die taak laat ik aan meer bevoegden over, maar toch wensch ik een kort woord te spreken. Is het ook wel noodig vele woorden te gebrui ken om te schetsen wat Tborbecke is geweest? Ontzet tend was de indruk dien het overlijden van den grooten staatsman alom in den lande en zelfs daar buiten heeft teweeggebracht, en wat bewijst meer den diepen rouw over dit verscheiden dan de breede schare die zich hier heeft vereenigd, om de laatste eer aan den overledene te bewijzen Nederland heeft een groot man verloren: wij brengen een laatste hulde aan een groot burger, die zijn leven wijdde aan het algemeen belangaan den trouwen vriend van het doorluchtig stamhuis van Oranje; aan den staatsmandie gedurende meer dan het derde eener eeuw met onbezweken ijver, edele vaderlands liefde en ijzeren volharding, ja zelfs nog op zijn sterf bed, werkte en waakte voor het vaderland. Wij brengen hulde aan den man wiens naam onafscheidelijk verbon den blijft aan de geschiedenis van ons vaderland, wiens geest onder ons moet blijven levenwillen wij met goed gevolg de door hem ondernomen taak voortzetten. „Velen onzer brengen weemoedig een laatsten groe aan den trouwen vriend. De kinderen van den over- edene treuren diep over het verlies van hunnen liefde vollen en zorgzamen vader, een toonbeeld van trouwe plichtsbetrachting zoowel in het openbaar als in het bijzonder leven. „Laat ons trachten zijn voorbeeld te volgen waar dit althans mogelijk is, want geestesgaven als Thorbecke bezat zijn slechts weinigen geschonken, zijne talenten waren eenig. Maar trouw was hij steeds op zijn post voor het algemeen belang totdat de krachten hem be gaven; hij onderscheidde zich door onbaatzuchtige en eerlijke plichtsbetrachting, door warme liefde voor alles wat goedrechtvaardig en groot isdoor liefde voor het vaderland. Hierin kunnen wij hem volgen. „En gij, eenige zoon van den overledene, gij zult 11 steeds zijner blijven herinneren op uw levenspad. Op u rust een groote verantwoordelijkheid, een zware taak: gij hebt een naam in eere te houdendie in Nederland zoo hoog staat aangeschreven. Wees moedig en sterk, en wees vooral verzekerd dat de vriendschap die zoo velen uwen onvergetelijken vader hebben toe gedragen voor zijne kinderen niet zal verloren gaan. „En nu een laatst vaarwel gebracht aan het stoffelijk hulsel, waarin een groote geest zetelde, die thans tot hooger werkkring is opgeroepen. Rust in vrede! en moge weldra op deze plaats een duurzaam gedenk- teeken verrijzen, dat den nazaat zal verkondigen hoe hoog Tborbecke werd vereerd door zijne tijdgenooten en welk een hooge eereplaats dezen hem hebben toege kend in de rij der grootste staatslieden van Nederland, omdat bij die hier rust bovenal leefde voor zijn vader land." Vervolgens sprak de heer Jolles ongeveer als volgt „Ik wensch een zeer kort woord toe te voegen aan hetgeen door mijn hooggeachten ambtgenoot is gezegd. Gaat het u als mij, dan vervult voor deze geopende groeve eene grootsche gedachte ons gemoeddan den ken wij er aan, dat hoezeer de menschen onderscheidene meeningen mogen voorstaan, er éene uitspraak is waar over geen verschil bestaat: het is den menseh gezet eenmaal te sterven. Maar dan berinneren wij ons wat de overledene geweest is en wat hij gewrocht heeft. Wat hij is geweest, staat ons nog levendig voor den geest, evenals het tijdstip waarop ik hem het eerst heb leeren kennen aan de hoogeschool te Leiden. Want al behoorde ik niet bepaald tot zijne leerlingen, hij was het die mij inleidde in het maatschappelijk leven, en nooit zal ik het woord vergeten dat hij toen tot mij sprak: „Werk ijverig en tracht wat af te doen!" „Ik verklaar oprecht, dat ik in de verdere betrek kingen waarin ik met hem ben werkzaam geweest bijna dagelijks van hem geleerd heb. „En nu wensch ik nog eene enkele bijzonderheid uit 's mans leven mede te deelen. Toen voor weinige maan den er zich een oogenblik schijnbaar eenig herstel in zijne ziekte voordeed schreef Thorbecke mij deze merk waardige woorden: „„Het schijnt God te behagen, dat ik hier beneden nog blijf arbeiden; laat ons trachten nog wat goeds tot stand te brengenHieruit bleek de overtuiging van dezen krachtigen mandat er nog eene Macht was, sterker dan de zijne en verheven boven zijn wil, en dat hij verzekerd was, dat het aller plicht is te werken zoolang het dag is. Willen wij de nage dachtenis van den ontslapene in eere houden, laat ons dan in onzen werkkring zoo arbeiden als hij gearbeid heeftopdatwanneer vroeger of latervelen of weini gen om ons graf zullen staanook van ons zal kunnen gezegd worden, zooals nu van hem gezegd wordt: hij wordt niet vergeten als een doode, maar hij leeft ook nadat hij gestorven is." Daarna nam de heer Dullcrtvoorzitter van de tweede kamer der sta ten-generaal, het woord. „Ik meen zoo sprak hij dat ik bij dit graf als oud vriend, die in zoovele betrekkingen tot den ontslapene stond, niet mag zwijgen, en hoezeer aan doening mij overstelpt en het spreken bijna onmogelijk maakt, wil ik in enkele woorden trachten te schetsen, wat mij op het hart ligt. Lofspraak is hier niet noodig, evenmin als opsomming van de verdiensten van Thor-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 1