MIDDELBURGSCHE COURANT. 1° 130. laandag 1872. 3 Jnni. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2"n Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m., francoie f 3.50. Bij deze courant behoort een bijvoegsel. Middelburg 1 Juni. Zooals uit het in ons nommer van 11. Vrijdag opge- nomen overzicht van het verslag over de werking der jongste herziening van de postvvet gebleken is, bedroe gen de ontvangsten der Nederlandsche postadministra tie in 1871 ƒ2,402,369 en de uitgaven f 1,551,538; de dienst leverde dus aan het rijk een zuiver overschot van bijna 8^ ton gouds. In 1870 bedroeg het zuiver overschot 1,3 millioen, doch terwijl van de eene zijde de ontvangsten eenige vermindering ondergingen wegens de met 1> JaXW^rg 1871 in werking getreden tariefsverlagingen (unifonfr- port en briefkaarten), vermeerderden aan den anderen kant de uitgaven tengevolge van uitbreiding van per soneel en verhooging van traktementen. Van een financieel standpunt beschouwdeen zeer gunstige toestand; uit een economisch oogpunt is echter de toestand niet vrij van bedenking. Dat de posterijen niet mogen beschouwd worden als een middel van in komsten, maar als een tak van dienst, welken de staat eenvoudig exploiteert omdat die, wil hij ten moesten nutte van het publiek strekken, sterk gecentraliseerd en door internationale overeenkomsten beheerscht moet worden, daarover is men het vrij algemeen eens. Men geeft toe, dat de winsten der posterij besteed moeten worden om den dienst te verbeteren, en dat de staat eerst dan zich aanzienlijke saldo's op die administratie mag laten wel gevallen wanneer de dienstregeling tot een maximum van gemak voor de ingezetenen is opgevoerd, en de tarieven tot een minimum gedaald zijn. Men is er ech ter nog verre van af om dit zuiver beginsel ernstig toe te passen. Wel mag erkend worden dat met de wet van 1870 een groote stap gedaan is ter vermindering der tarieven door invoering van het uniformport, dei- briefkaarten en door vermindering van het porto van sommige dagbladen, dat vele bepalingen dier wet aan de ingezetenen gemak aanbrengen, maar er behoort nog zeer veel gedaan te worden wil men den dienst der posterijen over het gansche land voor gewich tige gegronde aanmerkingen vrijwaren. De 8-1 ton netto winst (30 pet. der ontvangsten!) wijzen maar al te welsprekend op eene gebrekkige inrichtingdan dat wij de gebreken die vooral de posterij ten platten lande aan kleven in het breede hebben te betoogen. Men zeide tot nogtoe: wacht af totdat de gevolgen der wet van 1870 zijn bekend geworden. Nu antwoor den wij echter: de uitkomsten der wetsherziening lig gen thans voor ons, zij zijn buitengemeen gunstig, komen nagenoeg met de ramingen overeen en er is geen teleurstelling noch misrekening; zij geven dus een stel- ligen grondslag om bij het ontwerpen der begrooting voor 1873 een voorstel tot verdere verbetering der pos terijen te doen. Want het toenemen van het verkeer zal voor 1872 en volgende jaren het batig slot weder gestadig doen klimmende toepassing van het zuiver economisch stelsel op de posterijen kan dus, wanneer men het in 1871 verkregen hoog verschil tusschen ontvangsten en uitgaven als een minimum beschouwt, zonder gevaar geschieden. Hoewel wij niet nauwkeurig de discussiën volgden, welke in de dagbladen over de ministerieele crisis en vooral over hare oorzaak: de houding van een „smal deel" der liberale partij, gevoerd.werden, verheugen wij er ons niettemin in wanneer wij nu en dan bespeu ren dat onze meening omtrent de houding dezer libe ralen door vele liberale bladen gedeeld wordt. Een nieuwe bijdrage tot de kenschetsing van het gedrag der „vrienden, die met den vijand partij hebben ge maakt" leverde gisteren de Nieuwe Rotterdamsche courant. Het voorstel van de afdeeling Winschoten der kies- vereeniging de Grondwet om den afgevaardigde Jonck- bloet de vraag voor te leggen: „hoe zijne houding is overeen te brengen met het mandaat van een liberaal kiesdistrict?" wordt door het blad besproken. Ofschoon toegegeven wordt dat de kiezers „deze mannen gekozen hebben boven anderen, niet alleen omdat zij bekwa mer waren, maar ook omdat zij beter den geest der kiezers uitdrukten en de landszaak zouden helpen sturen in de richting, door de meerderheid de beste geacht," en het blad daarom tegen het voornemen van eenige leden der Winschoter kiesvereeniging om „over de gedragslijn hunner uitverkorenen te spre ken" niet het geringste bezwaar heeft, roept het hun toch toe, dat „zij mogen toezien, dat zij de zuiver constitutioneele lijn niet verlaten. Te oordeelen over hun vertegenwoordigers is hun recht; het verlangen naar verklaringen, ook met het oog op een volgende „ygrkjezing, is onergerlijk. Maar zoo licht wordt de f o^brschreden en het recht van beoordeeling uit gebreid'* tot een recht van formeelecollegiale af keu ring'.Daarom acht de Nieuwe Rotterdamsche courant den weg, die door de kiezers en hunne vereenigingen in den laatsten tijd wordt ingeslagen, zoo al nog niet een verkeerden omdat hij in strijd is met art. 82 dei- grondwet en het constitutioneele vereischte: onafhan kelijkheid van den vertegenwoordiger, dan toch ten minste een hoogst gevaarlijken. „Het politiek leven des volks is de ziel van het constitutioneele stelsel. Maar het blijve binnen wettige grens. Geen besluiten, bij meerderheid van stemmen, over het gedrag der afge vaardigden. Oefening in kiezersplicht, geen uitoefening van kiezerssouvereiniteit. Het eenige votum, dat het kiezerslichaam geeft, geefthet bij de stembus." De natie vergete vooralzooals wij reeds in de voorgaande week schreven, bij de verkiezingen niet welke rechtmatige grieven zij tegen hare vertegenwoordigers heeft. Doch vooral op den aanhef "an het artikel der Nieuwe Rotterdamsche courant wenschten wij de aandacht te vestigen. „De parlementaire gebeurtenissen van den laatsten tijd, zegt zij, waren wel van dien aard, om meer dan gewoon, vooral bij het liberaal gedeelte des volks, de aandacht te trekken. Het geval toch heeft zich voorgedaan, dat wij geslagen zijn, niet door de clericalen, niet door de conservatieven, maar door eigen vrienden, door het smaldeel der liberale partij dat tegen een liberaal bewind gemeene zaak heeft gemaakt met den vijand. Men heeft roekeloos het land in een politieke crisis gestort; roekeloos, omdat noch trouw aan het liberale beginsel er toe dwong, noch een betere toe stand uit de crisis beloofde voort te komen. Waarom het ministerie moest worden omgeworpen weet evenmin iemand te verklaren, als welk geluk daarmee te verkrij gen was. In plaats dan ook van de verantwoordelijk heid der daad nu op zich te nemen, ziet men ze zich achter allerlei redenen verschuilen en betoogen hun organen, niet dat ze goed hebben gehandeld, maar dat zij 't heusch! „niet gedaan" hebben. Maar al deze verontschuldigingen doen het feit niet te niet, dat de liberale partij, die sterk zijn kon en zijn moest, door het bedrijf van enkelen zwak is, en dat niet verschil van beginsel, waardoor men aan eed en geweten ver plicht zou zijn zich af te scheiden, maar andere, bijzon dere redenen deze liberalen aan den kant des vijands hebben gebracht. Zulk een toestand begint te ver drieten. Moge de een het zoet vinden, aan ouden wrok eindelijk de voldoening te geven, de ander, ongeduldig naar zijn beurt, met de opruiming van ministers wat meer haast willen gemaakt zien, de natie vaardigt volksvertegenwoordigers af om haar belangen verzorgd te zien, om goed te worden geregeerd. En dat dit doel bereikt wordt, door de tegenpartij te helpen, liberale regeeringen op het strand te zetten, daarvan heeft het liberale deel des volk nog het besef niet." Geheel in denzelfden geest laat de Arnhemsche cou rant zich uit. In een reeks van artikelen heeft zij aan getoond hoe de crisis alleen te wijten is aan de handel wijze van een deel der liberale partijwaaronder dezelfde personen gevonden worden die in 1866 het ministerie- Thorbecke omverwierpen, tegen het ministerie-Fock vijandig optraden en reeds van Februari 1871 het bewijs leverden dat „bij hen een geest van onwil en wrevel jegens het derde ministerie-Thorbecke bestond." Deze handelwijze oordeelt zij des te onverantwoordelijker en onbesuisder, omdat deze fractie der liberale partij niet alleen zichzelven benadeelt, maar tevens een gevoeligen slag toebrengt aan de geheele liberale partijook aan dat gedeelte hetwelk een kabinet van hare richting wenscht te steunen en de plichten der vertegenwoor diging en vooral de parlementaire meerderheid anders beschouwt dan als „een vermakelijk spel van het om gooien en overeind zetten van ministcriën." Want feitelijk niet alleen heeft zij een liberaal kabinet voor het oogenblik onmogelijk gemaakt, door achtereenvol genstwee ministeriën van hare richting te dwarsboomen en met groote of kleine attaques te verlammen, maar tevens aanleiding gegeven tot de herhaalde beschul diging dat de liberale partij onbekwaam is tot regeeren. Zoo schreef zij nog voor eenige dagen: „De liberale partij verslijt zich in de openbare meening door hare eigene schuld, door hare fouten, hare klein geestige kibbelarijen en bovenal door hare zucht, om, in plaats van wetten, kabinetten te maken en kabinet ten te breken. Al de regeerkracht der liberale begin selen zal de liberale partij niet baten en haar de meer derheid, welke zij om te regeeren behoeft, niet verze keren wanneer zij voortgaat met voorbeelden te leveren hoe men regeeringen breekt, welke men niet kan ver vangen. „Daarom is deze crisis niet enkel eene ministerieele maar ook een constitutioneele crisis. Voor de kamer liberalen, die niet verder zagen dan wat op het oogen blik onmiddellijk hun voor oogen lagwas de quaestie alleen: dit liberaal kabinet of een ander liberaal kabinet; maar het grootc publiek stelt de quaestie anders: is het, nu gebl'ken is dat de liberalen, niet tegenstaande zij de meerderheid hebben in de kamer, met twee opvolgende liberale kabinetten niet hebben kunnen of willen samenwerken; nu zij, in plaats van hunne regeerkracht te toonende regeerkracht van hun eigen gouvernement gebroken en dit het regeeren vol gens de beginselen der partij onmogelijk gemaakt heb ben, is het nu niet tijd deze meerderheid te laten vallen, en te beproeven of bij eene andere partij meer regeer kracht te vinden is „Die vraag is onheilspellend door hare logica. Wan neer de liberale partijdie, eendrachtigeene meerder heid zijn en regeeren kon, zich in fractiën gaat splitsen die elkander het regeeren onmogelijk maken, zal zij vallen door hare eigene fout en gestraft worden door hetgeen waarin zij gezondigd heeft. Met hare regee- ringsmannen te verslijten, verslijt zij hare kracht en haar prestige. Het zedelijk overwicht verdwijnt, en zonder zedelijk overwicht regeert men niet." De algemeene kiezers-vereeniging „Grondwettige vrij heid en vooruitgang" in de provincie Groningen heeft besloten het volgende adres te zenden aan den minister van binnenlandsche zaken." „Ondergeteekenden, tegen woordig op de algemeene vergadering van de kiezers- vereeniging „Grondwettige vrijheid en vooruitgang" wen den zich tot uwe excellentie als hoofd van het minis terie, met eene betuiging van leedwezen over het gedrag van de meerderheid der leden van de tweede kamer der staten-generaal in zake de stemming over de in komsten-belasting. Door die slecht gemotiveerde han deling der meerderheid vonden uwer exellentie's arabt- genooten het noodzakelijk, het beleid van zaken neer te leggen. Zij betreuren dit te meer daar eene wenschelijke verbetering van ons belastingstelsel nu wel vooreerst achterwege zal blijven en het vaderland daardoor tevens van uwer excellentie's gewichtige diensten als zoodanig verstoken wordt." De kiesvereeniging Burgerplicht te Rotterdam heeft gisteren avond besloten, hare hulde aan de regeering te betuigen voor het genomen initiatief tot invoering eener algemeene belasting op de inkomstenonder betuiging van leedwezen dat het wetsvoorstel daartoe in de tweede kamer der staten-generaal de meerderheid niet heeft kunnen verwerven.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 1