öuitftücmix
GEMENGDE BERICHTEN.
Gisteren namiddag te ongeveer 1 uur is te Vlis-
singen per stoomboot een pleiziertrein aangekomen van
Neuzen met een groot aantal, meestal Belgische, passa
giers, met muziek aan het hoofd. Te 5 uren zijn de
bezoekers weder vertrokken.
Een der manschappen van het te Vlissingen lig
gende Russisch oorlogschip is in het hospitaal overleden
en heden morgen met groote plechtigheid en militaire
eerbewijzen ter aarde besteld.
De groothertog van Luxemburg heeft de volgende
benoemingen gedaan in de orde van de Eikenkroon;
tot grootofficieren: graaf Ch. von Linden, kamerheer
van Z. M. den koning van Wurtemberg, en C. J. B.
von Burenstam, minister-resident van Z. M. den koning
van Zweden en Noorwegen: tot kommandeur: kolonel
baron von Eglolïssteinadjudant van Z. D. H. den
hertog van Saxen-Meinungenen tot officiergraaf von
Wedel, kamerheer van Z. K. II. den groothertog van
Saksen-Weimar.
De officier van justitie te Amsterdam heeft opsporing
verzocht vaneen vermist pakket aangeteekende brieven,
in den avond van 20 Mei jl., 8 uren 30 minuten ver
zonden per Rijnspoorweg van Amsterdam naar Moer
dijkAntwerpen, waarin zich o. a. de navolgende
bankbiljetten bevonden: 28 stuks a 100; 4 stuks
a 200; 8 stuks a f 300; 14 stuks a 1000.
Uit nadere berichten omtrent den brand in de fabriek
van de heeren Koehler en Co. te Antwerpen, blijkt, dat
de ketel, welke gesprongen is, in reparatie was geweest
en juist beproefd werd, maar de proef niet heeft kunnen
doorstaan. De inatcrieele schade zal niet zoo groot zijn
als men eerst gevreesd had. Niet de stoker heeft,
zóoals werd gemeld, met den machinist het leven ver
loren, maar een leerling, een jongeling van 18 jaren,
zoon van een werkman te Luik. De directeur, de heer
Koehler, heeft slechts lichte brandwonden aan het ge
laat en de handen bekomen.
De gezondheidscommissie te ïïarlingen, welke zich
reeds vroeger verdienstelijk heeft gemaakt door de aldaar
verkochte melk te onderzoeken en de uitkomsten van
dit onderzoek openbaar te maken, heeft thans in een
stuk boter, door een Harlinger koopman verkocht, niet
minder dan 33 percent meel gevonden.
BURGERLIJKE STAND.
Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging van den
26en dezer: A. A. Scheermeijerjm. 27 j. met C. J. van
de Woestijne, jd. 28 j. W. de Klerk, jm. 30 j. met
J. P. Snoep, jd. 20 j. P. L. Castenmillerjm. 29 j-
met V. Jungbaker, jd. 29 j. B. T. Montenari, jm. 23 j.
met M. zich noemende W. Koenenjd. 28 j.
(Van 18—25 Mei.)
Vlissingen. C. J. Lubautjm. 23 j. met A. J. Li-
monard, jd. 20 j. A. L. Timmerman, jm. 28 j. met
J. F. Limonard, jd. 27 j. F. J. Smit, jm. 25 j. met
P. S. van Os, jd. 27 j. F. II. van Breenjm. 31 j. met
F. Swenne, jd. 22 j. A. Neerings, jm. 33 j. met
M. Mulder, wed', van N. Snoeck, 44j.
Bevallen: J. C. van der Steen, geb. Harte, d. H. C.
Joosse, geb. Westveerd. C. M. Antheunisse, geb.
Kegge, z. L. Pierse, geb. Engels d. M. J. Kampschrcur,
geb. Dronkers, z.
Overleden: F. A. Ie Roijman van W. Schout, 56j.
J. Polderman, z. 4 w. J. Ilvas, z. 29 j.
Goes. Gehuwd: C. Risseeuw, jm. 30 j. met G. A. de
Fouw, jd. 22 j. P. Verplakke, jm. 26 j. met M. Wal-
rave, jd. 39 j.
Bevallen: A. van Hoorn, geb. Beije, z. C. Osse-
waarde, geb. Prins, d. (levenloos.)
Overleden: C. Scliuerveld, gehuwd met A. Gueree,
57 j. J. Ch. Mijnsbergen, d. 4 m.
Zierikzee. Gehuwd: J. Walkier, jm. 23 j. met
J. Timmermans, jd. 24 j. F. Verschuur, jm. 26 j. met
M. Lookman, jd. 30 j. W. Buijters, wd'. 48 j. met
J. Fonse, jd. 38 j.
Bevallen: J. E. van Dijk, geb. Bouwmanz. J. Peute,
geb. Bakker, z. D. Biesheuvel, geb. Schoenmaker z.
S, A. Briine, geb. Keijzer, d. M. M. J. Smits, geb.
Tamm, d. M. J. van Altena, geb. Knaap, d.
Overleden: A. de Jonge, z. 2 j. en 5 m.
THERMOMETERSTAND.
25 Mei 'sav. 11 u. 48 gr.
26 Apr. 'smorg. 7 u. 54 gr. 'smidd. 1 u. 65 gr. :sav. 11 u. 54 gr.
27 'smorg.7u.61 gr. 'smidd.lu.69gr.'sav. 6u. 64 gr.
STATEN-GENE RAAT..
tweede kamer.
van het gedwongen kerkgaan afgekeurd. De heer van
Eek en de minister verdedigden dien maatregel. De
eerste spreker keurde ook de laatste pensioneering bij
het leger af.De heer Gratama kon zich niet vereenigen met de
wijze waarop de zaken bii het departement van oorlog be
handeld worden, doch*de minister kwam op tegen de
bewering, dat er iets buiten den minister om zou ge
schieden, terwijl hij de afgekeurde handhaving van den
secretaris-generaal in zijn betrekking verdedigde. De
heeren Viruly en van Naamcn bespraken de begrooting
zelve: de eerste om af te keuren dat daaraan de vorm
van credietwet gegeven was, zonder dat het werkelijk
een credietwet was, de tweede om de wenschelijkheid
te betoogen van de aanneming der wet als definitieve
begrooting voor het geheele jaar. De minister van oor
log verklaarde dat door de gebiedende noodzakelijkheid
van eenige dringende uitgaven (voor kampeering, aan
schaffing van geschut enz.) de inrichting der begroo
ting geheel als credietwet niet mogelijk was.
Verder werd in een zeer uitvoerig politiek debat
getreden over de redenen, die de regeering hadden
geleid tot het. nemen van haar ontslag. De heer van
Eek vroeg welke reden daarvoor bestond, omdat de
natie recht had te weten aan wie de schuld lag van
de onvermijdelijke vertraging van werkzaamheden.
Hoe, vroeg de heer Wybenga, weet de kamer dat niet?
Het kan niet anders zijn dan om de verwerping dei-
inkomstenbelasting. De heer van der Linden betoogde
dat de verwerping der motie-van Akerlaken die alleen
nader overleg met de regeering beoogdede regeering
moest leiden tot het nemen van haar ontslag. De heer
van Kerkwijk meende dat de ziekte van den heer
Thorbecke de oorzaak der crisis was; hij betreurde
dit zeer, en vroeg of het niet mogelijk ware dien groo-
ten staatsman te benoemen tot minister zonder porte
feuille, tevens president van den ministerraad? Bij
dit verschil van opvatting vroeg de heer van de Putte
den minister van koloniën pertinent naar de oorzaak
van het ontslag der ministers. Dat was echter geen
vraag, zeide de heer vanBosse. Dat ontslag kon geen
onderwerp van discussie zijn. De regeering was vrij
om al dan niet aan 't bewind te blijven en behoefde
noch raadnoch invloeden van buiten te volgen. De
heeren van Houten en Jonckbloet verklaarden ook dat
zij de crisis hadden voorzien, doch zij hadden geen
berouw de motie-van Akerlaken te hebben verworpen,
omdat zij daardoor niet zouden hebben willen mede
werken tot het in de doos stoppen der inkomstenbelas
ting, waarmede zich de ïegeering zelve een échec had
berokkend.
Hierna vingen de beraadslagingen aan over de onder
deden van het ontwerp. De lieer van Kerkwijk stelde
voor om uit den aanhef van art. i, luidende„Het
VI1IC hoofdstuk der begrooting van staatuitgaven
voor het dienstjaar 1872, wordt, behoudens het bepaal
de bij art. 5 dezer wet, vastgesteld als volgt:" te
lichten de woordenbehoudens tot en met wet, waardoor
het wetsontwerp zou worden verheven tot eene gewone
begrooting.
De heer Jonckbloet verklaarde dat hij zijne stem wel
aan de credietwet zou kunnen geven, maar dat onover
komelijke bezwaren hem zouden verhinderen om voor
de definitieve begrooting te stemmen, zooals, indien het
amendement van den heer van Kerkwijk mocht worden
aangenomen, die daar zou liggen. Het amendement werd
daarna aangenomen met 42 tegen 12 stemmen.
Tegen stemden de heeren Wybenga, Jonckbloet,
Taets, Gevers, Blom, van Houten, Greiners, Kien, van
der Linden, Viruly, Tak en de Voorzitter.
Afwezig waren de heeren van Zuijlen en van Ziu-
nicq Bergmanu.
Nadat de minister art. 5 had ingetrokken en den
considerans van de definitieve begrooting hersteld had;
een en ander tengevolge van de aanneming van het
amendement van den heer van Kerkwijk, en derhalve
teneinde het karakter van eene credietwet aan de be
grooting te ontnemen, werd het wetsontwerp tot de
definitieve vaststelling van het VIII" hoofdstuk der
staatsbegrooting voor het dienstjaar 1872 met 40 tegen
15 stemmen aangenomen.
Tegen stemden de heerenCremers, Zylker, van Del
den, Kien, van der Linden, de Lange, Viruly, van de
Putte, Wybenga, Jonckbloet, Taets, Bredius, Blom,
Idzerda en van Houten.
Afwezig was de heer van Zuijlen.
Na korte disciusie werden heden door de kamer aan
genomen: het wetsontwerp tot wijziging van hoofdstukV
(binnenlandsche zaken) der staatsbegrooting voor 1872,
en dat tot vefhooging van hoofdstuk I der begrooting
voor Nederlandsch-Indië voor 1872.
Een paar ingekomen wetsontwerpeneen om nogmaals
tijdelijk aan de Arasterdamsche kanaalmaatschappij een
voorschot van een millioen gulden te verleenen, en een
ander tot verlenging der werking van het bestaande
Indisch tarief tot Januari 1874, zouden nog heden in de
afdeelingen worden onderzocht.
Voor openbare behandeling zijn tegen morgen aan de
orde gesteldhet wetsontwerp tot bekrachtiging van een
provinciale belasting en tot afkoop der rijkstollen in
Noord-Brabant, dat tot wijziging en verhooging van
hoofdstuk VI (marine) dei- staatsbegrooting voor het
dienstjaar 1871, en dat tot vaststelling van uitgaven
wegens verstrekkingen door het departement van marine,
dienst 1872.
Zitting van Zaterdag 25 Mei.
De voorzitter deelt o. a. mede dat de huishoudelijke
commissie de begrooting van uitgaven der kamer heeft
ingediend. Naar de afdeelingen verzondenom Maan
dag te worden onderzocht.
Daarop is de behandeling der begrooting van oorlog
aangevangen. Door de heeren de Bieberstein en C. van
Nispen werd de circulaire des ministers tot afschaffing
Op het verslag der kamer nopen3 het wetsontwerp
tot wijziging en verhooging der begrooting van binnen
landsche zaken voor 1872, heeft de minister van binnen
landsche zaken een antwoord ingezonden. Hij verklaart
daarbij te zullen overwegen of het wcnschelijk is de
jaarwedden der landsadvocaten te vervangen dcor decla
ration voor elk te voeren rechtsgeding.
Wordt de begrooting van oorlog definitief vastgesteld,
evenals de verhooging der bcgrooting van marine, dan
zal de staatsbegrooting f 109,800,329.41^ bedragen
tegenover f 106,977,159.50 aan middelen. Er zou dan
een tekort zijn van f 2,823,169.91^-; doch daarvan kan
afgetrokken worden: éen millioen van de kanaalmaat
schappij (teruggave van het voorschot) en f 1,657,435.63$-
aan mindere opbrengst der middelen over de vier eerste
maanden des jaars; te zamen 2,657,435.631. Het tekort
daalt dus tot f 165,734.28, ongerekend de waarschijnlijk
hoogcre opbrengst der middelen in de volgende maanden
des jaars en de rentebesparing, die verkregen zal worden
wanneer de middelen slechts gelijken tred houden met
die van 1871, zal er reeds een overschot op de ge
wone uitgaven zijn. Men mag dus verwachten dat het
tekort over 1872 nog minder bedragen zal dan de
f 7,700,000, die, na aftrek van f 300,000 uit het domein
fonds geraamd, voor de staatsspoorwegen zal noodig
zijn.
Aanwijzing van nieuwe middelen blijft de minister
v n financiën dus onnoodig achten.
De klacht over gebrek aan koepokstof komt den
minister ongegrond voorde bevordering eener
meer gelijkmatige toepassing van art. 69 der onteige
ningswet. zal de minister tot een punt, van onderzoek
maken; daarvan zal echter eer vermeerdering dan ver
mindering van kosten het gevolg zijnsedert de aan
zienlijke vermeerdering van het getal districts-veeartsen
komen de deskundige adviezen in den regel tijdig in
het schijnt niet raadzaam den burgemeesters vrijheid te
laten in elk geval naar goedvinden een veearts 'te out-
biedenhet zieke vee moet zoo min mogelijk aan het
toezicht van den districts-veearts worden onttrokken.
Wat de ziekte aangaat in vier weken hebben zich
in 112 gemeenten 441 gevallen voorgedaan; dat is éen
geval gemiddeld per week in iedere besmette gemeente.
Wij gaan thans een gunstiger tijd tot wering der ziekte
tegemoet en moeten dus geen middel tot afwering nala
ten, dat ons, boven andere landen, door Engeland heeft
doen beoordeelen. Door de maatregelen tot wering der
longziekte is het getal ziektegevallen in een jaar met
ruim 1/3 verminderd. De inenting, door dp. Idzerda
aanbevolen, heeft de regeering steeds bevorderd en aan
gewezen, doch in sporadische gevallen moet de afma
king blijven gehandhaafd.
Van de kósten vloeit 1/3 in de schatkist terug van
verkoop van 'tvleesch en de huiden. Voor onteigening
is voor het geheele jaar nog slechts f 20,000 beschik
baar; daarom vraagt de minister nog f 180,000 aan.
Iloe onregelmatig ook, moest, om het belang der zaak,
het toegestane crediet van f 20,000 aanzienlijk worden
overschreden.
Het eindcijfer der begrooting wordt nu 21,674,097.65.
ALGEMEEN OVERZICHT.
De gunstige verwachtingen welke men omtrent het
tot stand komen der schikking tusschen Engeland en
Amerika ten opzichte van de quaestie der indirecte
schade koesterde, zijn vervuld. De senaat der Vereenigde
staten van Amerika heeft Zaterdag avond met 42 tegen
9 stemmen het door Engeland voorgestelde additioneele
artikel tot het tractaat van Washington goedgekeurd.
Drie en twintig leden van den senaat waren dus afwe
zig of hebben zich van stemming onthouden.
Onder de wetten en conclusiën welke Vrijdag en Za
terdag in de Fransche nationale vergadering aan de
orde waren, verdient voor het buitenland alleen de
aandacht de door den minister van financiën de Goulard
aangeboden wet tot vermindering van het zegelrecht
op buitenlandsche papieren van waarde. De hooge
rechten door de wet van 30 Maart daarop geheven
hadden een storm in de financieele wereld teweegge
bracht. Volgens het Zaterdag aangenomen ontwerp is
een zegelrecht van 75 centimes geheven op stukken van
500 francs en daarbenedenvan 1,50 franc op stukken
van 500 tot 1000 francs met eene verhooging van 1,50
franc voor iedere 1000 francs of gedeelten daarvan. De
nationale vergadering heeft zich gehaast om deze wij
zigingswet aan te nemen, en de regeering heeft die reeds
gisteren in het Journal officiel afgekondigd, wel een
bewijs dat men algemeen deze vermindering van het
zegelrecht urgent achtte.
De conclusiën van den raad van enquete omtrent de
capitulatie van Straatsburg lokken van verschillende
zijden tegenspraak uit. Het krachtigste protest leest
men in het Journal de Lyon van de hand van den heer
Schneegans, adjunct-wam? van Straatsburg tijdens het
beleg en daarna afgevaardigde van het departement du
Bas-Rhin voor de nationale vergadering te Bordeaux.
Hij noemt die conclusiën hoogst onbillijk en stelt de
keizerlijke administratie alleen aansprakelijk voor de fou
ten der verdediging en voor de capitulatie. „Wanneer
iemand blaam verdient, zoo schrijft hij o. a., dan is het niet
deze bevolking, die gedurende zes weken onder een
regen van vuur en ijzer heeft weerstand geboden
en heden bloedige tranen stort omdat zij niet
meer tot Frankrijk behoort." Volgens den heer Schneegans
was de vesting niet voldoende gewapend en niet in staat
van tegenweer, zonder kaseraatten, zonder bomvrije
gebouwen en schuilplaatsen, zonder manschappen dor
geme niet alleen, maar zelfs zonder bezetting, zonder
bevelhebber der artillerie. Tienduizend vluchtelingen