MIDDELBURGSCHE
COURANT.
F 114.
Dinsdag
1872.
14 lei.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2fn Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
De prijs per 3/m.franco is f 3.50.
Middelburg 13 Mei.
IS DE MINISTER1EELE CRISIS GEMOTIVEERD
Wat ons in de laatste dagen zeer bevreemdt is, dat
er in de Nederlandsche pers, en vooral in die bladen,
welke tot de beginselen der zoogenaamd gcavanceerden
plegen over tc hellen, geprotesteerd wordt tegen het
stellen der kabinets-quaestie na de afstemming van het
eerste artikel der inkomstenbelasting-wet. Het ministerie
behoefde niet af te treden, heet 't thans; do.stemming
had een bloot economisch, in 't minst*-gjfee«^politiek
karakter; dat de minister van financiën aftreedWs te
begrijpen, schoon dat zelfs aan sommigen nog niet eens
zoo onvermijdelijk noodzakelijk toeschijnt, maar de
andere ministers behoeven en mogen niet aftreden of,
zooals men het met eigenaardige kieschheid noemt „het
hazenpad kiezen."
Nu bevreemdt het ons niet dat velen, het besluit
van het ministerie in 's lands belang ernstig betreurende,
zich.zc.lven, tegen beter weten in, zoeken te overtuigen
dat dit besluit niet voldoende is gemotiveerd. Deover-
groote meerderheid der liberale partij en eene aanzien
lijke minderheid der gematigde conservatieven kennen
het prestige dat de naam van Thorbeeke het gehecle
land door bezit en weten dat er op het oogenblik in
Nederland niemand gevonden wordt, wien het vertrou
wen der natie in gelijke mate ondersteunt, en die dus
evenzeer als hij bij machte is groote maatregelen tot
stand te brengen. Van hunne zijde zou die redeneering
ons niet verwonderen. Maar haar te hooren uit den mond
eener fractie die van het eerste oogenblik af het minis
terie Thorbeeke bestreed, die geen gelegenheid liet
voorbijgaan om het een klein of groot échec te bezorgen,
die geen enkel middel ontzag om het kabinet te besto
ken en zelfs zonder eenig mogelijk nut onaangenaam te
zijn, van die zijde treft die bewering ons zeer, daar
zij van groote onoprechtheid of van verregaande licht
vaardigheid een bewijs geeft.
Schetsten wij in deze weinige woorden de houding
der zoogenaamd geavanceerd liberalen tegenover de
regeering naar waarheid, dan gaven wij tevens een
hoofdmotief aan, dat de ministerieele crisis van het
oogenblik wettigt. Geene regeering kan aan het roer
blijvenook al kan zij op ,de sympathie van de groote
meerderheid des lands rekenen, wanneer ze die sym
pathie bij de meerderheid der vertegenwoordiging niet
bezitziedaar het ABC van het constitutioneel stel
sel, en hoeveel onmogelijker moet-dan de regeering niet
zijn, wanneer haar eigen partij in de kamer verdeeld is,
wanneer die door de afscheiding van enkelen in gewichtige
oogenblikken tot minderheid wordt, wanneer uit den
boezem van hen die haar moeten ondersteunen, de
felste en inhumaanste oppositie tegen haar gevoerd
wordt. De medewerking van geestverwanten om arti
kel 1 der inkomstenbelasting-wet te verwerpen is geen
op zich zelf staand feit, het is een nieuw blijk van
vijandschap der kamer jegens liet ministerie, en het
ministerie heeft, zeer terecht, besloten dat liet het laatste
zal zijn.
Maar geraaktheid over de houding van een deel zijner
geestverwanten, of politieke kansrekening zijn in onze
oogen niet de eenige redenen, waardoor de tegenwoor
dige ministerieele crisis gerechtvaardigd wordt. Het votum
over de inkomstenbelasting had wel degelijk eene wijde
strekking; al hadde het alleen een economisch karakter,
zijne gevolgen waren, tocli het onmogelijk, maken van
eene verbetering van ons belastingstelsel, op zich
zelf reeds bedenkelijk genoegmaar ook het ver
hinderen dat onze financiën tot een gezonden staat wer
den teruggebracht, en de schatkist die meerdere ruimte
aan middelen ontving, die ze zeer spoedig zal noodig
hebben.
Want dit staat vast: door do verschillende stemmin
gen op 2 Mei maakte de tweede kamer uit, dat zij geen
inkomstenbelasting wilde. Een andere beteckenis kunnen
wij onmogelijk aan die stemming geven. Geheel afge
scheiden van het votum over artikel 1, waaruit dat
geven wij toe niets meer valt af te leiden dan dat
de kamer het door den minister voorgedragen stelsel
niet heeft gewild, blijkt uit de stemmingen over de
amendementenwaarmede men het beginsel niet der
wet, maar der inkomstenbelasting op ziclizelve had
trachten te redden, de zienswijze der kamer duidelijk
genoeg. Zelfs het amen dement-S midt, dat berekend was
om een groot getal bezwaren tegen de wet te onder
vangen, daar het de doode band en de vreemdelingen
belastte en de quaestie der grondbelasting niet aanvoerde,
werd verworpen met. 41 stemmen, de helft plus éen,
de meerderheid der voltallige kamer dus. Misleidt men
zich dan niet door illusiën, wanneer men zichzelven
tracht diets te maken, dat alleen het stelsel van den
heer Blussèniet het beginsel van de inkomstenbelasting
door de tweede kamer veroordeeld is, en dat er inder
daad grond bestaat voor het vermoeden dat de meer
derheid der kamer werkelijk voor dat beginsel zou
gestemd wezen?
Daar men het er verder vrij algemeen over eens is
dat de lasten in den staat billijker zouden verdeeld
worden wanneer een inkomstenbelasting het patent-
vecht en sommige drukkende accijnsen verving, daar
niemand tegenspreekt dat die billijkheid langs een
anderen weg niet te verkrijgen is noch door terug
keer aan het rijk der geheele personeele belastingnoch
door een tabaksaccijns, noch door eenig ander in of
buiten de kamer opgeworpen expedient zoo kan aan
het besluit der tweede kamer geen andere beteckenis
worden gehecht dan dat zij niet gezind is mede te
werken tot verbetering van het beslastingstelsel. En
motiveert zoodanig votum geene ministerieele crisis? Wij
kunnen ons alleen eene ontkenning voorstellen van hen
die beweren, dat het veel gewichtiger gevolgen moet
hebben, dat er in zoodanig geval zelfs voor kamer
ontbinding voldoende aanleiding bestaat.
Stond echter de quaestie van verbetering van het
belastingstelsel op zich zelve, dan zou er veel te zeg
gen zijn voor de meening dat het ministerie een anderen
minister van financiën in zich opnam, de zaak der be
lastinghervorming hoe gewichtig ook tijdelijk
naar achteren schoof en zich allereerst wijdde aan de
oplossing van twee andere hoofdpunten van zijn pro
gramma, de militaire quaestie en de rechterlijke orga
nisatie. Maar behalve de bezwaren die bij ieder ernstig
politiek man hiertegen zullen oprijzen bestaat tegen
deze handelwijze een practisch bezwaar. Er moet ver
meerdering van 'slands middelen komen, hoe dan ook;
liet voorstel van het demissionair ministerie had het
dubbele doel: verbetering van het belastingstelsel en
verhooging van 's lands inkomsten. Nu moge men dat
eerste doel tijdelijk ter zijde kunnen zetten, met. het
tweede is dit onmogelijk, de nood dringt, willen wij
's lands financiën niet ten gronde zien gaan.
Sedert de laatste zes jaren sloot het budget niet meer
door de gewone middelen; nadat alle overschotten van
vroegere dienstjaren waren ingebrokkeld omin strijd
met eene gezonde financieele politiek, tot dekking der
gewone uitgaven te dienenwerd in 1867 voor het eerst
vlottende schuld, die gevaarlijke vriend voor orde in
de financiën, te hulp geroepen. Met hare hulp aan de
eene en groote karigheid in het beoordeelen van de be
hoeften des lands aan de andere zijde, gelukte het op
het papier het budget in evenwicht te houden, en niet
tegenstaande het beroep op de vlottende schuld sedert
1868 van 4 tot millioen in omvang steeg, slaagde
men er tot heden indank zij de hoogere opbrengsten
der belastingen, dank zij de wettelijke nog niet
voor 's lands dienst beschikbare, doch eenvoudig opge
bruikte saldo's uit Indië, dank zij groote karigheid in
de besteding der reeds zoo karig geraamde begrootings-
postenden dienst gaande te houden zonder vlottende
schuld te scheppen, en kon men zelfs een oude admi
nistratieve fout herstellen, door het als een soort van
administratief kapitaal beschikbaar gebleven bedrag van
tien millioen tot amortisatie van schuld te bestemmen.
Maar nu is dan ook al het geld op. Al kan men nog
altoos wijzen op de 20 millioen in de kelders der Ne
derlandsche bank en op de millioenen, waarmede in
de eerste maanden van dit jaar de opbrengst der belas
tingen de raming wederom overtrof, men vergete niet
dat de spoorweg-begrooting over de laatste twee jaren
nog moet worden uitbetaald, en dat de definitieve be-
grooting van oorlog stellig tot een aanzienlijk cijfer zal
stijgen boven de thans tijdelijk gecontinueerde ramingen.
Geheel afgescheiden van de later vereischte verhoo
gingen van uitgaven wanneer de renten moeten gevon
den worden der lecningen voor de voltooiing van ons
spoorwegnet, voor de spoorwegen in Indiëvoor de vol
tooiing van ons defensie stelselen wanneer het hooger
onderwijs naar den eisch des tijds ingericht en het mid
delbaar onderwijs uitgebreid zal zijn, bestaat er onmid
dellijke behoefte aan verhooging van 't lands middelen
om in de gewone behoeften des rijks te voorzien.
Deze behoefte was, nevens verbetering van het be
lastingstelsel, aanleiding tot het wetsontwerp op de
inkomstenbelasting. De verwerping van dit ontwerp
verspert voor de regeering den naar hare zienswijze
eenigen goeden weg om tot haar doel te geraken en
bindt haar de handen, zoodat zij niets kan uitrichten.
Motiveert deze omstandigheid dan niet ten volle de
ministerieele crisis? Vervult het kabinet zijn plicht niet,
dat, na een votum dat zijne handelingen iu zoo hooge
mate belemmert, de portefeuilles nederlegt en het hoofd
van den staat aanraadt dc regeering in handen te geven
aan de meerderheid in het parlement, die niet slechts
een enkel wetsontwerp van het ministerie afstemde,
maar uitdrukkelijk deed uitkomen dat zij niet wilde
medewerken tot herstel van ons financiewezen, tot
regeling der gewichtigste onderwerpen van staatsbelang?
Tot lid van den gemeenteraad van Arnemuiden is,
bij herstemming tusschen de heeren A. Boogert en
A. Kodde, laatstgenoemde gekozen.
Z. M. de koning heeft eergisteren namiddag Z. E. rid
der von Haymerle in een bijzonder gehoor ontvangen,
ter overhandiging van zijne geloofsbrieven als buitenge
woon gezant en gevolmachtigd minister van Oostenrijk
Hongarije bij bet Nederlandsche hof.
Bij beschikking van den minister van binnenlandsche
zaken is de opzichter van den waterstaat 3e klasse
A. de Graaff op zijn verzoek ontslagen, met ingang
van 7 dezer.
BENOEMINGEN" EN BESLUITEN.
ridderorden. Vergunning verleend aan den luite
nant ter zee le klasse J. A. E. Dinaux tot het aannemen
en dragen der versierselen van de orde van Medjidié
4e klasse, hem door Z. M. den sultan van Turkije ge
schonken.
ONDERWIJS.
De minister van staat en van binnenlandsche zaken
heeft bepaald, dat de commissiën, belast roet het exami-
neeren van hen, die eene akte van bekwaamheid voor
het middelbaar onderwijs wenschen te verkrijgen, voor
het jaar 1872 zitting zullen houden te 's Gravenhage,
en benoemd
a tot lid en voorzitter der commissie voor de examens
in wis- en natuurkundige wetenschappen, zeevaartkunde,
teekenen en boetseeren, d<\ D. de Loos, directeur der
hoogere burgerschool te Leiden; tot leden: F. J. van
den Berg, hoogleeraar aan de polytechnische school te
Delft; dr. F. de Boer, leeraar aan de hoogere burger-
burgerschool te DeventerJ. D. van der "Waals, leeraar
aan de hoogere burgerschool te 's Gravenhage; J. E.
Cornelissen, directeur der afdeeling voor de waarnemingen
ter zee van het meteorologisch instituut, luitenant ter
zee lc klasse; eb. W. F. Ii. Suringar, hoogleeraar aan
de hoogeschool te Leiden; d<\ E. Selenka, hoogleeraar
aan de hoogeschool te LeidenJ. P. Koelman, directeur
der academie van beeldende kunsten 's Gravenhage;
H. P. Vogel, hoofdonderwijzer aan de academie van
beeldende kunsten te 's Gravenhage;
b tot lid en voorzitter der commissie voor de examens
in de Nederlandsche taal en letterkunde en de geschied
kundige wetenschappen, staathuishoudkunde, de han-