correspondenten van the New-York Heraldde liëèr
Stanlcj vergezelt hem op zijn verdere reizen.
In het Dagblad van 's Gravenhage kwam gisteren
het volgende bericht voor: „Door het ministerie zijn
de volgende wetsontwerpen ingediend en thans aan
hangig: Inkomsten, Wefensip, Indische sporen, ©ost-
Indisch Tarief: Wanneer men de eerste letters van die
woorden tot éen woord samenvoegt, dan verkiijgt men
het woord idiot, hetwelk in verband tot de genoemde
wetten wel iets te denken geeft."
De Arnhemsche courant vestigt heden op bovenstaand
bericht als blijk van het vernuft van het Dagblad van
'sGravenhage de aandacht, waarna zij volgen laat:
„Als wij nu zeggen dat het Dagblad geeft of gaf
Gemengde berichtenEcho's van het binnenhof en
Hamerverslagen, bewijst dit dan iets tegen het Dag
blad?"
Den 15en April heeft op de kust van Zanzibar,
in het oosten van Afrika zulk een hevige storm ge
woed, dat 150 schepen vergaan en de kustplaatsen
grootendeels verwoest zijn. De schade wordt op 24mil-
lioen gulden geschat.
THERMOMETERSTAND
2 Mei 'sav. 11 u. 50 gr.
3 'smorg.7u.56gr. 'smidd.lu.66gr.'sav.6n 57gr.
STATEN-GENERAAL
tweede kamer.
Zitting van Donderdag 2 Mei.
De heer Bredius verklaarde bij de discussie over de
amendementen op en over artikel 1 der wet tot invoering
eencr inkomstenbelasting in beginsel vóór het amende
ment-S raidt te zijn gestemd, doch daar hij alleen bur
gerrechtelijke zedelijke lichamen wilde treffen, kon
hij daaraan zijn stem toch niet geven; de heer van Nispen i
was evenzeer tegen dat amendement gestemd en ook de
heer Blom, daar z. i. handelsvennootschappen,gedreven
door particulieren, geen belasting moesten betalen, dewijl
het kapitaal dier particulieren dan tweemaal getrof
fen zou worden: met. het beginsel om de goederen in
de doode hand te belasten was hij echter ingenomen,
evenals de heeren Dam, "Wijbenga, Idzerda en van Eek.
Het amendement-van Delden werd door de heeren
Dam, Idzerda en van Eek verdedigd, omdat zij de uit
sluiting van den grondeigendom bij deze belasting in
afwachting eener nadere regeling van de grondbelas
ting verkieselijk achtten. Doch de heeren Bredius,
van Nispen, Blom, Cremers en Wijbenga bestreden dit
amendement. Zij wilden den grondeigendom óf geheel
uitsluiten en dat lag niet in de bedoeling van den
voorsteller óf wel belasten, en zagen in het amende
ment het middel om een herziening van het kadaster ad
calendas graecus uit te stellen en zoo den grond vrij te
laten.
Het derde amendement dat van den heer Tak
maakte vooral het hoofdpunt van het debat uit. De
heeren Bredius, DamCremers en van Eek zagen daar
door him bezwaren grootendeels opgelostzij ontkenden
niet, dat, tengevolge der aanneming de wet geheel om
gewerkt moest worden, doch h. i. bleef het beginsel dei-
wet geheel intact; het was hier volgens sommigen slechts
een samensmelting van de artikels 1 en 2 der wetvol
gens anderen echter de aanneming van het Engelsche
stelsel, inplaats van 't Saksische. Ook de heer Viruly
was door dit amendement bevredigd en werd het aan
genomen dan zou hijingenomen met het beginsel dei-
inkomstenbelasting, over andere bezwaren heenstappen.
Met die zienswijze stemde de heer Wijbenga geheel in.
Hij had bovendien een andere reden om het amendement
aan te nemen; het beginsel der wet bleef dun gehand
haafd en de minister van financiën kon dan, zoowel als
het kabinet aan 't hoofd der zaken blijven. Dat was in
zijn oog in 's lands belang; de heer Thorbecke was toch
nog niet verouderd en zijn doorzicht, zijn talent, zijn
staatsmansbeleid was in deze tijden noodig in 's lands
belang. De heer van Nispen bestreed het amendement
als veel meer af te keuren dan de voorgedragen wet,
omdat het nog willekeuriger en onrechtvaardiger was.
De heeren Blom en Idzerda vroegen nadere inlichting,
speciaal wat betreft het in 't amendement opnemen van
den grondeigendom. Was dat in plaats of naast de
grondbelasting De heer Tak antwoordde dat zijn bedoe
ling was de quaestie van den grondeigendom onbeslist te
willen laten in afwachting eener nadere regeling der grond
belasting. Maar daarom juist verzocht hij den heer Kops
en deze voldeed aan die uitnoodiging zijn sub
amendement in te trekken, omdat daardoor de quaestie
van het grondbezit werd opgelost.
De minister van financiën voerde daarop nog het
woord. Hij verklaarde zich tegen de amendementen
van de heeren Smidt en van Delden, en gaf omtrent
dat van den heer Tak te kennen, dat, aangezien men
een beroep had gedaan op zijn gezindheid ter bevorde
ring van het gemeen overleg met de kamer, hij, wat
hem persoonlijk aanging, wilde onderzoeken óf een
nieuwe wet aan het in dat amendement nedergelegde begin
sel was vast te knoopen; maar daartoe zou, bij aanne-
neming van het voorstel, de beraadslaging dienen te
worden geschorst. Hij gaf daarbij te kennen, dat, wat
hij omtrent het Engelsche stelsel "had gezegd, niet juist
in 't Bijblad was teruggegeven. Hij had gezegd de
beide stelsels te hebben onderzocht en het Saksische
als 't eenvoudigste gekozen te hebben.
Daarna voerden de voorstellers der amendementen nog
het woord en de heeren Storm en van Nispen. De eer
ste verklaarde tegen art. 1 te zullen stemmen, maar
van oordeel te ziju, dat bij verwerping van dat artikel
liet ministerie uiet behoefde af te tredende minister
van financiën was iets anders; doch de politiek stond
buiten deze zaak. Ook de heer v. Nispen hechtte
aan zijn votum geen politieke beteekenis. De heer
van Houten meende dat het amendement het verschil
van beginselen niet. zou oplossen en bleef dus zijn be
zwaren volhouden.
Ook de heer Rutgers verklaarde zich nog tegen het
amendement-Tak, dat, hierop in stemming gebracht,
werd verworpen, met. 50 tegen 28 stemmen;
Het amendement-van Delden werd mede v e r w o r p e n,
met 04 tegen 14 stemmen, en het amendement-Smidt
evenzeer, met 41 tegen 37 stemmen.
Art. 1 van het wetsontwerp, luidende: „Er wordt
eene directe inkomstenbelasting' geheven van het jaar
lij kscli zuiver inkomen van elk ingezeten des rijks, die
daarvan naar artikel 9 niet is vrijgesteldwerd daarop
ook met 51 tegen 27 stemmen verworpen.
Tegen stemden de heeren NierstraszHeydeurijckvan
WassenaerJonckbloetvan SypesteynTakRombach,
Rutgers, Kops, Westerlioff, Ta ets, van Foreest, van
KoenenPyls, Hoffman, Storm, van Loon, Sandberg,
Kien, de Bieberstein, van Kerkwijk, Borret, Vader,
Mackay, Godefroi, van Nispen, Verneijen, van Hardon-
broek Heemskerk Az., van den Heuvel, van Naamen,
Begrara, Bots, SmitzKappeyne, van Lvndeu, Viruly,
van Eek, van Kuyk, Wintgens, Arnoldts, Bergmann,
van der Does, Haffmans, Luyben, de Brauw, C. van
Nispen, van der Maesen, van Zuylen, Dumbar, en
's Jacob.
Voor stemden de heeren Bredius, Gratama, Idzerda,
Hingst, van Houten, Mirandolle, Blom, de Jong, Cre
mers, de Roo, Bergs ma Gevers, Zylker, Dam, van
Delden, van Voortlmijsen, Lenting, Wijbenga, van de
Putte, van Beyma, Smidt, de Lange, Van der Linden,
Moens, Heemskerk Bz., Stieltjes en de voorzitter.
Afwezig waren de heeren van Akerlaken en Brouwers.
Öuitcnlartö.
ALGEMEEN OVERZICHT.
Woensdag was iu den Duitschen rijksdag het voor
stel der heeren Hovcrbeek c. s. betreffende verminde
ring en eventueele afschaffing der zoutbelasting aan de
orde. Na een uitvoerige verdediging van liet voorstel
nam de president van den bondsraad, de heer Delbriick,
het wóórd, om mede te deelen dat de bondsregeeringen
reeds de geheele afschaffing overwogen hadden, doch
den tijd daartoe nog niet gekomen achtten: eene ver
mindering dezer belasting echter zou slechts een halve
maatregel zijn, waarmede het doel verlichting dei-
lagere klassen niet bereikt werd. Het hoofdbezwaar
tegen de afschaffing was liet vinden van een aequiva-
lent, daar de bijdragen der verschillende staten niet
verhoogd konden worden om het verlies te dekken,
liet voorstel werd desniettemin krachtig ondersteund,
zooclat von Bismarck scheen te begrijpen, dat het tijd
werd dat hij zijn volle gewicht in de schaal wierp,
om deze naar de zijde der regeering te doen overslaan-
Dit mocht hem echter niet gelukken, want de rijksdag
renvooieerde ten slotte het voorstel naar de commissie
voor het budget.
In de loop der discussie, waaraan de rijkskanselier
herbaalde malen deelnamzeide hij in het kort o. a.
het volgende. De afschaffing dezer belasting hing niet
uitsluitend van den toestand der financiën af, zij was
ook een politieke quaestie omdat het rijk ook zijn eigene
belastingen hebben moest. In verband met de neiging
der verschillende staten om zich van het middelpunt,
het rijk, te verwijderen was het niet raadzaam om de
belastingen alleen door de bondsstaten te doen heffen.
De rijksrègèering kon zonder goed aequivalent noch in
de vermindering, noch in de afschaffing der belasting
toestemmen. Het rijk mocht niet verarmen en hij had
een afkeer van verhooging der bijdragen van dc bonds
staten. Wanneer von Bismarck met dit doel directe be
lastingen wilde behouden, dan zou men dit eerder kun
nen verklaren dan thans zijn vasthouden om politieke
redenen aan een indirecte belasting als die op het zout.
De meerderheid van den rijksdag schijnt echter in deze
quaestie voornemens te zijn om niet voor den rijkskan
selier te wijkentenminste niet terstond. Zoolang
von Bismarck onverantwoordelijk rijksminister blijft, zal
echter bij een ernstig conflict de volksvertegenwoordiging
wel steeds moeten onderdoen.
De Fransche nationale vergadering heeft gisteren, zoo
als na het votum van Woensdag te verwachten was,
art. 3 van het ontwerp van wet betreffende den staats
raad aangenomen zooals het door de commissie gewij
zigd was, zoodat de souvereine vergadering de leden
van dit hooge staats-college benoemen zal. De ka mei-
verklaarde tevens dit lidmaatschap onvereonigbaar met
het mandaat als volksvertegenwoordiger.
Een belangrijke mededeeling, geheel in overeenstemming
met, de publieke opinie der laatste dagen, werd gisteren
door den minister van oorlog aan de leden der commis
sie gedaan, welke belast is met het onderzoek van het
voorstel-Bamberger betrekkelijk de capitulatiëu, name
lijk dat de ministerraad gisteren morgen besloten had
om maarschalk Bazaine voor een krijgsraad terecht te
stellen. Deze tijding zal zonder twijfel door het, grootste
gedeelte der Fransche natie met vreugde vernomen
worden, want vooral gedurende de laatste dagen, sedert
de uitgave van Bazaine's l'Armée du Rhin, was de haat
tegen den maarschalk op ougeloofelijke wijze gestegen.
Uit Versailles wordt gemeld, dat in de vacatures der
Fransche diplomatic op de volgende wijze voorzien zal
wordende hertog de Noailles zal tot gezant t e Itow-
York. de heer Jules Ferry en te Athene de heer de
Gabriac in den Haag wórden benoemd.
In do zitting van liet Engelsche lagerhuis heersclite
gisteren groote opgewondenheid. In antwoord op een
vraag van Disraeli verklaarde de minister Gladstone,
dat liet antwoord der Amerikaansclie regeering aan zijn
ambtgenoot Granville was medegedeeld en de inhoud
de hoop op minnelijke schikking tusschen heidelanden
zeer vermeerderde. Deze verklaringen werden met dave
rende toejuichingen begroet.
The Times gaat verder en zegt, dat Engeland en
Amerika reeds tot volkomen overeenstemming gekomen
zijn over de quaestie der indirecte schade, en alleen
nog de redactie van het stukwaarin hiervan aan de
scheidsrechters mededeeling gedaan zal worden, tus
schen beicle regeeringen moet worden vastgestc-ldom
deze geheele netelige zaak, die zich aanvankelijk zoo
onheilspellend liet aanzien, tot de geschiedenis te doen
behooren. Deze opinie van the Times wordt door een
telegram uit New-York bevestigd, waarin medegedeeld
wordt dat dc officieele verdediging van de houding dor
Amerikaansclie regeering, betrekkelijk den eisch dei-
indirecte schade, gisteren openbaar gemaakt, is. De
regeering verklaart daarin, dat, zij dien eisch zal laten
vallen, mits Engeland als internationalen volkenrech
terlijken regel erkenne, dat in geval van oorlog nooit
schadevergoeding wegens indirecte verliezen gerecla
meerd kunnen worden.
Uit Spanje verneemt men heden niets bijzonders. Een
enkel bericht van gisteren meldt dat, maarschalk Serrano
bij voortduring voortrukt en de opstandelingen v.oor
zich uitjaagt, en dat i de provincie Biscaije weder een
bende Garlisten verslagen is. Het blijkt allengskens,
met meer zekerheid, dat werkelijk de opstand terrein
verliest. In de Fransche dagbladen van heden worden
ook geene berichten van tegenovergestel den aard ge
vonden.
De uitbarsting van den Vesuvius.
Een lid der redactie van den Napelschen Piccolo was
ooggetuige van de vreeselyke gebeurtenissen op en bij
den Vesuvius. Aan zijne raededeelingeo ontleenen wij
het volgende.
Den 25tn April 's avonds begaf hij zich met een vriend
naar den Vesuvius. Aan het observatorium zetten zij
zich te paard en gingen, door twee gidsen met fakkels be
geleid, den berg op. Een steil pad geleidde hen naar een
ruime vlakte, Atrio del Cavallo, die bedekt met de lava
van 1871 een zee geleek, welke plotseling te midden van
den heftigsten storm versteend was. Zij moesten te voet
over deze krakende lava verder gaan. Eindelijk werden
zij in hun loop gestuit door een 'breede nog vorsche
lavastroom. Aan hunne rechterhand zagen zij op den
top van den berg als het. ware een monsterachtige vuur
oven, waaruit onder hevig snorren en knetteren nu en
dan vlammen en dikke rookwolken opstegen, en welke
vaak groote gloeiende stukken met ongeloofelijke kracht
omhoog wierp. In een langen in zig-zag-vorra loo
penden stroom loopt van de n top van den berg de lava
naar beneden, doch nauwelijks neemt men daarin be
weging waar. De hemel is met dikke witte wolken be
dekt en rondom heerscht de diepste stilte.
In den grootsten krater zelf was het kalm, maar uit een
tweede opening vernam men een bruisen als van een
reusachtigen stoomketel. In de witte wolken boven den
krater nam men de roode weerspiegeling der vlammen waar.
Plotseling werd te midden van den nacht bij den krater
een breede streep vuur zichtbaar dat uit de opening
kwam en zich in de breedte en naar de laagte uitbreidde.
De dikke rook, de wolken en de zee kaatsten het vuur
terugde maan kwam plotseling te voorschijnin een
woord deze wonderlijke contrasten, deze too verachtige
verschijnselen grepen de zinnen aan en in diepe ont
ïoering bewonderden de toeschouwers dit prachtige maar
tegelijk vreeselijke schouwspel. Iutusschcn wekte de hitte
van de versche lava de aanwezigen uit hunne bespiegelin
gen. De gidsen meenden dat het nog drie uren duren
kon voordat de gloeiende massa komen zou waar zij
nu stonden. Desniettemin was het. raadzamer den terug
tocht te aanvaarden.
Op het harde lavaveld ontmoetten de beide vrienden
tal van nieuwsgierigen, meest alle vreemdelingen, die
het gevaarlijke schouwspel van naderbij wilden waar
nemen, ondanks de duidelijke waarschuwingen, welke
de berg zelf gaf. Onder anderen zat een jong paar hand
in hand en met van angst en verlangen glinsterende
oogen op een lavablok. Zouden zij teruggekeerd zijn?..
Zij ontmoetten nog bekenden, die vroegen hoe heter
boven uitzag, maar zich niet weerhouden lieten om ver:
der te gaan.
Plotseling verneemt men vreeselijke en zware