tengeyolgé overleden is- Bij arrest van den Ioj-o Ja
nuari 1871 was zooals wij destijds mededeelden
de staat in eersten aanleg veroordeeld tot betaling eener
wekelijkscbe uitkeering van vijf gulden. Bij het nu
uitgesproken arrest heeft de raad de aansprakelijkheid
van den staat bevestigd, maar alvorens tot de einduit
spraak over te gaan, aan de eischeresse overgelaten qrn
sommige punten doof "getuigen te bewijzen. Tot raads
heer-commissaris bij dat getuigenverhoor is benoemd
mr. van Meerbeke. De beslissing omtrent de betaling
der kosten is gereserveerd tot de einduitspraak.
GEMEN6EE BERICHTEN.
Z. M. de koning is gisteren uit de residentie naar
Het Loo vertrokken.
Bui on de oormalige Vrouwepoort te Maastricht
is weder een begin gemaakt met het slechten van een
gedeelte der vestingwerkenen wel in de onmiddellijke
'nabijheid van liet dorp St. Pieter. Ook wordt een ge
deelte van het kanaal tusschen Maastricht en Luik ge
dempt, waardoor een fraai terrein wordt verkregen,
hetwelk vermoedelijk bij het stads-wandelpark zal worden
gevoegd.
De koning heeft aan de feestcommissie te Delft
vergunning verleend, dat de dcoi haar den 2fn dezer
op het praalgraf van prins Willem I plechtig nederge-
legde zilveren lauwerkrans als blijvend aandenken op
dat graf bevestigd worde.
Uit het verslag van het bestuur der Vereeniging
tot bescherming van dieren, over 1871, blijkt onder
anderen, dat de te 'sG-ravenhage gevestigde paarden-
slackterij en paardenvleeschwinke! uitmuntend aan de
verwachting voldoen. Het vooroordeel van het publiek
wijkt meer en meer. Het verschaffen van goedkoop
vleesch aan den burger was niet het eenige doeldat
het bestuur beoogde, maar tevens en wel voornamelijk
om te zorgen dat het lijden van het paard zooveel doen
lijk werd tegengegaan. Uit dien hoofde heeft het be
stuur duidelijk omschreven, op welke wijze de ter
slachting bestemde paarden moeten gedood worden. Het
vleesch mag niet duurder verkocht worden dan tegen
den prijs, door het bestuur vastgesteld (thans het ge
wone vleesch 18 cents, zoogenaamde biefstuk en de
haas 23 cents het halve kilogram). Dc onderneming is
nauwelijks 9 maanden in werking en reeds worden er
5 a 7 paarden per week geslacht. Tengevolge van de
pogingen van het bestuur zijn enkele paarden van den
railroute-ilienst tusschen 's Gravenhage en Delft afge
keurd, en door betere vervangen.
Te Nieuwkoop is jl. Woensdag avond bij een hevig
onweer een jongmensch van twintig jaren, terwijl hij bezig
was met op het land aardappelen te potendoor den
bliksem getroffen en gedood. Dienzclfden dag sloeg
in de nabijheid van Huissendicht bij het dorp Ange-
ren, de bliksem in een boerenwoning. Oogenblikkelijk
sloegen de vlammen er uit, zoodat bijna alles verloren
ging. De twintigjarige dochter des huizes, die nog
poogde iets te reddenwerd door een instortenden balk
getroffen en is mede verbrand. Ook onder de gemeente
Beilen is een boerenwoning door het inslaan van den
bliksem verbrand. Te Zuidwolde doodde de bliksem
een paarddoch liet den voerman ongedeerd.
Eergisteren is te Amsterdam de kunstverzameling
Hodshon verkocht. De 25 schilderijen van oude mees
ters op 2 of 3 na allen meesterstukkenwerden ver
kocht voor de navolgende prijzen: n°. 1. Dirk van Ber
gen, landschap /2000. 2. idem, De rustplaats 18,50.
3. L. BoursseBoeren binnenhuis 6000. 4. R. van
Brakenburg, Boereu danspartij 825. 5. G. Don,
Jong meisje bij kaarslicht 6300. 6. C. Dusart, Het
kegelspel 5500. 7. Anthony van DïjckDe jonge
toonzetter 18.000. 8. A. B. van HeckeDe slagerij
710.9. Meindert Hobbema, Boschrijk landschap in
Gelderland 45,000. 10. N. Horemans, Hcllandsch
binnenhuis f 710. 11. N. Maas, Portret van eene
ionge dame, 12. idem, Portret van een jong edelman,
te zamen 1200. 13. Frans van MierisDe wijnproe
ver/1350.14. Emanuel MurantDe boerderij /2650.
15. Caspar Netscher, Portret eener jonge dame 800.
16. idem, Portret eener aanzienlijke dame f 600.
17. idem, Vier kinderen in eene nis 15,100. 18.
G. J. Palthe, Binnenhuis (lamplicht) 500. 19. Pau-
lus Potter, De zwijnen 7,700. 20. Jakob Ituysdael,
Noorweegsch landschap 25,500. 21. P. Saenredan
De St. Maria-kerk enz. te Utrecht 1,050. 22. Jan
Steen, De courantlezer 650. 23. J. F. A. Tiseh-
bein, Een jonge moeder met haar kind 550. 24.
Willem van de Velde, Stil water met eene menigte
schepen 40,500. 25. Emmanuel de Wit, Protestant-
sche kerk van binnen enz. 27,000. De totale opbrengst
der verkooping, zonder het opgeld, be droeg/212,845.
N0-'. 3, 5, 9 en 25 werden aangekocht door den heer
Wallace; nns. 7, 13, 17 en 24 door den heer Holloway;
n°. 20 voor het museum te Antwerpennn. 19 door den
heer Oppenheim; n°s. 6 door den beer van lieede van
Oudshoorn; n°*. 14 en 21 voor het museum Boymans te
Rotterdam. {Dagbl. v. '<s Gravenh.)
Te Deventer is een voorgenomen huwelijk voorloo-
pig uitgesteld, (mulat in de door het meisje ingeleverde
geboorteakte de naam van een man is opgenomen, na
melijk Jan. Het meisje heet Jannetje.
De uitbarstingen van den Vesuvius schijnen een on-
rustbarenden omvang aangenomen te hebben. Gisteren
morgen heeft zich een nieuwe krater gevormddie ter
stop d heete lava en vlammen uitspuwde en ree/ris 6P
menschenlevens kostte. De minister-president en de
minister van openbare werken zijn naar Napels vertrok
ken. In de zitting der Italiaansche kamer van gisteren
deelde de minister van binnenlandsche zaken Lanza
mede, dat de uitbarstingen toenemen en dc omstreken
groot gevaar loopen bedolven te worden. Tweehonderd
nieuwsgierigen werden gisteren morgen gedood.
STATEN-GENERAAL.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Vrijdag 20 April.
De minister van financiën, de heer Blussè, was bij
de voortzetting der behandeling van het wetsontwerp
betrekkelijk de inkomstenbelasting het eerst aan 'twoord
en begon zijn dank te betuigen voor de woorden van
welwillendheid ten zijnen aanzien geuit.
Hij trachtte daarop aan te toonen dc noodzakelijk
heid dezer wet. Reeds in 1851 had dc minister Schim-
melpenninek het noodig geoordeeld de lasten meer in
evenredigheid te brengen met de draagkracht. En
ofschoon nu het gemaal en dc accijns op schapen- en
varkensvleesch werden afgeschaft is de druk der be
lastingen voor de mindere klassen (de indirecte belas
tingen) zeer toegenomenterwijl de directe belastingen
niet zijn verhoogd in evenredigheid met de toeneming
der bevolking en der rijkdommen. Aan nieuwe indi
recte belastingenop de koffie bijv.kon niet worden
gedacht. Ook de toestand der schatkist maakte deze
wet noodig; aan overschotten hier te lande valt niette
denken: in Indië heeft men de voorhanden overschot
ten niet noodig gehad; daarmede is geamortiseerd
maar daarmede kunnen geen belastingen worden afge
schaft. Er waren hier voor spoorwegenvoor onderwijs,
voor defensie, nog grootc uitgaven te doen; de trakte
menten der ambtenaren moeten worden verhoogd; dc
posterijen en telegraphie vordere meer uitgaven door
uitbreiding van personeel. Er is (lus versterking onzer
geldmiddelen noodig. Maar kan dit in eens gebeuren,
bij een afgerond geheel? Met algemeenheden komt men
juist niet verder. Daarom bepaalt zich de minister tot
een deel.
Met dit ontwerp staat, de gemeentewet in verband
want er moet overeenstemming komen tusschen de rijks-
en gemeente-ünanciën. De minister zal echter nooit op
het 4/5 van het personeel terugkomen. Veeleer zal ook
het laatste 1/5 aan de gemeenten overgaan.
Wat nu de voorgedragen belasting-afschaffingaangaat,
stelde de minister de onhoudbaarheid van het patent
in 't licht. Het. was een doolhof van ongerijmdheden;
en onduidelijke bepalingen. Tappers, slijters en derge-
lijken betalen daarin slechts 295,000 en om licenses
daarvoor te heffen,..dit zou als politiemaatregel niet
baten. Vervolgens betoogde dc minister zeer in't breedc
dat de accijnsen, die' den minderen man en de middel
klassen wèl drukkeneen daling der prijzen van vleesch
en zeep zouden ten gevolge hebbenook ten bate van deze
klassen der maatschappij.
De inkomstenbelasting verdedigde hij hiez'öp korte-
lijk in beginsel. De staat randde de eigendom aan,
maar bij de conscriptie is dit veel erger. De belasting
zou niet zoo impopulair zijndaar slechts een klein
deel der natie er goed door getroffen wordt. Bovendien,
waar de belasting bestaat is zij niet zoo gehaat, als
zij goéd geheven wordt. Men wil niet weten wat men
bezit of niet bezit, maar die publiciteit bestaat reeds
in de lijsten der hoogstaangeslagenenbovendien maak
rijkdom niet meer geachtmaar hoofd en hart.
Breedvoerig behandelde (1e minister verder dequaes-
tie der grondbelasting, die niet, gelijk deze wet, het
individu treft. Anders is- de vraag of de grondbelas
ting niet moet worden herzien? Daartoe nu ligt een
wet gereed, waarin de ruilwaarde van den grond niet
wordt aangetast en het registratierecht is opgenomen.
De minister trachtte verder te betopgen dat de belas
ting evenmin ongelijkmatig als inquisitoriaal werkt.
Onderscheid te maken tusschen bedrijf en kapitaal ging
niet aanmaar het. kapitaal zou toch nog meer getrof
fen worden, want deze belasting zou geen impót unique
zijn.
Men wil het cijfer der belasting op 1 pet. brengen.
Maar dan kan men ook niet zooveel afschaffen. Wil
men echter liet. cijfer voor de lagere klassen verzachten,
daar heeft de minister vrede mede.
Ten slotte gaf hij te kennen dat. men wist waar
hij heen wilde en hij vleide er zich mede dat men
met hem mede zou gaan.
De heeren van Lijnden cn van Kerkwijk voerden
hierop nog het woord, en bestreden beide de voordracht,
die niet ten bate zou komen van den minderen man.
Noch het patent, noch de accijnsen waren drukkend
voor hen. De eerste spreker trad meer bepaald ïn een
beantwoording van 's ministers rede. De toeneming der
indirecte belastingen drukte niet zoo zeer op den min
deren mandie der directe belastingen alleen op den
gegoede.
Wat de financieele quaestie aangaat, vroeg hij den
minister of plotseling nu weder Indië en Nederland
ieder een afzonderlijke 'schatkist hebben? Hij protes
teerde daartegen.
Omtrent deze belastinghervorming moesten de voor
standers éen zaak bewijzen: dat ieders inkomen de
zuivere maatstaf is voor zijn draagkracht in de staats
uitgaven. Dat kon men niet. Maar de belasting was
bovendien ongelijkmatig cn onbillijk. Ons belasting
stelsel moest hervormd worden door terug te komen op
het afstaan van het 4/5 van hot personeel aan de ge
meenten. Dit. betoogde ook de heer van Kerkwijk, die
meer in 't bijzonder de rede van den heer van Houten
bestreed. Hij stelde in 'tlicht, dat zoowel aan ieder
effectenhouder als aan den grondbezitter door deze wet
een onrecht wordt aangedaan.
De rede van den heer van Houten had een ongun-
stigcp indrqk op ljeiu gemaakt. Hef bad den schijp
a)§of de kajner gejyopn was de sjfigpn te verdrukken
en de rijkep te ontlastentpwijj het tegendeel het ge
val was, want de meeste nog bestaande accijnsen druk
ken den meer gegoede.
Ten slotte ontwikkelde hij eenige financieele denk
beelden die in zijn oog de voorkeur verdienden boven
deze wet, en gaf daarbij te kennen dat. een income-tax
van 2 pet. inplaats van V of bij hem een bezwaar
te meer ontmoette.
De heer Lcnting heeft op art. 11 een amendement
voorgesteld, strekkende om de belasting te bepalen op
1 in plaats van 2 pet. (gelijk het amendement van
den heer Smidt), doch met. dien verstande dat de grond
slag der heffing die van het wetsontwerp zou blijven.
Een tweede wijziging van den heer Lenting bedoelt
(evcnal3 een amendement van den heer Smidt) den
accijns op het geslacht te behouden.
In de zitting van heden werd de belasting op de
inkomsten in de eerste plaats bestreden door den heer
Heemskerk Az„ (lie verklaarde geen amendementen te
zullen voorstellenomdat zij er toch niet toe zouden
kunnen leiden om de wet voldoende te verbeteren. Ook
de heeren van Nispen en de Bieberstein zouden tegen
het ontwerp stemmen, de laatste omdat hij beducht
was voor (le noodlottige gevolgenhij wilde dat de
regeering liet heffen van belastingen óp de inkomsten
aan de gemeenten zou overlaten en daarentegen de 4/5
der personeele belasting van dezen terugnemende
verwerping dezer wet, die hij voor zeker hield, moest
volgens hem geen politieke beteekenis, hebben.
De heer de Bruiju Kops verklaarde zich in beginsel
voor de wet, maar had een bezwaar in het. treffen
van den grondeigendom; daarom zou hij zich met het
amen dement-van Delden vereenigen.
Het voorloopig. verslag is verschenen over het wets
ontwerp tot regeling en voltooiing van het vestingstelsel.
De houding, door het kabinet tegenover de defensie
zaak aangenomen, wordt daarin scherp gelaakt, en
wat den tegenwoordigen minister van oorlog betreft,
ernstige twijfel geopperd ot wel voldaan was aan den
wenschvóór zijne optreding, door de tweede kamer
uitgedrukt, dat een opvolger van generaal Engel-vaart
de gewichtige taak van hervormer van ons defensie
wezen niet op zich mocht nemen dan nadat hij omtrent
de hoofdlijnen van zijn plan zich met zijne ambtgqnoo-
ten door grondig en nauwkeurig overleg had verstaan,
zoodat hij bij zijne optreding in de kamer ook haar
met die hoofdlijnen kon bekend maken en zich van
hare instemming verzekeren.
Ten opzichte (Ier wijze waarop de overneming der
ontwerpen van zijn voorganger door dezen minister was
geschied, zag men daarin weifelingen overijling, waarop
geen vertrouwen kon gegrondvest worden, wat ten
aanzien van deze ontwerpen meer nog dan tegenover
andere een vereischte was.
Ook van den minister van marine achtte men het
vreemd dat hij zich met de ui teen loopen de voordrach
ten van drie zijner ambtgenooten van oorlog, die elkan
der waren opgevolgd, had kunnen vereenigen.
Over de vraag of regeling van het vestingstelsel bij
de wet nuttig en wenschelijk was, heerschte evenmin
als vroeger eenstemmigheid. De tegenoverstaande mee-
ningen worden in het verslag breedvoerig uiteengezet.
Even weinig eenstemmigheid heerschte er omtrent
het vestingstelscl, dat de voorkeur zou verdienen.
Hierbij kwam ook weder de vraag ter sprake of rege
ling van de levende strijdkrachten niet aan die van
het vestingstelsel behooren vooraf te gaan.
Het hooge cijfer, dat thans werd aangevraagd, drie
maal meer dan generaal van Muiken schoorvoetend
had opgegeven, ontmoette krachtige bedenkingen. Ook
werd, evenzeer als over het gemis van de noodige
toelichting in het. algemeen, geklaagd over het onbe
antwoord laten, door de regeering, van dé vraag waar
uit de vereischte gelden zouden moeten gevonden
worden.
Elk der stellingen en liniën heeft een onderwerp van
afzonderlijke bespreking in de afdeelingen uitgemaakt.
Ten aanzien der vesting Neuzen en van het fort te
Ellewoutsdijk kwamen sommige leden met nadruk op
tegen hun behoud, dat zonder eenige andere toelichting
dan het beroep op de noodzakelijkheid van het bezetten
der Schclde-oevers wéder in het defensieplan was op
genomen. Behalve dat de vraag, of het bezetten der
Scheldc-oevers noodzakelijk en waartoe het dienstig
zou kunnen zijn, onbeantwoord was geblevenwaren
die leden van gevoelen dat, nu Vlissingen als vesting
is opgeheven, het bezetten van Neuzen en Ellewoutsdijk
tot niets anders dan tot versnippering van kiachten
kan leiden. Moest aan de zijde van Zeeland iets gedaan
wordendan scheen het nog beter sommige punten van
den spoorweg van Vlissingen naar Duitschland te ver
sterken.
Andere leden wilden beide genoemde sterkten, nu zo
toch eenmaal bestonden, behouden en achtten ze wel
van eenig gewicht voor het beheerschen der Schelde.
Bij vele leden was twijfel ontstaan of de bepalingen
omtrent het vcrleenen van schadevergoeding voor inun
datie wel in het kader dezer wet paste. Zij wilden het
liever afzonderlijk geregeld zien. Anderen keurden het
zeer goed dat althans het beginsel van schadeloosstel
ling in deze wet was opgenomen.
Omtrent dc redaótie Van liet artikelwaarin dit punt.
geregeld is, werden verschillende bedenkingen geopperd