indirecte schadevergoeding aandringen, welke door de
natie afgekeurd en slechts uit valsche schaamte gehand
haafd worden. De heer Fish denkt er echter gansch
anders over. Aan den heer Banks, den president der
commissie voor buitenlandsehe zakengaf hij te kennen
dat het ministerie eenstemmig van oordeel was, dat
zijne memorie niet behoorde gewijzigd te worden. Boven
dien maakte hij er de commissie opmerkzaam op tot
welke moeilijkheden het zou kunnen aanleiding geven,
wanneer het congres een oordeel over de eischen wegens
indirecte schade uitsprak, zoolang de correspondentie
met Engeland over deze quaestie nog loopende is.
De Duitsche rijksdag heeft Dinsdag het wetsontwerp
regelende de bevoegdheden enz. der rijksambtenaren
voor de tweede maal in behandeling genomen. Het
debat heeft voor het buitenland niets belangrijks opge
leverd. Heden worden de discussiën voortgezet.
De Boheemsche landdag is gisteren geopend. De
gouverneur van Bohemende veldmaarschalk von Rol
ler heeft bij die gelegenheid zijne voldoening uitgespro
ken over de tegenwoordige samenstelling van den
landdag, welke waarborgen geeft voor eenewerkzaam
heid, die niet. alleen wettig, maar ook in het belang
van rijk en provincie is. De maarschalk von Roller
kan trouwens trotsch zijn op deze resultaten; aan
de onwettige en schandelijke pressie van den militai
ren gouverneur heeft de regeering tenminste grooten-
deels hare constitutioneele overwinning te danken! Het
minister ie-Auersperg kan nu op Boheemsche vertegen
woordigers in den rijksraad rekenen, die aan hare plan
nen de vereischte meerderheid verzekeren, maar tegelijk
heeft de regeering de klove verwijd, die de beide natio
naliteiten in Bohemen, Slaven en Duitschers, scheidt.
De republikeinen en radicalen hebben aan de voor-
loopige zittingen der Cortes deelgenomen. Dinsdagavond
zouden deze fractiën een besluit nemen omtrent de
houding, die zij tegenover de regeering wenschen aan
te nemen. De Carlistische afgevaardigden zullen zonder
onderscheid geen zitting nemen.
Een werkliedencongres te Rome.
Een tweede werkliedencongres heeft in de vorige
week zijne zittingen te Rome geopend. Men zal zich
herinneren dat het eerste, hetwelk in de maand Novem
ber in het paviljoen Flora buiten de Porta del popoio
gehouden werduitging van een Genueesch comitédat,
grootendeels van zuiver Mazzinistische richting, boven
dien Garibaldistische en socialistische elementen bevatte.
Dit congres bewoog zich dan ook bijna uitsluitend op
politiek gebied en trachtte te vergeefs eene verzoening
tusschen Mazzinni en Garibaldi tot stand te brengen. De
eigenlijke quaestiën van den dag betrekkelijk het loon,
den arbeid, diens verhouding tot het kapitaal enz.
werden bijna niet aangeroerd.
Een merkwaardig verschijnsel was de onthouding van
de meeste werklieden-vereenigingen te Napels en te Rome,
die het afkeurden, dat de werklieden zich in naam voor
hunne belangen vereenigden, maar zich feitelijk over
leverden aan gevaarlijke sociale en politieke drijvers.
Deze gematigde vereenigingen hebben nu een congres in
het theater Argentina belegd. Deze bijeenkomst wordt
nu door de aanhangers van het vorige congres bespot
en belasterd. "Vooral de bekende goudsmid Tavassi te
Napels, aan wien bovenal de gematigde geest der Na-
politaansche arbeiders te danken is, moet het misgelden.
Dat hij zijne talrijke aanhangers wist over te halen om
het congres in het paviljoen Flora niet bij te wonen,
en de regeering hem om zijne verdiensten tot ridder der
heilige Mauritius en Lazarus-orde benoemde, kunnen zij
hem nog niet vergeven.
Intusschen is het congres geopend en zeer druk be
zocht. Meer dan 200 afgevaardigden van werklieden-
vereenigingen nemen daaraan deel, en blijkbaar bestaat
het doel hierin om de arbeidersbeweging binnen de
grenzen der gematigdheid te houden en te verhoeden dat
die in Garibaldistische richting een internationaal kwaad
of in Mazzinistische richting een zuiver republikeinsche
propaganda worde.
Het merkwaardigste van dit werkliedencongres is,
dat onder de gedelegeerden mannen gevonden worden
als: de senator Alexandre Rossi, groot fabrikant te
Venetië, door duizenden van werklieden afgevaardigd;
Giovanni Visconti-Venosta, broeder van den minister
van buitenlandsehe zaken, die jaarlijks door 8000Mila-
neesche werklieden tot hun voorzitter gekozen wordt,
en tal van andere hooggeplaatste personen, aan wie de
werklieden de behartiging hunner belangen hebben op
gedragen, wonen deze bijeenkomst bij. De president is
een prinsde zoon van den graaf Caëtani de Sermoneta,
prins van Teano.
De directie is dus in handen van aristocraten, rijke
burgers enz., en niet minder dan 4.00 werkliedenver-
eenigingen hebben deze directie aangesteld of goed
gekeurd. Trouwens op het congres in het paviljoen Flora
was de leiding evenmin aan werklieden toevertrouwd.
Daar was zij in handen van jonge heethoofdenrepu
blikeinsche journalisten, radicale afgevaardigdenenz.
in plaats van edelen, prinsen en rijke fabrikanten.
„Het is thans de vraag schrijft de correspondent
van le Temps welke van beide richtingen het nut
tigste voor de werklieden is. Ofschoon er in den laat-
sten tijd veel over gesproken is, dat niemand beter dan
de werkman zelf zijne belangen behartigen kan, zullen
toch nog velen uit de arbeidende klassen hunne belan
gen blijven toevertrouwen aan anderen, die meer ge
schiktheid hebben om te formuleeren wat zij eig'enlijk
wenschen. En wie zal nu de beste tusschenpersoonde
beste verdediger zijn, een opgewonden en vurig ot
een beredeneerd en gematigd persoon? Bij de oplossing
van dit vraagstuk heeft ook de maatschappij het groot
ste belang.
„De leiders van het congres in het theater Argentina
schijnen met een zeer vrijzinnigen geest bezield te zijn.
Volgens hun programma zullen zij o. a. de volgende
onderwerpen behandelen: de kredietinstellingen voor
den werkman, het verplichte onderwijs, de wensche-
lijkheid der verkrijging van rechtspersoonlijkheid voor
alle arbeidersvereenigingende arbeiderswoningen, enz.
„Men deelt mij mede dat eenige Franschc journalisten
en socialisten dit congres bijwonen. Wat moeten zij
reeds bij de eerste zitting verstomd gestaan hebben
toen zij een werkliedencongresdoor een prins gepresi
deerd, op zulke een kalme en waardige wijze zagen
vergaderen
Belgische brieven.
Brussel 23 April.
De minister van buitenlandsehe zakende heer d' As
pïemont Lynden, heeft geheel den twijfel bevestigd, dien
ik de vorige week in mijn brief uitsprak omtrent het
bestaan en vooral omtrent de overhandiging eener Ita-
liaansche nota.
Er heeft hoegenaamd geen wisseling van depêches
plaats gehad, zeide de minister, slechts zijn er monde
linge ophelderingen gegeven.
Gij ziet dus, dat ik niet enkel uit genoegen om een
confrère op eene onwaarheid te betrappen, melding
maakte van een Nederlandsch dagblad dat reeds door
zijn correspondent in staat gesteld was om het antwoord
van het Belgische gouvernement aan de regeering van
Victor Emmanuel mede te deeleneen antwoord dat niet
eens bestond.
Alles heeft zich bepaald tot mondelinge ophelderin
gendat wil zeggen op éeue uitzondering na, eene
uitzondering echter van niet weinig gewicht. Ik bedoel
het bevel, per telegraaf aan den heer Solvijnsgezonden
om onmiddellijk zijn verblijf van Florence naar Rome
over te brengen, en het Italiaansche kabinet benevens
het corps diplomatique hiervan kennis te geven. Daarnaar
kunt gij beoordeelen hoe krachtig en gedecideerd de
taal geweest is van den comandatore Blanc, den gezant
van Italië bij ons hof en oud-secretaris van wijlen den
grooten Cavour.
De zaak is echter hiermede nog niet ten einde. Geloof
mij dat hierin het laatste woord nog niet gesproken is.
De senaat die tegen Maandag opgeroepen is, zal waar
schijnlijk terstond na zijn samentreden zijn aandacht
moeten wijden aan een protest van den heer Reintjens,
die voor Brussel zitting heeft, tegen eenige onnauwkeu
righeden die in de redevoering van den minister van
buitenlandsehe zaken in de kamer van afgevaardigden
ingeslopen zijn.
De heer Reintjens wenscht te constateeren, dat de
beleedigiugen tegen Victor Emmanuel en Italië geens
zins uitgelokt zijn door eene redevoering der linker
zijde, maar geheel vrijwillig en zonder provocatie uit
gesproken werden.
De zaak is gewichtig genoeg om geconstateerd te
worden. Zij is van te meer belang, omdat juist een van
de grieven der Italiaansche regeering hierin gelegen is,
dat de ministers, die op hunne banken getuigen waren
van de verregaande beleedigingen tegen een bevriende
natie, een volkomen stilzwijgen bewaarden.
De procureur des konings, de heer Iweins te Yperen,
heeft den brief van den pastoor de Smet uitvoerig be
antwoord, waarin liera de indiscrete wijze verweten
werd waarop hij den brief publiek maakte, die hem
de weigering der absolutie van de zijde der geeste
lijkheid aankondigde, zoolang hij de beginselen niet
openlijk introk, welke hij in een proces tusschen de
stad Yperen en het gesticht Lamotte verkondigd heeft.
Uit dezen brief blijkt dat de minister van justitie in
het belang van de magistratuur tusschenbeide gekomen
is en dat hij aan den priester te Yperen geschreven
heeft. De heer Iweins citeert het ministerieel schrijven.
Tot dusverre is echter nog geen antwoord van den pas
toor ontvangen waarbij de weigering tot het geven
van absolutie, welke hij ook aan eenige leden van den
gemeenteraad van Yperen heeft aangekondigd, ingetrok
ken wordt.
De heer Iweins verdedigt zich tegen de beschuldiging
van indiscretie en onwellevendheid. Hij ontkent dat
de teruggave van den bewusten brief van hem gevraagd