MIDDELBURGSCHE
COURANT.
F 87.
Vrijdag
1872.
12 April.
Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen.
IDe prijs per 3/m., franco is f 3.5Ö.
Middelburg 11 April.
vDe regeling van liet bestuur en beheer van polders
en waterschappen moge voor iedere Nederlandsche pro
vincie in meerdere, of mindere mate belangrijk zijn
voor Zeeland is zij stellig van het meeste gewicht,
door de eigenaardige toestanden waarin de Zeeuwsche
polders verkeeren. In de laatste jaren werd op dat 1
gebied door de provinciale staten van Zeeland menig
belangrijk werk tot stand gebracht, en, na de vaststel- j
ling van het reglement voor de calamiteuze polders en
waterschappen in 1871, zal stellig een ontwerp-regle-
ment voor al de polders of waterschappen in Zeeland
met belangstelling worden ontvangen.
Het spreekt van zelve, dat gedeputeerde staten bij de
samenstelling van dat ontwerp-reglement hebben gelet
op de wijze van inrichting en de beginselen die dooi
de provinciale staten bij de in de laatste jaren aange-
nomen reglementen werden gehuldigden dat zij voor I
zooveel noodig hebben gewaakt voor overeenstemming I
tusschen liet aangeboden ontwerp en het reglement, op
de calamiteuze polders en waterschappen. Zelve ver- J
klaren zij dat „aan de besturen zooveel mogelijk vrij- i
heid en zelfstandigheid is toegekend in de uitoefening
van hun beheer, en die vrijheid slechts is beperkt waar
het noodig is om het toezicht te verzekeren, dat, naar 1
de bedoeling der grond- en provinciale wet, door het
provinciaal bestuur moet gehouden worden, in het be-
lang der provincie en van andere belanghebbenden.
„Ook js geregeld de wijze waarop geschillen van
administratieven aard zullen worden beslist, en, tot
waarborg dat geene belangen gekrenkt worden, is de j
gelegenheid geopend om van de genomen beschikkingen
in hooger beroep te komen bij den koning, die, volgens
de grondwet, het oppertoezicht heeft op den water
staat."
Met uitsluiting van die in hoofdstuk I, dat niet van 1
toepassing zal wezen voor calamiteuze polders of water
schappen, zullen de bepalingen van het ontworpen
reglement zoowel voor deze als voor andere polders en
waterschappen gelden. In hoofdstuk I wordt uitslui-
tend gehaudeld over de bedijking en het ontstaan der i
polders of waterschappen, de zeewering of oeververde-
diging, de binnendijken en waterleidingen en het I
recht van doortocht van het polderwater, onderwerpen
die voor de calamiteuze polders afzonderlijk zijn ge-
regel d.
Wanneer aanvraag is gedaan om vergunning tot het i
bedijken van gronden, moet, na voorafgaande bekend- 1
making, de door de aanvragers over te leggen teekening,
aanwijzende de te bedijken gronden en de aan te leg- I
gen dijken, uitwateringsluizen, wegen en andere wer-
ken met het daartoe behoorend bestek door de zorg- 1
van gedeputeerde staten, gedurende drie weken worden
nedergelegd in de gemeente of een der gemeenten 1
waartoe die gronden behooren, ter inzage van belang-
hebbende besturen en personen. Gedeputeerde staten j
brengen verslag uit op het verzoek en zenden dit ver-
slag met de bezwaarschriften naar het departement van I
algemeen bestuur waar het behoort. Als de concessie i
is verleend zorgen gedeputeerde staten dat een naam
wordt gegeven aan den bedijkten polder.
Uitgaande van het beginsel dat het noodzakelijk isdat j
door de polder- of waterschapsbesturen nauwlettend I
worde toegezien op de werken die tot waterkeering, j
zeewering of oeververdediging bestemd zijn en dat ge- j
deputeerde staten van alles worden ingelicht wat daar-
toe betrekking heeft, daar er zoo vele belangen bij
betrokken zijn, bevat het ontwerp verschillende bepa-
lingen omtrent het peilen der voororvers.
Voor het beheer en het onderhoud van binnendijken
is in beginsel aangenomen, dat de verplichting daartoe j
rust op de polders of waterschappen waartoe de bin- j
nendijken feitelijk belmoren; een beginsel dat in over- i
eenstemming is met den bestaanden toestand. Eenige
uitzonderingen zijn toegelaten, en het blijkt, dat gede
puteerde staten den onderhoudslast voor binnendijken I
zooveel mogelijk willen doen drukken op de onmiddellijk
belanghebbenden.
Ten opzichte van het recht van doortocht van het
poldatyvater wordt als algemeen beginsel gehuldigd,
dat alle binnenpolders of waterschappen dat recht hebben
en derhalve kunnen vorderen, dat hun polderwater door
de voorliggende polders of waterschappen afwatere.
Het bestuur of beheer van de polders en waterschap
pen wordt opgedragen aan een polderbestuur, samen
gesteld uit een dijkgraaf en een of meer gezworenen,
bijgestaan door een ontvanger-griffier", onder toezicht
en medewerking van de vergadering van ingelanden of
hoofdingelanden. De wijze van samenstelling, de be
voegdheid en de werkkring van ieder van die lichamen
en van de ambtenaren, beambten en bedienden wordt
voor zooveel noodig omschreven, evenzeer als de wijze
van het beheer en bestuur van de werken en eigendom
men, het vaststclleu der begrooting en het doen van
rekening en verantwoording.
Het dijkgeschot zal worden geheven naar de kadas-
trale groottevan al de in den polder of het waterschap 1
gelegen landen, met. uitzondering van de vrijgestelde
vroonen en vrijlanden en van de gronden die volstrekt
onvruchtbaar zijn, zoolang zij dit blijven. Ter bestrijding
van buitengewone uitgaven zal ook van de vroonen en
vrijlanden geschot kunnen worden geheven. De omstel-
ling van het geschot over de gronden zal ten name dei-
eigenaars, erfpachters of vruchtgebruikers geschieden
naar de regelen door de vergadering van ingelanden
en hoofdingelanden vastgesteld.
Na de regeling van het toezicht, der provinciale en i
gedeputeerde staten en de opneming van eenige bepa
lingen omtrent de werking van het reglement zijn ten
slotte eenige onmisbare overgangsbepalingen voorgesteld,
teneinde eene geregelde invoering van het ontworpen
reglement, dat met 1° Januari 1873 zou in werking
treden, te bevorderen, waarvoor de zorg aan gedepu- j
teerde staten wordt opgedragen.
Naar aanleiding van hetgeen wij in ons nommer van
jl. Dinsdag schreven over de behandelingen van een
paar burgemeesters op 1 April, vernemen wij nader
uit goede bron dat de eerste berichten der dagbladen,
omtrent hetgeen door den burgemeester van 01 denzaal
zou zijn verricht, overdreven waren en een verkeerde
voorstelling der feiten gaven. Het blijkt thans dat de
burgemeester, wel verre van door verzet tegen feest
viering of het vlaggen uitsteken de hartstochten op te
wekken, integendeel al het mogelijke had gedaan om
orde en eendracht in de gemeente te handhaven. Schoon
hij op dien dag zelf evenmin zijn streven door beide
partijen want de groote meerderheid is te Oldenzaal
katholiek had erkend gezien als ooit ergens ter
wereld aan eenig ander voorstander van conciliatie te
beurt viel, waren echter beiden later tot de erkenning
gekomen dat de heer Walller verstandig en prijzens
waardig gehandeld had en veel onaangenaamheden had
voorkomen.
Wat daarentegen den burgemeester van Loosduinen
betreft, wiens zaak thans bij den minister van binnen-
landsche zaken in overweging is, verzekert men ons
dat. alle tegen hem ingebrachte bezwaren gegrond moe
ten zijn bevonden, en dat zijn ontslag algemeen ver
wacht wordt.
In den Emmericher Volksbote komt een brief voor
van den heer Haag, die het meest bij de ongeregeld
heden te Emmerik heeft geleden. De heer Haag stelt
den kapellaan en de leden van den gemeenteraad van
Emmerik zedelijk verantwoordelijk voor het kwaad
„dat zich in de opgewonden gemoederen heeft geopen
baard."
Een gedeelte van dien brief is door de officieuze Nord-
deutsche Allgemeine Zeitung overgenomendie naar aan
leiding daarvan nog eens op de ongeregeldheden te
's Heerenberg terugkomt, en, na vermelding van het
geen daaromtrent in het Dagblad en de Nieuwe Rot-
terdamsche courant is medegedeeld, ten slotte zegt:
„Naar hetgeen ons uit Emmerik wordt berichtis
het onderzoek wegens dien inval op vreemd grondge
bied reeds aangevangen. De heer regeerings-president
de Landrath en de procureur-generaal hebben zich met den
burgemeester Franken naar 's Heerenberg begeven. Wij
hopen dat het gelukken mogeom de daders uit te
vorschen: wij hopen, dat hun de verdiende straf zal
worden opgelegd, opdat de rechtmatige ontevredenheid
der Nederlandsche bevolking niet de Duitsche natie
in 't algemeen treffe, maar alleen die heillooze partij
voor welke zelfs de landsgrenzen niet meer lieilig zijn,
en die in het naburig Nederland door haar ruw geweld
de Duitsche nationaliteit smaad heeft aangedaan."
Geheel anders dan van die te 's Heerenberg was, vol
gens een brief in het. Utrcchtsche dagblad de houding-
van eenige Pruisische bezoekers te Delfzijl op 1 April.
Met een extra stoomboot kwam daar een 20tal lieerea
uit Emden en Leer, die, na zich spoedig van oranje
linten en driekleurige cocardes te hebben voorzienaan
allo feestelijkheden deelnamen en bij iedere gelegenheid
de inwoners hunne sympathie betuigden met de wijze van
feestvieren en de aanleiding tot het feest. In eene
bijeenkomst die des a vonds in het hotel de Beurs plaats
vond namen een paar van de vreemdelingen het woord,
brachten, mede namens hunne landgenooten, den Neder
landers hulde voor liun vrijheidszin, die zich hier iu
alles en in den waren zin des woords openbaardeen
toonden aan boe het Nederlandsche volkdat zoo dui
delijk blijken gaf zijne staatkundige en godsdienstige
vrijheid te apprccieereneen dergelijke vrijheid waard
was en er ook rijp voor is; in Nederland werden de
ware Forlschritttmanner gevonden.
Tot het diner ten hove, eergisteren te Amsterdam
gehouden, waren onder anderen genoodigd de commis
saris des konings in Noord-Holland, de burgemeester
van Amsterdam, de provinciale en plaatskommandan-
ten en de kommandant der marine. Des avonds hield
H. M. de koningin receptie. Door verschillende groe
pen, van banieren voorzien, werden ovatiën gebracht.
Gisteren morgen gaf Z. M. de koning audiëntie aan
een groot aantal burgerlijke en militaire -autoriteiten.
De koningin bezocht de Sophia-school en de bloemen
tentoonstelling en deed een rid langs Kattenburg,
Wittenburg en de Willemstraat, waar het evenmin aan
geestdrift als aan versieringen ontbrak.
Aan het gisteren gehouden diner ten hove zaten ook
de leden van gedeputeerde staten van Noord-Holland
en eenige hoofdofficieren aan.
In de vergadering van het Koninklijk instituut van
ingenieursdie eergisteren te 's Gravenhage gehouden
werdwerd de verbetering van het Hillegat. besproken.
Men zal zich herinneren, dat. op de begrooting voor
het departement van binnenlandsche zaken voor 1872
eene som was uitgetrokken voor het. maken van een
dam nabij het Hillegat, teneinde den toestand van dat
vaarwater te verbeteren. Die post is toen afgestemd,
vooral tengevolge van de bestrijding van den heer
Stieltjes. Als bezwaar tegen het toestaan der ge
vraagde somwerd toen aangevoerddat door het leg
gen van den dam minder water op het Haringvliet zou
komen, het aantal waarnemingen te klein was, en men
onbekend was met de hoogte van den dam.
Deze bezwaren werden in de vergadering waarbij
de heer Stieltjes niet tegenwoordig was in hetbreede
besproken en wederlegcl, terwijl een der ingenieurs
mededeelde dat de dam op éen meter boven gewoon
laag water was ontworpen.
BENOEMINGEN EN BESLUITEN.
ridderorden. Benoemd tot ridder der orde van den
Nederlandschen leeuw mr. P. Teding van Berkhout,
eervol ontslagen als rechter in de arrondissements-recht-
bank te Haarlem en als vice-president der commissie
van administratie over het vereenigd huis van arrest en
provoost aldaar.
consulaten. Erkend en toegelaten J. Hotz als con
sul-generaal van Honduras te 's Gravenhageen zulks
op den voet van Nederlandsch onderdaan.