F 85. M1BDELBURGSCHE Woensdag 1872. COURANT. 10 April. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2eD Paasch- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m.franco is f 3.GO. Middelburg 9 April. WATERGEUZEN EN RADICALEN. 1573—1S73. Zij waren inderdaad radicaalde geuzen van Lumey om hunne gevoelens die ze niet wilden verloochenen, om hunne overtuiging die ze niet wilden prijs geven, werden hunne aanvoerders bedreigd, vervolgd en ver jaagd; zij verlieten liever have en goed, maatschappe lijke positie en aanzien, om een leven van ontbering en oneer te lijden, om als vogelvrij verklaarden rond te zwalken op zee. Dat zulke lieden den naam van radicalenmannen uit éen stukverdienden zal niemand betwisten. Daarom vooral moet het voorbeeld onzer vaderen van 1572 ons voor oogen staan, omdat 't ook ons pastalles over te hebben voor onze overtuiging, niet te dulden dat onze natuurlijke vrijheid wordt verkortonze be ginselen en wat wij voor waar houden hooger te stellen dan maatschappelijke voorrechten en de gemakken des levens. Maar in 't volgen van de manieren der watergeuzen moeten wij 't niet te nauw nemen. Hoeveel wij ook op rekening kunnen stellen van den tijd waarin zij leefden, mochten wij toch evenmin als Jacob Simonszoon de Rijk goedkeuren „dat luijden, eerlijk gebooren hunne vroouiigheit enkel in zeeschuijmen besteedden." Wat echter ook in hunne manieren ons ter navolging stemmen moet, het is de snelle en vastberaden hande ling die op den len April 1572 den Briel voor den prins van Oranje won. Doortastend handelen, ziedaar een voorbeeld dat in onze dagen nog verre van over bodig is. Lezen wij het kort en eenvoudig verhaal dat o. a. Wagenaar van de vermeestering van den Briel, en van het ontstaan van het plan daartoe geeft. „Lumei danvan den nood eene deugd niaakende, loopt aan 't hoofd van 24 schepen, met een gunstigen wind in zeekoers zettende naar Texelom daar Alva's sche pen aan te tastenof de eene of de andere stad te verras sen. Onderwegneemt hij twee koopvaardijschepen, die uit Spanje kwamen. Kort hierna, keert de wind. En toen eerst besluit men den mond derMaazein teloopen en Brielle, dat nu geen bezetting inliadt, te bemach tigen." Men stelle zich nu de schepen van Lunioy eens voor, bemand niet met de vastberaden en handelende water geuzen maar met de raisonneerende radicalen onzer da gen! Men vergete een oogenblik al de anomaliën die de lijst der voornaamste opvarenden op de geuzenvloot u voor den geest brengt; want we zullen ons niet ge makkelijk een rijk Amsterdamsch koopman in onze helft der negentiende eeuw kunnen denken, dieevenals Jacob Simonsz de Rijk, zich blootstellen zou om „wegens de beroerten gebannen te worden", en aldus genoodzaakt „zijn geluk op zee te zoeken"; evenzeer kunnen wij niet dan glimlachen bij de gedachte dat de officier van jus titie te 's Gravenhage op het voorbeeld van zijn ambts voorganger, den Haagschen baljuw Salomon van dei- Hoeve, zich om des gewetens wille onder zulk min fatsoenlijk gezelschap als het gros der watergeuzen was, zou kunnen begeveneven belachelijk zal ons het denk beeld schijnen dat jongelieden van goeden huize, uit adellijken of patriciselien stam gesproten, als Willem van Blois van Treslong, en de jonkers Lancelot van Bredcrode, Adriaan van Zwieten en Jacob Kabeljaauw, aan de gevarendaden en ontberingen dezer zeeschui mers hun deel konden hebben. Trachten wij ons voor een oogenblik voor te stellen wat er in een krijgsraad door de mannen onzer dagen zou verhandeld worden over de quaestie der bemachtiging van den Briel. Ook onder de aanvoerders der watergeuzen waren verschil lende inzichten; er waren daaronder, zooals wij in een ander verhaal lezen, die, toen Willem van Blois zijn voorstel had gedaan, verklaarden dat zij den aanslag op den Briel voor een groot waagstuk hielden, maar 1 zij stapten over hunne bezwaren heen, in het vertrouwen „dat God de Heere desen aenslach wonderbaerlijck ge- schickt en de beleij dt hadde"roekeloos en ondoordacht j werd het stuk dus niet gewaagd. Maar eilievenu de krijgsraad van onze mannen Een of ander hoog-politicua zou het flinke voorstel van den Brielenaar gewis beantwoord hebben met een zeer i scherpzinnig en zeer geleerd vertoog, waarin de belan- gen van den vierden stand niet uit het oog werden I verloren en de staatsleer van Willem van Oranje ot van Marnixde beproefde mannenop wier wijsheidbe leid en vaderlandsliefde de onderdrukte natie haar hoop bouwdeaan eene lang niet malsche critiek onderwor- pen werd. Met het oog op het beginsel van het gezag en der theocratie, waarmede de Zwijger blijkens zijne vele historische gezegden en Marnix blijkens zijne j schriften maar al te zeer behebt waren, zouden de j hooger ontwikkelde politici ongetwijfeld, geweigerd hebben mede te werken om den Briel te winnen voor den prins, wiens politiek zij afkeurden en derhalve j afstemden. Andere radicalen van de negentiende eeuw zouden I a propos van den Briel wellicht de antecedenten en j handelingen van Alva eens goed hebben opgerakeld en de binten van de scheepskajuit doen daveren van j een beroep op hen die het beleid van den hertog durf den verdedigen om op te staan; terwijl de wensch dat eene scherpe diplomatieke nota aan het perjkle Albion j mocht worden gezonden over het verjagen der water geuzen uit de Engelsche havens, wel door andere leden i van den krijgsraad zou zijn gesteld en iu 'tbreede toegelicht. Anderen hadden waarschijnlijk het voorstel ontmoet 1 met eene berekening van wat de oorlog reeds had j gekost, en aangetoond dat men toch eigenlijk verstandig I zou doen met zich maar aan Alva en aan de inquisitie te onderwerpendan werd niet zooveel geld en arbeids- vermogen nutteloos a an de industrie onttrokken omdat I wij, een klein land, ons toch niet kunnen verdedigen j tegen een zoo overmachtigen vijand als Spanje, zooals j j de ongelukkige afloop van den slag bij Jemmingen en van 's prinsen inval in Gelderland bewezen had. En de eigenlijke quaestie zelve, het plan tot ver meestering van den Brielde militaire vraagMen j behoeft maar éen militaire specialiteit éen enkele maal in ons parlement te hebben gehoord, om precies te kunnen voorspellen hoe men daarop zou lostrekken, j Zoo eenvoudig maar voorstellen om eene stad te ver- meesteren zonder volledig georganiseerd plan de campagne! I met een niet bij de wet georganiseerd leger, niet vol- gens de nieuwste uitvindingen gewapend, zóo slecht gekleed en geschoeid als de Watergeuzen althans blijkens de historische prentjes waren! Welk een bewijs van onkunde in den voorsteller van zoodanig onzinnig plan! Welk droevig bewijs van onbekwaam- heid en ongeschiktheid van het krijgsbestuur, dat daar- i aan zelfs maar een enkel oogenblik het oor leende! Onmiddellijke aftreding van den minister van oorlog en ontslag van zijn secretaris-generaal wij vergissen I ons: van den 'admiraal en onder-admiraal der vloot, i zou natuurlijk terstond worden geëischt; felle nota's j zouden worden geschreven, scherpe moties voorgesteld en aangenomen, enz., enz. In éen woord wij vreezen geducht, dat, wanneer iu onze dagen de Briel op de Spanjaarden moest veroverd worden, en 'tradicalisme naar de tegenwoordige opvat- j ting had de overhand in den krijgsraadde Briel Spaanseb zou blijven; dat zelfs dit, op zich zelf onbeteekenend j doch in het licht der libertatis pracmitiae nog na 300 jaren terecht herdacht feit, niet zou worden volvoerd, j dat Nederland in de macht van den vijand zou blijven. Wij zijn nog oneindig dankbaarder voor hetgeen onze voorzaten voor driehonderd jaren hebben verricht, om- j dat wij maar al te goed beseffen dat na een ander drietal eeuwen onze nazaten geen eeuwfeest tot onze gedach- tenis zullen te vieren hebben. Nu weten wij wel dat de omstandigheden heel wat veranderd zijn, dat er heden ten dage geen overweldi ging bestaat, en dat er dus van bevrijding geen sprake kan wezen. Maar de geschiedenis van 1813 heeft toch doen zien dat ook het spreekwoord „kracht naar kruis" cum grano salis moet opgevat worden, dat de vaderlands liefde van de Nederlanders dezer eeuw eenige hulp van buiten behoeft om tot daden over te gaan. En zóóveel is althans zeker dat de geest van haarkloven en rede voeren liet opgeschroefd' parlementarisme en de over dreven partijgeest onze politieke mannen en niet het minst de politieke mannen van liet opkomend ge slacht ongeschikt maken voor groote dingen, wan neer onverhoopt nationale rampen krachtig handelen mochten vereischen; hunne ongeschiktheid voor den waarlijk niet zwaren of vermoeien den arbeid binnens kamers, waarvan verbetering onzer gebrekkige wetge ving een gevolg moet zijn, kennen wij allen. De watergeuzen van 1572 staken de handen uit de mouwen, ze deden wat zij te doen vonden, vertrou wende op eigen kracht en op hun goed recht, ook al wisten zij dat zij een groot waagstuk ondernamen. Vol gen wij toch in 'shemelsnaam hun voorbeeld! Laat ook ons doen wat weal is 't op een ander terreinal is er zooveel eer of roem niet mee te behalen, voor de hand vinden. Bij zooveel werkeloosheid en achterlijkheid als wij ten toon spreiden, kunnen zelfs de klinkendste redevoeringende scherpste voorloopige verslagen of de snij dendste motiën van orde in ons parlement, Neder land niet voor indommelen behoeden; en een natie, die eenmaal ingedommeld is, slaapt spoedig voor altoos. Het concert, gisteren avond door het muziekkorps der veld-artillerie, onder directie van den heer A. Grund, alhier in de komedie gegeven, verdiende een talrijker bezoek dan daaraanzeker door toevallige omstandigheden is te beurt gevallen. Wel is het lokaal niet voor muzi kale uitvoeringen geschikt, en kon dan ook menige fijne nuanceering slechts ten halve worden waargeno men, maar dit belette niet dat men van dit korps een zeer gunstigen indruk kreeg. De le synphonie van von Beethovende liederen van Schubert, door den directeur als trompet-solo voorge- dragen, de serenade van Haydn en de finale uit de 4e acte uit de Hugenoten van Meijerbeer werden zeer goed uitgevoerd, en leverden het bewijs dat de leiding van het korps aan kundige handen is toevertrouwd. De feestviering te Vlissingen is gisteren avond op een waardige wijze besloten. Te 7 uren waren alle corporatiën die jl. Zaterdag aan den optocht deelgeno men hebben met hunne vaandels en banieren op de Groote markt bijeengekomen, terwijl het muziekkorps van het 3e regiment infanterie in den muziektempel eenige stukken uitvoerde, teneinde de vaandels in plechtigen optocht met muziek en fakkellicht ter bewa ring naar het raadhuis te brengen. De stoet was in dezelfde orde geregeld als Zaterdag; de feestcommissie bevond zich met hare banier aan het hoofd. Bij de Avoning van den consul van België gekomen hield de trein halt en speelde het muziekkorps de Brabanqonne. De president der feestcommissie betuigde aan den vertegemvoordiger van België hulde en dank voor de sympathie en de medeAverking die het feest van de zijde der Belgische ingezetenen had mogen ondervin den, hetwelk de consul op hartelijke wijze beant- Avoordde met den wensch dat de broederband tusschen de beide natiën steeds hechter en sterker mocht avoi-- den, en zij alzoo voor altoos in vriendschap verbonden mochten blijven. De Belgische en Nederlandsche volks liederen Aveêrklonken daarop nog eensonder luide toejuichingen. De stoet Averd op zijn verderen Aveg verlicht door Bengaalsch vuur dat ontstoken Averd voor de huizen waar hij voorbij trok. Weder brandden vele gas-iüuminatiën, ook bij het standbeeld van de liuij ter, die nu goed slaagde. De optocht defileerde rond het standbeeld, luide hoera's aanheffende, en begaf zich toen naar het stadhuis. Daar gekomen, gingen de feestcommissie benevens de aanvoerders der corporatiën en de vaandeldragers binnen, terwijl de stoet door marcheerde. Door den burgemeester ontvangenschaarden zich

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 1