aantijging heeft verdragen zonder te antwoorden, heeft
gemeend hierop eene klacht te moeten indienen tegen
de redactie van het veelgelezen Parijsche blad.
De laatste steunpilaren van het keizerrijk namen deze
gelegenheid te baat om zich over den 4cn September te
wreken, en spaarden in hun getuigenisTrochunietdie
!sochtends trouw zwoer aan de keizerin en 'savonds
voorzitter was van de revolutionnajrc regeering." De rid
derlijke karakters van Mac-Mahon en Changarnierdie
eveneens als getuigen zijn gehoord, hebben daaren
tegen den generaal r< clit doen wedervaren. Zij hebben
met vuur en verontwaardiging de lafhartige vragen
van Lachaud en Allou, dc raadslieden van de beklaag
den beantwoord deels ook geweigerd om op dergelijke
aantijgingen een antwoord te geven. Zij hebben open
lijk verklaard, dat Trochu, al verschillen zij met
hem in staatkundigeovertuiging, in hunne.oogen
een man van eer is, die de achting van zijne mede
burgers ten volle verdient, en dit getuigenis zegt
meer dan al het venijn door de trawanten van het
keizerrijk over hem uitgestort. Dit proces is echter een
allerzonderlingst verschijnsel; het heeft niets van eene
strafzaak wegens hoon, maar gelijkt veeleer op eene
enquête naar het gebeurde van den 4e0 September.
De jury heeft gisteren in deze zaak uitspraak gedaan.
Zij heeft de beschuldiging van laster verworpen, maar
die van hoon aangenomen. De beide beklaagden zijn
veroordeeld ieder tot een maand gevangenisstraf en
3000 francs boete.
De waarnemende Duitsche gezant, de heer von Wes-
dehlenheeft zich namens zijne regeering bij den minis
ter de Rémusat beklaagd dat de nationale vergadering
uiteengegaan is zonder het aanhangige post-tractaat tus-
schen Frankrijk en Duitschland in behandeling te ne
men. De gezant maakt er het Fransch gouvernement
opmerkzaam op, dat daardoor de ratificatie vóór het
bij het verdrag bepaalde tijdstip, deni™ Mei, onmoge
lijk gemaakt wordt. Had de commissie in wier handen
het tractaat gesteld is, zooals de minister de Rémusat
geantwoord heeftvóór het reces haren rapporteur be
noemd, dan zou terstond den 22en April het verdrag
door de nationale vergadering in behandeling genomen
kunnen zijn. Thans zal het Fransche gouvernement
waarschijnlijk genoodzaakt wezen om van de Duitsche
regeering eene verlenging van den gestelden termijn te
vragen.
De heer von Arnim heeft Maandag Rome verlaten en
zal eerstdaags zijne betrekking bij de Fransche regee
ring weder aanvaarden.
De paus heeft bij gelegenheid van het Paaschfeest
eene receptie gehouden, waarbij personen van verschil
lende natiën tegenwoordig waren. Hij sprak daarom de
aanwezigen in de Fransche taal aan en zeide o. a.
dat hij het Vatikaan niet verlietomdat „hij overal zaken
zou vinden, die hem smart en ergernis inboezemen zou
den." Zoolang de paus deze meening is toegedaan, kan
men derhalve omtrent de zoo vaak verspreide geruch
ten van zijn vertrek uit Rome gerust zijn, want overal
elders zouden die smart en ergernis grooter zijn.
Het schandaal dat de geestelijke te Boppard door
zijn gedrag tegenover de professoren Knoodt enRein-
kens veroorzaakte, heeft althans dit goede gevolg ge
had dat de oud-katholieken zich aldaar aaneengesloten
en eene gemeente gevormd hebben. Bovendien hebben
de beleedigde professoren bij de politie te Coblenz eene
klacht tegen den geestelijke ingediend en een adres aan
den minister van eeredienst en aan den rijksdag op het
touw gezet, waarin o. a. op de verdrijving der jezuïeten
uit Duitschland aangedrongen wordt. Tot het eerste
waren zij volkomen gerechtigd, hoewel zij hunne zaak
niet door politie-vervolgingen bevorderen; wat het
laatste betreft, dit moet men betreuren omdat dit ver
zoek illiberaal is en aandruist tegen het beginsel dei-
gelijkheid van alle burgers voor de wet. Zoodanig ge
bod van den rijksdag of van de regeering zou boven
dien nog dit bezwaar hebben, dat het evenmin als in
Zwitserland of in Oostenrijk iets zou baten.
De keuze der nationaliteit in den
Elzas en Lotharingen.
Toen in Augustus 1870, gedurende de laatste dagen
van het keizerrijk, door de ministers zoowel als door
het wetgevend lichaam het besluit genomen werd om
alle Duitschers en hunne familiën uit Frankrijk te
verjagenging er door gansch Europaen niet het minst
in Duitschlandeen kreet van verontwaardiging op over
deze ongehoorde en ruwe schending van het volken
recht.. Ieder onpartijdige zal dezen maatregel van ge
weld der Fransche regeering afgekeurd en met genoe
gen de verklaring van het Duitsche gouvernement
vernomen hebben, dat van Duitsche zijde geene repre
sailles genomen zouden worden, welke belofte alle
Duitsche regeeringen tot. het. einde van den oorlog ge
stand gedaan hebben.
Tegenover dit prijzenswaardig gedrag van Duitsch
land gedurende den oorlog staat thans een handelwijze
der Duitsche regeering die niet minder onmenschelijk
ja in tijd van vrede nog schandelijker is dan het. ver
jagen der Duitschers uit Frankrijk, nadat aan de Fran
sche eerzucht en den nationalen trots de eerste gevoe
lige slagen toegebracht waren. De regeerings-president
van het district Colmar, de heer von der Hcydt, heeft
eene circulaire aan de verschillende besturen gericht,
waarin hun medegedeeld wordt, dat de personen die in
den Elzas geboren en gedomicilieerd zijn, gehouden zijn
om, behalve hunne formecle verklaring Fransch te blijven,
hun feitelijk domicilie naar Frankrijk over toebrengen. Zoo
lang dit. niet heeft, plaats gehad, zullen zij niettegenstaande
hunne optie als Elzassers, dus als Duitschers, beschouwd
worden. De heer von der Hevdt schijnt zelf spijt te
gevoelen dat hij zijne onderteekening moet geven aan
zulk een onmenschelijk voorschrift, want hij voegt er
aan het slot bij, dat. hij door liet uitvaardigen dezer
circulaire zich stipt houdt aan de formeele instruetiën
van de keizerlijke regeering te Berlijn.
Het is duidelijk welke de motieven zijn, die tot deze
harde bepaling aanleiding gegeven hebben. De Duit
sche regeering wil den Elzas en Lotharingen germani-
seerenzij wilom dit doel te bereikenzooveel moge
lijk de Duitsche wetten op het nieuwe rijksland toe
passen, zij wil o. a. reeds met Juli dezes jaars de
Duitsche taal als eenige officieele taal invoeren en met
October de zonen der Elzassers en Lotharingers onder
de vanen van het Duitsche rijksleger roepen. Alle
deze maatregelen baten zeer weinig, wanneer de oor
spronkelijke bewoners zich wel onder de bescherming-
der Duitsche wetten plaatsen, maar zich door hunne
optie aan de verplichtingen onttrekken kunnen, welke
die wetten aan anderen opleggen. Zoo blijft het. rijks-
land geheel Fransch onder een Duitsche regeering en
de vijandige houding tot het nieuwe vaderland blijft
bestaan. Bovendien levert de sclioone, vruchtbare en
rijke provincie een ruim arbeidsveld voor de bewoners
van den rechteroever van den Rijn, wanneer de Fran
sche inwoners hetzij uit eigen verkiezinghetzij gedwon
gen hunne woonplaatsen verlaten.
Ontegenzeggelijk is het meer in het. belang van
Duitschland, wanneer de rijks-provincie spoedig geheel
Duitsch wordt, en is het bijzonder verdrietig wanneer
de omstandigheden schier overal dat belang tegenwer
ken. Doch dit zijn de onvermijdelijke gevolgen van
eene annexatie van vreemd grondgebied, in ieder ge
val rechtvaardigt dit niet eene handelwijze, die reeds
in oorlogstijd in de Fransche natie terecht gelaakt werd,
maar die in vredestijd eene daad van barbarisme en
ruw geweld is. Of is het niet barbaarsch om aan den
Elzasser of den Lotha ringerdié toch reeds met geweld
van zijn vaderland afgescheurd werd, de keus te laten
tusschen het aannemen der hem zoo gehate Duitsche
nationaliteit of het opofferen van al zijne stoffelijke be
langen en zijn welvaart, het verlaten van zijne woon
plaats, waaraan zijn arbeid, zijn bestaan en zijne ge-
heele toekomst vaak onafscheidelijk verbonden zijn?
Dit is een onmensclielijka hardvochtigheid, die der
Duitsche regeering meer tot oneer strekt dan het besluit
der Fransche regeering, toen zij tijdens den oorlog de
Duitschers over de grenzen joeg.
Helaas! de Duitsche regeering kan iets waarvoor
von Bismarck steeds met. angstvallige zorg waakt
zich op een geschreven recht beroepen en hier hare han
delwijze rechtvaardigen door de bepaling van een dei-
overeenkomsten, welke tusschen Duitschland en Frank
rijk gesloten zijn, namelijk op art. 2 van het Frank-
forter vredesverdrag. Dit luidt, als volgt.:
vArt. 2. Les sujets frangais originaires des lerriloires cédés
domiciliën actuettement sur ce territoire, qui entendront conscrver
la nationality frangaise, jouirontjusqu'an lcr Oclobre 1872, et
moyennant une declaration précdable Jaite a lautorité competente
de la faculté de transporter leur domicile en France et de s'y
fixersans que ee droit puisse étre altéré par les lois sur le ser
vice militaireauqvtl cas la qualité de citoyen frangais leur sera
conservée."
(De Fransche onderdanen, geboren en gedomicilieerd
in het afgestane, grondgebied, die de Fransche natio
naliteit willen behoudenzullen, door eene voorafgaande
verklaring voor de bevoegde autoriteit af te leggen, tot
1 October 1872 de bevoegdheid hebben om hun verblijf
naar Frankrijk over te brengen en zich daar te vesti
gen, zonder dat door de wetten op den militairen dienst
dit recht verkort zal kunnen worden, in welk geval zij
de hoedanigheid van Fransch burger zullen behouden.)
De eerste fout van dit, artikel is dat het niet door
duidelijkheid uitmunt. Doch bovendien, sedert wanneer
behoeft men de toestemming zijner regeering, om zich
naar een naburig land te verplaatsen en zich aldaar te
vestigen, en moet een tractaat nog in de negentiende
eeuw deze vrijheid waarborgen Met welk recht zou de
Duitsche regeering liet den Elzassers kunnen verbieden
wanneer zij zich in Frankrijk wilden vestigen Waarom
zouden zij na 1 October 1872 daartoe minder recht
hebben dan vóór dien fatalen termijn?
Maar al verleent het tractaat van Frankfort ook feite
lijk aan de Duitsche regeering het recht, om de bewo
ners van het nieuwe rijksland tot de keuze te dwingen