MIDDELBURGSCHE C O U R A N T. F 80. Donderdag 1872. 4 April. Dit blad verschijnt dagelijks met uitzondering van den Zondag, den 2en Paascli- en Pinksterdag en een der Kerstdagen. De prijs per 3/m.franco is 3.50. Middelburg 3 April. ONZE POLITIEK. XII. Herziening van belastingstelsel behoort op ieder politiek program, van welke richting ook, voor te komen. Het vijftigjarig stelsel van 1822 is verou derd en afgeleefd; de door den ontwerper reeds erkende feiten en gebreken zijn door tijdsverloop meer in het oog gekomen. Bovendien bezitten wij thans nog maar de dêbris van het stelsel zelf, geheel door opvolgende partieele wyzigingeö^tersttfórd. Wat tot nog toe tot wijziging werd gedaan is goed gedaanmaar 't waren nog geen groote stappen op den goeden weg, al hadden ze een goede richting, de richting der directe belastingheffing met beper king van de indirecte (liever nog accijns-heffing) binnen enge grenzen. Accijnsen mogen alleen worden geheven op arti kelen van meer of minder weelde en op die artikelen wier gebruik in het algemeen belang mag beperkt worden. Ook zijn ze, maar in de laatste plaats, toe te laten op een enkel artikel van dagelij kscli gebruik, waarbij ze de industrie nogtans niet meer dan elders mogen belemmeren, teneinde door eene soort van capitatie allen te treffen en te doen bij dragen in de kosten der staatshuishoudingook hen die staan buiten den kring der door de directe be lastingen getroffen contribuabelen. Zoodanigen accijns zien wij in den zout-aceijnswier afschaffing door ons niet gewenscht wordt. Tot de eerste twee categoriën rekenen wij de accijnsen op suiker, wijn bier en gedisteleerd. De accijnsen op zeep, geslacht en azijn moeten uit de rij onzer belastingen verdwijnen, om, even als het patentrecht, vervangen te worden door een inkomstenbelasting. Om deze reden zijn wij warme voorstanders van het thans bij de tweede kamer aanhangig wetsontwerp-BIussédat, op de afschaf fing van den azijn-accijns na, hetzelfde beoogt. Als eersten stap op den goeden weg, als inleider van de inkomstenbelasting in ons belastingstelsel juichen wij dit voorstel toe, ook al vreezen wij voor zijn lot. Verdere stappen tot billijke verdeeling van lasten moetendunkt ons, bestaan in afstand van het restant 1js der personeele belasting aan de gemeen ten, m. a. w. afschaffing van het rijks personeel, een verterings-belasting die niet meer in ons be lastingstelsel behoort, zoodra de inkomstenbelasting daarin is opgenomen. Daarna afschaffing der staats loterij als rijks-middel, verlichting |van het zegel recht en herstel van het registratierecht tot zijn oorspronkelijk karakter van vast recht als regel, proportioneel als groote uitzondering. De verliezen voor de schatkist te dekken door een matig recht van successie in de rechte lijn (bijv. 1j1 pet.), be lasting der goederen in de doode hand, verdere verzwaring van den gedisteleerd-accijns en door een droit de dibit van tappers. Dat het tarief van in- en uitgaande rechten op dezelfde leest moet ge schoeid zijn en niet ingericht tot bescherming der nationale nijverheid, spreekt van zelf. Wij verlangen deze wijzigingen vooral om eene billijke verdeeling van lasten. Echter mag de nood zakelijkheid van vermeerdering der rijks-inkomsten niet uit het oog worden verloren. Spoedig staan beduidende verhoogingen van uitgaven (ook buiten de in onze vorige artikelen aangeroerde punten) voor de deur, waartegen de klimmende voordeden die de staat aan de opbrengst der staatsspoorwegen ontleent, niet ten volle opgewassen zullen zijn. Maar wij verlangen ook meer ruimte van kas opdat voortaan een andere financieele politiek in Nederland mogelijk zij dan die der economie de bouts- de chandelle, die onze ministers van financiën in de laatste jaren volgden. Deen vorscheiide blik op de behoeften des lands geslagen ging de opmaking der jaarlijksche begrooting vooraf, maar men maakte allereerst zorgvuldig de raming van middelen en dong dan zooveel mogelijk af op onbevredigde be hoeften, ook al beloofde de vervulling zeer produc tief voor volk en schatkist te zullen zijn. Geen I wonder dat de transatlantische stoomvaart niet tot stand kwamze zou geld kostenGeen wonder j dat de post- en telegraafdiensten in ons land nog zooveel te wenschen latenhun verbetering naai de billijke eischen van den tijd zou geld kosten j en wel levert de postdienst zeer veel meer dan bij aan liet land kost, maar dat geld wordt, in strijd l j met gezonde economische beginselen, gebruikt om j in andere gewone behoeften van den staat te voor- I zien. Geen wonder dat de rechtsspraak der Neder- j landsche consuls aan onbevoegden is opgedragen uit I gebrek aan een behoorlijk georganiseerd consulair j korps, zoodanige organisatie zou geld kosten! Geen wonder, dat we bijna in alle opzichten bij buitenlanders achterstaan; alles kost geld, en j geld was er nu eenmaal niet overMen had moeite, I zeer veel moeite om ordentelijkrond te komen, en noch de opvolgende ministers van financiën, noch de staten-generaal hadden den moed aan de natie de waarheid te openbaren dat het noodig is de I fout te herstellen in 1855 begaan, toen de brood- accijns die 4 millioen leverde zonder equivalent werd afgeschaft. Yan de onafhankelijkheid onzer financiën van de Indische baten, dat stopwoord van vele liberale j financiers, spreken wij opzettelijk niet. Wij zien er evenmin schande in dat op het budget voor I Nederland een bijdrage van de overzeescke bezit- l' tingen voorkomt, als dat op de Nederlandsche be- j grooting posten gevonden worden, die direct of indirect uitsluitend aan Nederlandsch Iudië baten. Wel is waar schijnt Nederland bij eene beschou wing der banden die moederland en bezittingen verbinden meer de verplichte te zijn, daar het aan j dat koloniaal bezit een hoogeren rang oijder de mogendheden ontleent dan waarop zijn geringe i oppervlakte aanspraak geeft, maar het koloniaal bezit brengt van den anderen kant groote verplich tingen vooral van financieelen aardmede. Die j koogere rang eischt hoogeren luister; diplomatie, leger, marine, administratie moeten wegens de koloniën meer kosten dan de belangen van Neder land in engeren zin eiscben; een bijdrage uit de Indische geldmiddelen is uit dien hoofde billijk. Ook uit een ander oogpunt kan hiertegen geen bezwaar bestaan; in onzen tijd is de vroegere lust naar uitgebreid koloniaal bezit bij de Europcesche mogendheden sterk bekoeld, en het moederland mag dus van de ingezetenen zijner bezittingen gerust een bijdrage aannemen die hun verzekert een Eu- ropeesch bestuurdat (om de bekende woorden van J. C. Baud te bezigen) „zoo slecht niet zijn kan of het is oneindig beter dan het beste inlandsche j bestuur." Wij weten dat we hier aanraken het gevaarlijke j vraagstuk der „vaste bijdrage," een leer die, door den minister De Waal verkondigddoor de tweede kamer ver weggeworpen en eindelijk door eene for- j meele stemming afgekeui-d werd. Maar wij weten even goed dat nadat het beginsel bij de behandeling- der Indische begrooting voor 1870 verworpen was toch de opvolgende begrootingenzoo van den mi nister De Waal als van zijn opvolgersloten met een bedrag dat ongeveer met genoemd cijfer der vaste bijdrage overeenkwam, ja, dat uit de begrootingen zelve was op te maken dat sommige ramingen wa ren besnoeid, andere opgedreven, teneinde het ba tig saldo op omstreeks dat cijfer te kunnen bepa len. Houdt men in het oog dat de laatste begroo- ting werd opgemaakt terwijl de voorsteller van het amendement tot veroordeeling- der vaste bijdrage als minister van financiën fungeerde, dan zal men kun nen toegeven dat de logica der feiten al zeer sterk heeft moeten zijn, en dat een stilzwijgende overeen komst in de practijk reeds eene andere meer ge- wenschte oplossing aan de quaestie heeft gegeven dan het votum der tweede kamer bedoelde. Wij zijn zeer verre van het oud ultra-conserva tief denkbeeld dat de staat koloniën bezit enkel en alleen om er van te trekkenen dus dat koloniaal beheer het beste is dat het meeste geld uit de be zittingen weet te slaan. Iets geheel anders is het echter van de bevolking dier bezittingen eene bij drage te vragen in de kosten onzer huishouding voor zoover die ook ten hunnen behoeve strekt. Wan neer Nederland alle verplichtingen jegens zijne overzeesche bezittingen naar behooren vervult, zal die heffing geen enkelen bewoner van Oost-Indië het gemoed bezwarennoch hem een zwaren finan cieelen druk opleggen. Het feest dat Nederland op den len April vierde ter herinnering van het op zich zelf weinig beteekenend wapenfeit, hetwelk echter den grondslag legde voor zijn onafhankelijk bestaanheeft ook in het buitenland weêrklank gevonden als het feest der staatkundige en gewetensvrijheid. De Ëngelsche en Belgische bladen wijzen in het kort op de beteekenis van de gebeurtenis welke Nederland feestelijk herdacht, en geven een overzicht van de feestvieringen in verschillende plaat sen van ons land, ja zelfs een orgaan van de hoofdstad der Oostenrij ksche monarchie maakt er met eenige spijt melding vandat Nederland reeds het 300-jarig feest zijner gewetensvrijheid viert, terwijl andere natiën nog heden onder de macht der kerkelijke partijen gebukt gaan. Bijzondere vermelding verdient echter een hoofd artikel, dat de Kölnische Zeitung aan het heuglijk feest der Nederlanders wijdt. Na een korte beschrijving van de feestelijkheden welke in den Briel jfiaats hadden, zegt de schrijver: „Men heeft in de Nederlanden van verschillende zijden getracht aan dit herinneringsfeest ccner zuiver geschiedkundige gebeurtenis een religieus- confessioneel karakter te geven, en daarom is zekere oppositie daartegen ontstaandie echter weinig invloed gehad heeft. Inderdaad is dit feest niets anders dan het geboortefeest van den Ncdcrlandschen staat, zooals hij nu nog bestaatgesierd door een bijzonder glorierijk verleden." De Kölnische Zeitung verhaalt daarna op nauwkeu rige wijze de voornaamste feiten en gebeurtenissendie tot den opstand der Nederlanden aanleiding gavensomt de grieven op, welke hier te lande tegen de Spaansche regeering met recht bestondenen komt tot het besluit dat de Hollandersbehalve voor hunne privilegiën en godsdienstvrijheid, als zonen van het groote volk der Germanen streden tegen de overweldiging en de aan matiging van het Romaansche ras. „Niet alleen de wereldmacht van Spanje schrijft verder de Köl nische Zeitung was op den tegenstand van dien kleinen staat gestooten, ook de veroveringszucht van den grootsten Franschen koning, Lodewijk XIV, werd door Holland gebroken. Tweemalen dus is door dien kleinen broederstam aan de Romaansche wereldheer-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 1