dag. Aan de leerlingen van al de scholen, openbare
en bijzondere, werd door de zorg der plaatselijke
schoolcommissie een feestplaat uitgereikt, waartoe de
gemeenteraad onlangs een krediet aan die commissie
heeft verleend. De leerlingen der scholen voor on- en
minvermogenden werden tevens onthaald.
Te half 2 had een opi> dit plaats van ruim 900 net ge-
kleedeen met oranje-sjcrn, strikken of rosetten getooide
knapen en meisjes. II: t waren de leerlingen der christe
lijke burgerschool in de Bogaardstraat en van de Zon
dagscholen en Kin r-zendingsvereenigingen, voor wie
door een daartoe benoemde feestcommissie, onder de
hoofdleiding van den heer J. ïl. van Linschotenhoofd
onderwijzer aan eerstgenoemde school, eene feestviering
was bereid, waarvan de kosten uit vrijwillige bijdragen
van ingezetenen bestreden zijn. In dien optocht trokken
vooral de aandacht de Geuzenpakjes waarin sommige
jongens gedost waren, de keurig witte kleeding van vele
meisjes, de vroolijke gezichtjes van allen,en een aantal
banieren en vaandels, waa rvan sommigen uitmuntten door
toepasselijkheid en nette bewerking. Langs den daar
toe bepaalden weg begaf de stoet zich naar de Abdij,
die inmiddels reeds met een onafzienbare mensehen-
massa was gevuld, en zongen de kinderen voor de wo
ning van den commissaris des koningsdie naar buiten
was gekomen, een lied.
Een hevige stortregen, helaas! was oorzaak dat de
optocht verder niet volbracht kon worden op de wijze
zooals daartoe was bepaald. Slechts een deel van den
stoet begaf zich naar de woning van den burgemeester,
om ook daar een lied te zingen; de overigen gingen
langs den kortsten weg naar het Schuttershof, de plaats
voor de feestviering bestemd en daartoe toepasselijk en
fraai versierd. Daar vereenigden zich ook de leerlingen
der school voor Christelijk onderwijs ('s Gravenstraat),
van den hoofdonderwijzer A. W. van Kluijve, die aan
den optocht geen deel hadden genomen, alsmede velen
die geldelijke bijdragen hadden geschonken en dienten
gevolge van toegangkaarten waren voorzien. De kin
deren werden op melk, bier en broodjes onthaald. De
burgemeester uitte tot hen een hartelijke toespraak, waar
na zij gezamenlijk de liederen zongendie bestemd waren
geweest om bij den optocht te worden aangeheven. De
heeren J. P. Nonhebei en van Linschoten spraken voorts
een en ander over de beteekenis van het gevierde feest.
Ware het weer gunstiger geweest, dan zouden de vele
moeiten die de ontwerper van het feest, de heer van
Linschoten, zich daarvoor heeft getroost en de mede
werking van de overige leden der feestcommissie onge
twijfeld ten volle zijn beloond.
Des avonds had in de Luthersclie kerk eene voor ieder
toegankelijke bijeenkomst plaats, waarin toespraken en
voordrachten werden gehouden door de heeren Nonhebei,
van Linschoten, G-. J. Hendriks en J. H. L. Roozemeijer,
terwijl een vierstemmig mannenkoor uit de hier bestaande
Jongelings-vereeniging de verschillende toespraken door
zang afwisselde. Aan deze bijeenkomst viel een zeer
talrijk bezoek ten deel.
De bovengenoemde optocht werd heden namiddag
voor een gedeelte herhaald.
Den Briel, als kleine stad minder geschikt voor zoo
grootsche feestviering als gisteren binnen hare wallen
plaats had, had voor den grooten dag kosten noch
moeiten gespaard, om een recht feestelijk aanzien te
verkrijgen. Gisteren morgen te 7 uren was alles er
reeds in rep en roer en stroomden uit alle oorden des
lands de vreemdelingen aan. Na verschillende voor
bereidende plechtigheden, werden te half twaalf uur
de koning en prins Alexander in de haven ontvangen
door de heeren HeynKraienhoff, van Tuyll en Merkus
en naar het feestterrein geleid, waar de heeren Jolles,
van Bosse, Brocx, Fock, Dullert, Rombach, enz. aan
wezig waren, om hen te begroeten.
Het Wilhelmus werd aangeheven en daarna de eerste
feestcantate gezongen; de geestdrift was onbeschrijfelijk,
niettegenstaande het slechte weder.
De feestredenaarprofessor M. de Vries, besteeg vervol
gens de tribune, herinnerde aan de groote beteekenis
van den Ie» April 1572, al was ook het wapenfeit van
dien dag gering, en heette Z. M. den koning hartelijk
welkom. In welsprekende taal ontrolde hij daarop het
tooneel van jammer en vertwijfeling, dat ons eenmaal
zoo bloeiend vaderland in dien tijd opleverde. Een
donkere nacht van ellende omhulde Neerland's bodem,
slechts door den gloed der rookende mutsaards som
ber verlicht.
Maar God verliet onze vaderen niet, en zij verlieten
zichzelf niet. Hij schetste de inneming van den
Briel, Lurney en de zijnende gebeurtenissen die er op
volgden, den strijd, door de vestiging van het vrije
gemeenebest der vereenigde Nederlandon waardig be
kroond.
De redenaar noodigde vervolgens den koning, die de
feestrede staande aanhoorde, uit tot de plechtigheid
der eerste steenlegging.
Onder het zingen der feestcantate „Hollands glorie"
werden de toebereidselen voor de steenlegging gemaakt.
Gedurende deze plechtigheid werden herhaaldelijk
hoera's aangeheven en volksliederen gezongen.
Na de steenlegging werd door Z. M. de volgende
rede uitgesproken
„Mijnheer de president en verdere leden der commis
sie voor het op te richten standbeeld en zeemanshuis
dezerplaatse
„Mijne heeren!
„Wanneer mijne woorden gering zullen zijn, gij zult
het mij gewis vergeven, want in het oogenblik dat de
nazaten van den grooten Zwijger, de nakomelingen van
het Geuzenvolk zich op deze heiige plek vereenigen,
dab mijne heeren! zijn mijne woorden weinig in getal.
Gij moogt het verschoonenwant het is de taal van het
hart, dat moeilijk kan uitdrukken de fierheid die het
zelve doet kloppen. Ik ben grootschzeer grootsch van
Nederlander te zijn en ik dank u voor de groote eer
en het groote voorrecht welke gij mij wel hebt willen
schenken, om den eersten steen te leggen van deze
beide heerlijke plannen, welke op deze plek in de toe
komst zullen worden verwezenlijkt."
Daarna riep de koning „Leve het Vaderland!"
De menigte antwoordde dooreen luid hoerawaaraan
geen einde scheen te komen. „Leve Oranje, koning
Willem III!" klonk het door de lucht, terwijl van alle
zijden fanfares weergalmden.
De feestredenaar vervolgde zijne rede. Hij bracht
dank en hulde aan de hoofdcommissie en aan de Utrecht-
sche commissieen besprak de schoone stichting, wel
dra de kroon van den Briel, een toevluchtsoord voor
zeelieden, aan de weldadigheid, een kunstgewrocht in
duurzaam metaal, aan de kunst te danken.
Hij bedankte den koning voor het verrichte werk,
en roemde de aan alle partijen gemeenschappelijke
leuze: Vaderland en Oranje, die éen van hart en éen
van zin zijn.
Na de rede werd de derde feestcantate, het Vlagge-
lied van dr. Heye, aangeheven.
Reeds Zondag wapperde te 'sGravenhage het oranje
van duizende vlaggestokken en toen te 12 uren op liet
paleis des konings de koninklijke standaard met win-
pel en twee oranjevlaggen werd geheschen vond dit
voorbeeld spoedig navolging. Verscheidene malen ver
zamelden zich troepen van 300 en 400 personen voor
het paleis des konings en hieven nationale liederen aan.
Ongeveer te half elf uren des avonds ging een der
tigtal wakkere, nijvere, arbeidzame mannen, uitma
kende het zangerkorps van de vereenigiug Israels
Vriendenkring, op eigen instigatie en met fakkels,
oranjebanieren en tropeeën naar het standbeeld van den
Zwijger op het plein door een gepaste manifestatie
hulde brengen. Hoewel van hun voornemen zeer weinig
bekend was, had zich een aanzienlijke menschenmassa
vereenïgddie van harte instemde met de liederen door
de zangers gezongen, en de lucht van daverende
hoéfa's deed weergalmen, toen aan de voeten van het
standbeeld van den kampioen der Nederlandsche vrij
heid een krans werd nedcrgelegd. Het was inderdaad
een indrukwekkende manifestatie, die bij het ruiter
standbeeld voor 's konings paleis, eveneens in het bijzijn
eener talrijke menigte werd herhaald. Het geheele
plein van de paleisdeuren tot het ruiterstandbeeld was
reeds voor de aankomst der zangers bezet door een
dichte menschenmenigtcterwijl het aantal wachtenden
gedurig aangroeide en eindelijk toen de zangers voor
het beeld geschaard waren, was de massa zoo groot
dat zij zich tot ver bezijden het paleis uitstrekte. Het
gelukte een rappen gast boven op het paard te klim
men waar hij met den hoed wuivende, en onder het
aanheffen van het volkslied door de mannen die bene
den hem stonden, den krans op den hoed van den
Zwijger bevestigde.
Gisteren waren bijna alle huizen met de nationale
vlag en den oranjewimpel versierd. Het Malieveld was
in een feestzaal herschapen voor de eigenlijke feestvie
ring. Op menig schild prijkte de naam van een of
anderen Zeeuwschen held benevens de wapenen van
den BrielYlissiugen Enkhuizen enz. Tengevolge van
het slechte weer had de parade geen plaats, doch toen
de lucht wat ophelderde verzamelde zich spoedig een
ontzettende menigte op het feestterrein, om onder
de tonen der muziek het groote geschiedkundige feit
te herdenken.
Te 2 uren reed de koningin uit in een open rijtuig,
bespannen met vier paarden, juist op het oogenblik
dat de zon zich voor her eerst gedurende den geheelen
dag in al haar kracht deed gelden.
Nadat zij verschillende hoofdstraten had doorgere
den liet zij zich rondom het standbeeld van den Zwij
ger op het Plein rijden. Duizende hoera's werden
aangehevenen de koninginwier hoed met een zeer
fraaie oranjeveer was versierd, richtte zich in het
rijtuig op om de blijken van hulde en gehechtheid
door het herhaald wuiven met haar zakdoek te beant
woorden. Op het Malieveld gekomen, bleek II. M. ook
daar een welkome gast te zijn. De menschenmassa
stroomde naar den kant waar het koninklijke rijtuig zich
bevonden ook hier weergalmde de lucht van hoezee's cn
van het Oranje boven, ook hier beantwoordde de koningin
de huldeblijken door eene dankbetuiging.
In de hoofdstad heersclite reeds dagen vooruit een
opgewonden stemming en tooide het oranje veler borst,
geen wonder dat gisteren de opgewondenheid groot
was; de geheele stad was in feestgewaad gedost.,
vooral de weg dien de optocht passeeren moest was
fraai versierd.
Te 11 uren werd in het lokaal de Koningskroon
door den president der feestcommissie Gutli Schraith
aan de. besturen der verschillende regelingscommissiën
de eerewijn aangeboden. Zijne aanspraak werd beant
woord door den burgemeester en den heer de Bosch
Kemper. Te 12 uren zette de optocht zich in beweging
onder een zwaren slagregen. Op den tweeden triomf
wagen, voorstellende het bevrijde en feestvierende
Nederland, stond een leeuw, zoo onberispelijk schoon,
dat niemand daarop aanmerking zou durven maken;
hij was uit de kabinetten van het. Zoölogisch genootschap;
op den eersten wagen werd de hoofdgroep gevormd
door eenige edellieden van Willem van Oranje. Door
de vertegenwoordigers der Nederlandsche drukpers wer
den onder het voortgaan blaadjes uitgestrooid.
De tabakswerkers trokken de aandacht door hun
reuzensigaarde meubelmakers en andere corporaties
waren op hunne wagens ijverig aan den arbeid.
De verlichting met gas en lampions, electrisch licht,
Dunmonds kalklicht en Béngaalscli vuur was schitte
rend en slaagde over het algemeen goed.
De vaartocht der jongelui van de hoogere burgerschool
gaf een aangename afwisseling. De stad geleek een
reuzcn-amphitheatcr met 8 a 10,000 acteurs en circa
300,000 toeschouwers.
Ook Rotterdam heeft waardig en vroolijk feest ge"
vierd. Ook daar was men reeds dagen te voren opge
wonden en vol verwachting, en werden openbare en
bijzondere gebouwen, straten cn pleinen rijk versierd.
De optocht, die ook daar gedeeltelijk onder regenbuien
plaats had, was inderdaad grootsch en moeilijk kan
men beslissen welke van de vier afdeelingen den meesten
indruk maakte. De Rotterdammers zeiven gevoelden
zicli het meest gestreeld door de vierde afdeeling, „het
Rotterdam der 19s eeuw," waarbij de eerewagen van
Rotterdam's handel vooral de aandacht trok.
Musis Sacrum was het middelpunt der feestelijkheden
te Arnhem, dat gisteren in feestdos was gehuld. Te
2 uren opende het 65e Pruisische infanterie-regiment
de feestelijke bijeenkomst aldaar. De zaal was te klein
om allo teestgenooten te bevatten, de geestdrift alge
meen. De liedertafel Euterpe, die de prachtige cantate
„Houske van Gelder" heeft opgevoerd, vond veel bij
val. Daarna kreeg de feestredenaar dr. Jan ten Brink
het woord.
"Dat zijn ze, die 't Wilhelmus blazen!
Goddame.' mijn reddingsuur verscheen."
Met dien kreet, reeds vóór drie honderd jaren door
de Watergeuzen aangeheven, begon hij zijn rede, waar
in hij de inneming van den Briel schetste.
In de Staats-courant van jl. Zondag en Maandag is
opgenomen het. den 21e» Maart jl. onderteekend proto
col betreffende de herstelling der in 1870 afgebroken
diplomatieke betrekkingen tusschen Nederland en (1e
Vereenigde staten van Venezuela.
Naar wij vernemenis van de kust van Guinea het
bericht ontvangen dat de groote meerderheid der Elmi
neezenziende dat koning Ivabbena Edjo geheel en al
het werktuig was van de Ashantijnsche bende die on
der bevel van Atjimpan zich in Elmina genesteld had,
en vreezende dat het deze alleen te doen was om te
plunderen, den koning afgezet en den heer Eminsang
tot opperhoofd heeft benoemd. De Ashantijnen zijn toen
naar een verwijderde plaats teruggezonden, terwijl hun
wijders de gelegenheid is gegeven om naar hun land
terug te koeren. Naar aanleiding van dit gebeurde be
stond er alsnu reden om te verwachten dat de overgave
zonder eenige ongeregeldheden zou afloopeu, te meer
daar de nieuwe neger-regeeriug vast besloten was geen
verzet te plegen of te gedoogen. Het Vaderl.)
BENOEMINGEN EN BESLUITEN.
ridderorden. Vergunning verleend aan den kapi
tein-luitenant ter zee A. Dronkers tot het aannemen en
dragen der versierselen van de ridderorde genaamd
Bhusana Bhorn, hem geschonken door Z. M. den eer
sten koning van Siam.
burgemeesters. Herbenoemd als burgemeestersvan
Zonnemaire mr. J. Moolenburgh, en van Burgh en Haam
stede C. M. Bolle.
middelbaar onderwijs. Benoemd tot leeraar aan
de rijks-hoogere burgerschool Willem II te Tilburg
D. J. Kor te weg.
lager onderwijs. Benoemd tot schoolopziener in