*3uitrnlanï>.
De Engelsche postadministratie heeft bekend ge
maakt, dat na ultimo Maart door haar de postkaarten
niet per stukmaar per dozijn zullen worden verkocht.
Iu Dresden werd aan een jongen op school ge
vraagd: hoe heet ons engeres vaderland? Saksen, was
het antwoord. En ons weiteres? Pruisen, zeide de knaap,
zeker niet tot stichting van den leeraar.
Volgens the Times is het ook door ons medege
deelde gerucht van het overlijden van Beecher Stowe
ongegrond 5 het had zijn ontstaan te danken aan een
val, door haar gedaan.
In de steenkolenmijnen te Atherton op 6 mijlen
afstands van Bolton hij Manchester, heeft, volgens een
telegram van gisteren, een ontploffing plaats gehad,
waardoor 28 mannen en jongens gedood en 11 man
gewond zijn.
THERMOMETERSTAND
29 Mrt. 's av. 11 u. 53 gr.
30 'smorg. 7 u. 57 gr. 'smidd. 1 u.gr. 'sav. 6 u. 55 gr.
ALGEMEEN OVERZICHT.
De invloed van de stille week voor Paschen doet
zich ook in de politiek gevoelen. En geen wonder. De
vertegenwoordigers der verschillende natiën zullen voor
eenigen tijd de vergaderzaal vaarwel zeggen of hebben
hunnen rusttijd reeds aangevangen en de behandeling van
alle belangrijke zaken wordt tot later uitgesteld. Posi
tief politiek nieuws valt er weinig vooren welke dag
bladen men ook ter hand neme, men vindt ze opgevuld
met beschouwingen over gebeurtenissen uit het verle
den of met bespiegelingen over de toekomst. De groote
vraagstukken welke in Europa aanhangig zijnworden
in deze dagen van alle zijden bekeken en nauwkeurig
wikt en weegt men de kansen, die het uitzicht openen
op een gunstigen of ongunstigcn afloop, al naar gelang
van het standpunt waarop de verschillende beschouwers
staan.
Onder de belangrijke vragen van den dag bekleedt
in Duitschland de strijd tusschen staat en kerk een
eerste plaatsen hoezeer men tot dusverre vrij algemeen
gelooft, dat vooral de krachtige houding van de Prui
sische regeering er toe bijdragen zal om den binnen-
landsehen vijand ten slotte ten onder te brengen, legt
echter ook het ultramontanisme zulk eene geestkracht
en volharding aan den dagdat wanneer eens ongeluk
kiglijk aan den staat een zijner krachtigste armen ont
viel, de uitslag van den strijd hoogst twijfelachtig zou
kunnen worden. Het ultramontanisme is een aaneenge-
slotene en goed gedisciplineerde macht, welke voor
iederen leider die het ontvalt terstond een nieuwen
gereed heeft, terwijl de kracht van Duitschland geheel
opgaat in de ijzeren persoonlijkheid van den rijks
kanselier.
Het blijkt thans dat, zooals wij vermoedden, de
handelwijze van den pastoor te Boppard tegenover de
professoren Knoodt en Reinkes ook door de ultramon-
taansche geestelijkheid afgekeurd wordt. Terecht be
grijpt zij dat deze onvoorzichtigheid hare zaak bena-
deelen en den aartsbisschop van Keulen in een valsche
positie brengen moet. Vandaar in de clerieale Kölner
Volks-Zeitung de mededeeling, dat „volgens de kerkelijke
wetgeving van reeds langer dan 400 jaren de godsdienst
oefening in tegenwoordigheid van zulk een geëxcommuni
ceerde slechts dan verboden iswanneer zijne excommu
nicatie van overheidswege ter algemeene kennis gebracht
en openbaar gemaakt is. Zulk eene publicatie had hier
niet plaats gehad, en daarom ook was de geestelijke
hier niet verplicht, om de bediening van de heilige
mis in tegenwoordigheid van de beide professoren niet
te doen plaats hebben." Het gevolg is dat de aartsbis
schop van Keulen zich op zijn antwoord aan den
minister Falk kan blijven beroepen, doch het is niet
minder waarschijnlijk, dat de regeering van haren kant
maatregelen nemen zal om dergelijke schandalen, als
te Boppard voorviel, te voorkomen. Ook de clericalen
begrijpen, dat zij niet altijd met een ontwijkend ant
woord zullen kunnen volstaan, en daarom is dan ook
waarschijnlijk, zooals een Berlijnsche 'correspondent
mededeelt, de quaestie der excommunicatie van oud
katholieken op de orde van den dag geplaatst van
de aanstaande conferentie der Duitsche bisschoppen te
Fulda.
Aangaande de zitting der Fransche nationale verga
dering van Donderdag brengen de Fransche dagbladen
eenige nadere bijzonderheden. In stormpas werden de
begrootingen van binnenlandsche zaken en justitiehet
budget voor Algerië en dat van oorlog afgedaan, en te
oordeelen naar de discussiën en de geestdrift der afge
vaardigden, was de bepaling van den tijd van het
reces en de daarmede in noodzakelijk verband staande
regelingen de gewichtigste quaestie van den dag. Le
Temps schrijft dienaangaande zeer geestig: „men weet
dat het ontwerp, door de commissie in overeen
stemming met de regeering voorgesteld, slechts sprak
van een reces van veertien dagen, maar een amende
ment, om dit op drie weken te brengen, werd door
den heer de Dampierre ingediend en heeft zulk eene
beweging van blijde verrassing en ingenomenheid opge
wekt dat niemand daartegen iets heeft durven in het
midden brengen."
De kamer besloot aan het. einde der zitting, om gis
teren met het oog op den feestdag niet des namiddags,
maar des avonds bijeen te komen en dan het eerst de
benoeming der permanente commissie aan de orde te stel
len. De verschillende bureaux zijn daarop terstond eergis
teren overeengekomen, om met, gemeen overleg eene
commissie van 25 leden voor te stellen, welke zonder
discussie, die als van zelve van heftigen en persoonlij
ken aard zou zijnterstond door de nationale vergadering
goedgekeurd kon worden. Volgens dit plan zou die
commissie bestaan uit 9 leden der rechterzijde, 7 van
het rechter-centrum4 van het linker-centrum, 3 van
de linkerzijde en 2 van de Union républicaine. De per
sonen waren in de bureaux aangewezen, doch uit een
telegrafisch bericht uit Versailles blijkt, dat de natio
nale vergadering zich niet aan de voordracht gehouden
heeft. Trouwens de rechterzijde moge nog de meerder
heid in de nationale vergadering uitmakende verhou
ding tusschen haar en de geheele linkerzijde is zeker
niet als 10 tot 9. Waarschijnlijk heeft de linkerzijde
om die reden niet bij de voordracht berust en hebben
hare leden getracht zich in grooteren getalo in de com
missie te doen vertegenwoordigen. Het gevolg hiervan
is natuurlijk geweest dat ook de rechterzijde zich aan
eensloot, zoodat slechts 5 in plaats van 9 vertegen
woordigers der linkerzijde in de commissie benoemd zijn,
namelijk de heeren: Rolland, Pory-Papy, Bertault
Rivet en Arago.
Bij de behandeling van het voorstel tot machtiging
der regeering, om de belastingen en andere inkom
sten gedurende het jaar 1872 te blijven heffen, het
welk daarna aan de orde was, heeft Thiers het woord
genomen en o. a. gezegd: „Wanneer de uitgaven en
inkomsten op het budget niet in evenwicht zijn, zal
het noodig zijn dat de nieuwe belastingen aange
nomen worden, die ik u bij uwe terugkomst zal voor
leggen en waaraan ik de heeren afgevaardigden
uitdrukkelijk verzoek te denken." Nog altijd is het
geheim niet opgelost of Thiers zijne belasting op de
grondstoffen zal laten varen, want welke zijn die nieuwe
belastingen, die hij de eer zal hebben aan te bieden?
Wanneer men let op de oppositie, waaraan zijn lieve
lingsdenkbeeld zoo in het binnenland als in het bui
tenland blootstaat, dan verdient Thiers, naast zijn
verdiensten als staatsman., nog wegens zijne onwankel
bare halstarrigheid in deze belasting-quaestie uit een
psychologisch oogpunt bijzondere opmerkzaamheid.
Een proces wegens hoog verraad
te Leipzig.
De afloop van het proces tegen de sociaal-democra
ten Liebknccht, Bebel en Hepner hebben wij reeds
medegedeeld. Thans stippen wij nog enkele bijzonder
heden uit de gevoerde pleidooien aan.
De advocaat van Liebknccht en Hepner, de heer
Freytag, onderwierp de beschuldigingen van den pro
cureur-generaal aan een scherpe critiek en gaf zijne
verwondering over de houding van het openbaar ministe
rie te kennendat gedurende 14 dagen uit couranten en
brochures had laten voorlezen, waardoor niets was be
wezen. Hij had gehoopt toch eindelijk den waren grond
voor de aanklacht te vernemen, doch het openbaar
ministerie was slechts met een ragout van uitdrukkingen
en gezegden voor den dag gekomen, met eene uiteen
zetting van meeningen, doch met geen enkel feit. De
poging van den procureur-generaal om eene geschiedenis
der sociaal-democratie te leveren was een dwaling en
hij wilde dien ambtenaar op dat gebied niet volgen.
De quaestie waar het op aan kwam wasof de aange
klaagden met de hun ten laste gelegde handelingenten
doel hadden gehad, om door geweld eene verandering
in de Duitsche grondwet te verkrijgen. Als dit niet het
geval was, dan verviel de geheele aanklacht. De vraag
punten werden verder achtereenvolgens stuk voor
stuk behandeld en de heer Freytag bestreed bij ieder
punt op uitvoerige wijze het gevoelen van het openbaar
ministerie. Omtrent de beschuldiging van pogingen om
de republiek te vestigen merkte de verdediger op dat „de
vrije volksstaat, de republiek" het misschien in lateren
tijd te bereiken „ideaal" van de sociaal-democraten was
doch dat dit „ideaal" voor de toekomst niet moet wor
den verward met hunne eischen voor het heden, en deze
konden slechts in aanmerking komen om hen schuldig
te kunnen verklaren.
Na ieder punt te hebben behandeld en iedere be
schuldiging te hebben bestreden gaf de verdediger te
kennen dat, naar zijne meening, het openbaar ministe
rie en vooral de ree liter-commissaris het zich gemak
kelijk hadden gemaakt door uit 200 nommers van den
Volksstaat 24 artikels te lichten, die ieder ongeveer
1/16 van een nommer vertegenwoordigen, en nu meent
men daardoor de strekking van den Volksstaat te
hebben aangetoond. Op die wijze zou men wel eenige
passages uit Shakespeare kunnen aanhalen, om te be
wijzen dat de hoogst moreele dichter van Hamlet een
monster van zedeloosheid was. De heer Freytag verze
kerde wel driemaal 24 artikelen te kunnen aanhalen ten
bewijze, dat de sociaal-democraten slechts streven naai
de meerderheid en dat de Volksstaat derhalve uitslui
tend tot verlichting en veredeling strekt. Daarenboven
waren de aangehaalde artikelen reeds langen tijd aan
censuur van allerlei aard onderworpen geweest.
Geruimen tijd sprak de verdediger over de statuten
der Internationale en de verhouding van de werklieden
tot den algemeenen raad. Het openbaar ministerie had
deze statuten geheel buiten aanmerking gelaten en toch
blijkt juist daaruit, dat het doel der Internationale
zuiver oeconomisch en socialistisch is en dat nergens
van een politiek programma sprake is. Het lidmaat
schap van de Internationale is in Saksen en Duitsch
land niet strafbaar en zalvolgens den wensch van den
heer Freytag, daar ook nimmer strafbaar worden.
Hij noemde het karakteristiek dat slechts drie personen
dat lidmaatschap wilden verbieden, die aanvankelijk
republiekeinen waren, n. 1. de Spaansche ministerThiers
en de directeur van politie te Leipzig.
Er waren geen feiten aangevoerd, die konden getui
gen voor de bedoeling van de beschuldigden om de
omwenteling te bewerken, het openbaar ministerie had
eenvoudig verklaard, dat deze mannen republikeinsche
denkbeelden waren toegedaan en dat de republiek
slechts tegen den zin van de tegenwoordige overheid
kon tot stand komen. Iedere grond voor beschuldiging
ontbreekt, geen enkel bewijs is voor de deugdelijkheid
van de aanklacht voorhanden; dit was de conclusie
waartoe de heer Freytag kwam na eene rede die meer
dan uur had geduurd, terwijl hij de jury aanmaan
de om mannen vrij te spreken, die zich steeds als open
hartige lieden hadden doen kennen, die meer gezegd
hadden dan noodig was en volkomen geloof verdienden.
De verdediger van Bebel, eveneens een advocaat
Freytag, begon zijne rede met een votum van wantrou
wen tegen de jury; hij vreesde dat deze zich geen ge
noegzaam heldere voorstelling van de zaak kon maken;
van geleerde rechters zou hij stellig een vrijspraak ver
wachten. Hij sloot zijne rede met de volgende woor
den tot de jury: „Werp geen smet op de ontwikke
lingsgeschiedenis van ons vaderland, en het zou een
smet zijn als gij de vragen met „ja" beantwoorddet. De
procureur-generaal heeft gisteren gezegd: „Als gij
„neen" zegt dan huldigt gij het hoogverraad." Ik zeg
„„Als gij „ja" zegt dan huldigt gij in Saksen misken
ning van het recht.""
De president kwam tegen deze woorden van den ver
dediger op en noemde de rede van den heer Freytag
ongepast, waarop deze verklaarde, dat hij zijn subjec
tieve meening had uitgesproken. De president hield
vol, dat de verdediger te ver was gegaan, waarop de
heer Freytag, de advocaat van Liebknecht, zeide: „Ik
protesteer ten sterkste tegen deze poging om onze vrij
heid van spreken tc beperken. Wij hebben hier het
zelfde recht als de procureur-generaal en bijgevolg had
de president ook de rede van dien ambtenaar „onge
past" moeten noemen." De andere advocaat Freytag
voegde hierbij„zeer juist!"
Varia uit het buitenland.
Frankrijk. De onderhandelingen tusschen het stede
lijk bestuur van Parijs en de Fransche regeeriug over
de vergoeding van 200 millioen francs door de hoofd
stad aan de Duitschers uitbetaald, worden steeds voort
gezet. Men verzekert, dat de stad de teruggave zou
krijgen op de volgende wijze: 1° 20 millioen in 1872
en 2<> gedurende 75 jaren jaarlijks 9,610,714, waardoor
de resteerende 180 millioen met de renten zouden zijn
afgelost. Gedurende 10 jaren zou daarentegen de stad
7 millioen Jrancs toestaan voor vergoeding van schade
door de burgers geleden door den opstand van 18 Maart.
Van 17 tot 23 Maart hebben de krijgsraden 421 von
nissen uitgesproken en 64 bevelen tot invrijheidstelling
uitgevaardigd. In het geheel zijn 6,449 vonnissen ge
veld en 21,045 personen in vrijheid gesteld. De
secties van de commissie tot herstelling der registers van
den burgerlijken stand van Parijs hebben Maandag
hunne zittingen op de beurs, waar het hoofdbureau
gevestigd is, aangevangen. Te la Cliapelle hebben,
volgens le Siècle, sedert eenige dagen iederen avond
gevechten plaats tusschen de Fransche en Duitsche
werklieden, waarbij dikwijls het mes wordt getrokken.
Reeds zijn een paar werklieden gewond en eenige ge
arresteerd.
Italië. De prins van Wales is in eene audiëntie
'door den paus ontvangen en heeft vervolgens een bezoek
aan kardinaal Antonelli gebracht. Het blad Nuova
Roma spreekt het gerucht tegen, dat een nietuve alli
antie tusschen Italië en Duitschland zou zijn gesloten