Daarenboven verzekerde hij, dat geene regeering duur zaam kon blijven bestaan, die het eigendomsrecht, vooral dat van den grond, en den woeker wilde handhaven. De heer Vésinier leverde een uitvoerig geschiedkun dig overzicht over de gebeurtenissen van Parijs van 31 October tot den intocht der troepen van Versailles, waai na nog eeoige andere sprekers het woord voerden. Het hoofddenkbeeld van alle redevoeringen was de be doelingen der commune te rechtvaardigen en haar te zui veren van de handelingen waarvan zij door de regeering van Versailles is beschuldigd. De ultramontaansche propaganda in Duitsohland. Hoewel men ook al vaak de maatregelen moet afkeu ren, die door de regeeriugen tegen den overmoed der ultramontanen en der sociaal-democraten genomen Vor- den, kan men het zich toch goed verklaren wanneer haar geduld teneinde raakt en zij naar middelen tot tegenweer omzien, wanneer men de schandelijke opruiingen hoort, waaraan die vijanden der moderne maatschappij en dan vooral de ultramontanen, zich schuldig maken. Het treurigste van dit alles echter is, dat vestingstraf den priesters den mond niet sluiten zal en alleen tengevolge kan hebben, dat zij in het geheim blijven stoken en aan hunne beweringen nog meer kracht kunnen bijzetten door er op te wijzenhoe de staat de waarheid vreest en hen onschuldig vervolgt, omdat zij niet ophouden hun plicht als geestelijk herder hunner gemeente te vervul len. In plaats van die gevaarlijke predikatiën in het openbaar te onderdrukkenware het veel doeltreffender en viel het den staat in zijne bestrijding veel gemakke lijker, wanneer men integendeel alle ultramoutaansche en socialistische woelingen de vrijheid liet om zich in het openbaar te uiten en ze dan aan scherpe critiek blootstelde en door groote publiciteit aan de kaak stelde. Slechts met een openlijken vijand, wiens uitvallen en stooten men kan waarnemen, kan met goed gevolg gestreden worden, veel moeilijker met den vijand die zich in bosscheu en bergen verschuilt. Of zou men inderdaad gelooven dat, nu do Duitsehe rijksdag op het misbruik van deD kansel zware straffen stelde, predikatiën niet meer zullen voorkomen zooals de Kölnische Zeitung in haar noramer van gisteren eenigen mededeelt? Zij mogen in de kerken weinig meer uitgesproken worden, de geloovige gemeente zal echter niet van die „heilzame leeringen" verstoken blijven. Het eerste staaltje van ultramontaanschen overmoed wordt uit Cobïenz gemeld en betreft den beken den bisschop van Ermeland, dr. Krementz, tijdei.s zijn priesterschap in die stad. Den 9" Augustus 1855, zoo wordt verhaald, vervloekte hij in zijn preek het in de Rijn-provincie voorgeschreven burgerlijk huwe lijk en las daarna een banvloek van den bisschop Arnoldi van Trier voor, waarbij de te Coblenz wonende koopman W. H. Sontag uit de kerk gestootcn werd om dat hij een tweede huwelijk, en dit wel alleen burgerlijk, gesloten had. Eenigen tijd later verscheen de pastoor Krementz nogmaals in de met zwart krip getooide kerk, gevolgd door twee dienaars met brandende kaarsen. Ten tweede male werd de banvloek tegen Sontag met luider stemme voorgelezen, daarna blies bij de kaarsen uit, die hij met vervloekingen in bet Latijn op den grond wierp, en riep driemaalDe doodsklok luidt tot een graf gezang. Werkelijk werd de klok geluid en boorde men sterizangen over een levend persoonSpoedig rijpten de vruchten dezer priesterlijko vervolging. De zaak van Sontag verliep, verdriet en kommer benamen hem allen leveosmoed, tot hij eindelijk in vertwijfeling een einde aan zijn leven maakte. In 1856 gaf hij een boekje uit, getiteld: „Mijne ex communicatie," waarinde ge- heele zaak medegedeeld wordt en waarvan reeds in het zelfde jaar de zevende druk het licht zag. De nieuws gierigheid van het publiek was dus wel groot, maar de invloed van de geestelijkheid oneindig grooter. De eenige misdaad, die den man te laste gelegd werd, was dat hij van zijn eerste vrouw gescheiden was en met zijn tweede vrouw, doch alleen burgerlijk, gehuwd was." Een ander staaltje van ultramontaansche moraliteiten politiek wordt uit Heddesheira bij Kreuznach gemeld. De minister van eeredienst, de heer Falk, sprak bij de behandeling van de wet op het schooltoezicht in het beerenbuis van de noodzakelijkheid om de schoolinspectie te ontnemen aan personen, die openlijk hout-diefstal geoorloofd noemen. De correspondent gelooft dat de minister hierbij een zekeren pastoor Lonz op het oog bad, die den staat van kerkroof beschuldigende tot zijn gemeentenaren zeide, dat om die reden men ook niet zeggen kon dat hout uit het kloosterwoud door hen gestolen was. „Vroeger was dit bosch uw eigen dom zeide hij dat u afgenomen is. Het is dus geen zonde daar hout te halen. Maar denkt aan het elfde gebod: laat u niet betrappen." Dezelfde pastoor Lonz stond vóór een jaar voor het politiegerecht te Coblenz terecht wegens misbruik van den kansel. Bij deze gelegenheid verklaarde een getuige onder eede het volgende: toen in 1866 de couranten de tijding brachten dat Pruisische soldaten in Bohemen vergiftigd waren, heeft pastoor Lonz gezegddat geen enkel Pruisisch soldaat uit Bohemen terug zon komen en de Oostenrij kers hen wel allen zouden vergiftigen. Naar aanleiding van de vreugdeschotendie bij het vernemen van de capitulatie van Parijs gelost werden, veroordeelde hij dit van den kansel en vroeg of er niet reeds genoeg ellende en verdriet gesticht was, om nog vreugde te kunnen be- toonen? Men kon tenminste eerst den vrede afwachten. Maar wat zou die vrede anders geven dan verdrukking binnenslands en binnen een paar jaren opnieuw oorlo gen daarbuiten, enz. Bij den aanvang van den oorlog riep hij uit: „Nu gaat het anders, de Franscben zijn geen Oostenrijkers!" Honderde malen voorspelde hij dat de Pruisen nooit in Parijs zouden komenen daarom dan ook was zijn woede zoo groot toen ook die profetie niet uitkwam. Het meest karakteristieke is echter nog het volgende. Een ieder wist dat hij voor het politiegerecht te Coblenz gedagvaard zou worden. Eenige Zondagen daarvoor zeide hij in zijn preek „Laat ons onzen grijzen heldeD. koning prijzen, die het leger ter overwinning aanroerde; laat ons de dappere generaals en soldaten prijzen enz." De boeren keken elkander verwonderd aan, omdat zij zoo iets van hem niet gewoon waren. Bij het verhoor zeide hij daarop „vraagt deze getuigen maar eens wat ik gepreekt heb!" en de boeren wisten die gehcele zin snede nog in haar geheel mede te deelen, blijkbaar om dat die zulk een indruk op hen maakte. Acht dagen daarna bezegelde hij zijne liefde voor vaderland en koning door deze woorden „Wij katholieken in Pruisen hebben geen vaderland, enz." Deze geestelijke is een voorbeeld uit velen, zoowel in Duitachland als in andere landen. Dat een dergelijke handelwijze afkeuring verdient, al is men niet ingeno men met de oorlogspolitiek welke Pruisen in de laatste jaren volgde, behoeft wel geen betoog, evenmin dat zulke predikatiën van geestelijken oneindig veel kwaad stichten, omdat zij hun invloed op de menigte misbrui ken teneinde in het belang der katholieke kerk valsche voorstellingen en onwaarheden ingang te doen vinden. Hoogst verklaarbaar is het daarom, dat de staat naar middelen uitziet om den verderfeiijken invloed der ultramontaansche geestelijkheid te verlammen, en als zoodanig verdient de nieuwe Pruisische wet, waarbij het toezicht op het lager onderwijs aan deze vijanden van den staat ontnomen wordt, algemeene goedkeuiing. Doch de Pruisische regeering vleie zich niet dat zij door strenge strafwetten de macht der priesters verminderen zal. Die straffen zullen toch de zienswijze der ultramon- trnen niet veranderen, dat de bloei der kerk en met name het wereldlijk gezag van den paus booger staan dan het welzijn van het vaderland, en zoolang dit ver derfelijke beginsel door de geestelijkheid gehuldigd wordt zal zij niet ophouden daarvoor op alle mogelijke wijzen propaganda te maken. Wanneer men dus de ge vaarlijke vijanden dwingt om in het verborgene voor hun verderfelijk doel werkzaam te zijn, maakt men het kwaad erger in plaats van het weg te nemen, en ver meerdert bovendien hun aanzien bij het volk, omdat men door speciale atrafwetteu zijdelings hun groote macht erkent. Scctijöingcn. Uit de haven van Vlissingen is naar zee gezeild de Engelsche schooner Efford, gezagvoerder J. Graydon, in ballast naar Engeland. öanöeisbrriciitcn. Graanmarkten enz. Gent, 22 Maart. Roode en witte tarwe met beteren aanvoer fr.26 a fr. 28.50; rogge met weinig aanvoer fr. 16.25; gerst fr.haver fr. 12.25; boekweit fr. 17 paardenboonen fr. 16; koolzaad fr. 47 lijnzaad fr. 35.50; lijnkoeken fr. *26.50; koolzaadkoeken fr i9.50; boter met veel aanvoer, per kilogram fr. 3.05; eieren fr. 1.90 per 26 stuks. Vlissingen 22 Maart. Boter f 1.30 a f 1.35 por kilo gram. Amsterdam, 22 Maart Raapolie op 6 weken /"46. Lijnolie op 6 weken 40.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 3