deelnam aan de gebeurtenissen van het revolutie-jaar 1572, moet ons gewest daarbij wijzen op Ylissingen en Da Vlissingen op Veere. Dat overigens in de latere jaren van den tachtigjari gen oorlog de Zeeuwen, en ook Middelburg's bevolking, waar 't belang van het vaderland zulks vorderde, niet achterbleven, is bekend, 't Werd steeds gewaardeerd, en menig geuzenliedje getuigt daarvan. Docb is bet ook wel noodig om nauwkeurig at te meten welk aandeel door deze of gene provincie en door deze of gene stad is genomen aan den worstelstrijd tegen Spanje, waar immers allen eenstemmig het tijdvak kunnen herdenken waarin de grondslagen worden gelegd tot vestiging van het vrije gemeenebest der Yereenigde Nederlanden! Moge dan ook steeds 'tgedenken dier grootsche revolutie-dagen aan de Nederlandsche natie in haar ge heel steeds de noodige kracht en zelfstandigheid blijven schenken om hare zoo gewaardeerde staatkundige vrij heden ten allen tijde te handhaven en, als eertijds tegen eigen vorst, voortdurend ter verdediging daarvan gereed te zijn tegen wien het dan ook zijn moge! Do tweedo kamer heeft heden de discussie over het ontwerp tot herziening van het reglement van orde voortgezet. Een amendement van den heer Storm van 'sGravesande, strekkende om het uur van aanvang der vergadering en de zittingdagen onveranderd te behou den, werd met 41 tegen 19 stemmen aangenomen. Een amendement van den heer vau Houten om te bepalen, dat ieder lid bij de algemeene beraadslagingen slechts eenmaal zal mogen spreken, werd aangenomen met 29 tegen 26 stemmen. De discussie over bet ontwerp is tot art. 124 gevorderd. De kamer heelt bepaald, dat na afloop van de behan deling van het reglement van orde eenige conclusiën van rapporten aan de orde zullen zijn en de door de heeren van Zinuicq Bergmaan en Nierstrasz aangekon digde interpellation, over de ongelukken die plaats vin den op den parallelweg tusschen het fort Isabel en Antony op den weg van 's Hertogenbosch naar Vught, en over de deelneming van Nederland aan de interna tionale conferentie te Weenen tot het beramen van mid delen tot wering der veeziekte. Uit do bij de tweede kamer ontvangen nota van wij zigingen op het wetsontwerp tot regeling en voltooiing van bet vestingstelsel blijkt dat de minister de stelling Groningen-Delfzijl wil laten vervallen, en alleen de kustdetensie te Delfzijl wil behouden. In het defensiestelsel zon verder een versterkte stel ling bij Zwolle worden opgenomen, terwijl de vesting werken rondom Doesburg zouden behouden blijven en verbeterd worden tot bescherming vaD deu kop van den IJsel. De vesting Neuzen en het fort te Ellewoutsdijk wenscht de minister te behouden. De heer O. H. J. Steenberg, te Rilland, heeft bedankt voor de benoeming tot arts te Westervoort, doch gelijke benoeming te Slochteren aangenomen. Benoemingen en besluiten. eereteekens. Vergunning veileendaan dr.M. Lycklama a Nyeholt, praktiserend geneesheer te Rotterdam, tot het aannemen en dragen van het herinneringskruis voor vrijwillige verpleging van gewonde krijgslieden gedurende den oorlog van 1870—1871, hem door Z. K. H. den groothertog van Baden geschonken. registratie. Benoemd tot ontvanger der registratie en domeinen te Onderdendam, F. H. Kok, thans ontvan ger der registratie en domeinen te Schagente Sittard G. H. Peters, thans ontvanger der registratie en domei nen te Oirschot; te Oirschot, G. J. A. Huiskes, thans surnumerair der registratie en domeinen. leger. Benoemd tot 2«° luitenant bij het wapen der artillerie van het leger in Oost Indië, de cadet J. G.F, E. van den Bossche, herkomstig van de koninklijke militaire academie. Kerkniewvs. Beroepen tot predikant bij de Nederduitsehe her vormde gemeente te Kats de heer H. W. Eigeman, emeritus predikant te Hierden. De kerkeraad der Doopsgezinde gemeente te Haarlem heeft het volgende achttal van predikanten opgemaakt: de heeren J. Attema, te Nijmegen; I. H. Boeke, te Zijl- dijk- R. Brouwer, te Zaandam; J. Craandijk, te Rotter dam; Joh. Dyserinck, te Helder; J. van Gilae, te Gro ningen; F. W. Feenstra, te Leeuwarden, en J, de Vries, te Wormerveer. Gemeugde berichten. Bij gelegenheid van het 25jarig bestaan der Hol- landsche maatschappij van landbouw zal in September a. te 's Gravenhage eene tentoonstelling worden gehouden. Z. M. de koning heeft aan de hoofdcommissie in den Br iel zijn verlangen geopenbaard, dat deze officieel ter bijwoning van de feestelijkheden en daarmede ge paard gaand feestmaal op het raadhuis zou nitnoodigen den oud-gezaDt van Amerika bij ons bofJohn Lotrop Motley,den schrijver van: „De opkomst der Nederland- sche rebubliek." NDe Wageningsche courant meldt dat door de heeren Montijn te Gouda en Ouwelant te Parijs, conces sie is aangevraagd voor den aanleg van een spoorweg van Rotterdam over Wageningen naar Arnhem. Sedert de invoering van de nieuwe belasting op de tabak in Frankrijk neemt de smokkelhandel op de Belgische grenzen dagelijks toe. In het transept van de kerk Notre-Dame te Parijs zijn twee marmeren tafels van gelijke grootte aange bracht. Op de eene w.rdeo de namen der geestelijke gijzelaars, die door de communalisten werden gedood, vermeld, en op de andere die van de leeken onder de gijzelaars, die op gelijke wijze zijn omgekomen. Thermometerstand. 15 Mrt. 's av. 11 u. 46 gr. 16 'smorg. 7 u.45 gr. 's midd. 1 u.öögr. 'sav. 6 u.51 gr. Sta ten-gener aal. tweede kamer. Zitting van Vrijdag 15 Maart. Behandeling van het nieuwe reglement, van orde. Een amendement van de heeren Godefroi, Jonckbloet en Tak, om bij een tweede onderzoek van een voordracht naar aanleiding van belangrijke beschouwingen, slechts in sommige afdeelingen of éene afdeeling gevoerd, na afloop van het eerste, do vaststelling van het rapport op te schorten, werd aangenomen. Daarna hadden zeer gewichtige discussiën plaats over de nieuwe artt. 33—36, door de genoemde heeren voor gesteld, en waarin het stelsel van voorbereiding van bet openbaar debat uoor een zelfstandig rapport van een algemeen rapporteur werd nedergelegd. De heeren C. van Nispen, van Reenen, Heemskerk Az., van der Linden, van Nispen s«\ en van Eek bestreden dit stelsel met kracht. Zij meenden dat het niet tot ver betering zou leiden; dat men geen kennis meer zou be komen van hetgeen in de afdeelingen was besproken, en dat daardoor het openbaar debat langer zou duren dat bovendien het rapport niet altijd van eenzijdigheid zou zijn vrij te pleiten en soms niet de ware meening der meerderheid, maar een persoonlijk gevoelen zou uit drukken. Bovendien scheen dit stelsel aan te drui sen tegen art. 106 der grondwet. Eu wilde men het stelsel van zelfstandige rapporteurs, dan was het bier niet zuiver opgenomendit bezwaar gold vooral bij den heer van Eek. Deze beschouwingen werden, behalve door de voor stellers, ook bestreden door de heeren Storm, Gratama en de Roo. Zij meenden dat de algemeene rapporteur, door de sectiën verkozen, de uitdrukking moest zijn van de gevoelens der leden, en bovendien onpartijdig het voor en tegen zou opnemen naar aanleiding van het sectiën-onderzoek. Dan zou de discussie worden bekort. Het grondwettig bezwaar bestoud niet, want het afdee- lingsonderzoek had toch plaats. Om aan deze bezwaren eenigszins tegemoet te komen stelde de heer Gratama voor, om den griffier, zoo de rapporteurs dit willen, tot algemeen rapporteur te be noemen, ten waarborg van onpartijdigheid, en de heer de Roo om het bezwaar van een verflauwde opkomst in de sectiën weg te nemen de openbaarmaking der namen van de afwezige leden (later, op voorstel van den heer van Loon, van de aanwezigen). Tegen dit laatste verzetten zich de heeren Bergmaan en Jonckbloet. Het slot vau al deze discussiën was: dat de amendementen van de heeren Godefroi c. s. met 30 tegen 29, zonder stemming en met 32 tegen 26 stemmen, dat van den heer de Roo met 31 tegen 27 en dat van den heer Gra tama met 41 tegen 17 stemmen werden aangenomen, evenals art. 37, naar aanleiding van een en ander gewij zigd. Hierdoor vervallen de artt. 38—52. Inmiddels waren de werkzaamheden van den griffier nu ook geregeld, en nu stelde de heer van Reenen voor om in het aangehouden art. 14 te bepalen dat nevens den griffier twee commiezen-griffiers zullen worden benoemd. De heeren van Akerlaken en van Houten bestreden deze onnoodige uitbreiding van ambtenaarspersoneel als huns inziens praematuur, de heer Godefroi daarente gen ondersteunde baar, doch zij werd ten slotte met 29 tegen 28 stemmen verworpen. Bij de kamer is o. a. ingekomen: het verslag der com missie van onderzoek der overeenkomst met het Duit- sche keizerrijk, wegens de aansluiting van den spoorweg Boxtel—GennepWezel. De commissie zegt dat de bedenking dat de wederkeerigheid bij deze conventie niet volkomen is bedongenniet is opgelost, en zij ves tigt de aandacht der regeering-nogmaals op het wen- schelijke van te bedingen dat de Nederlandschewetten en bepalingen op Nederlandscli grondgebied van kracht zullen zijn wanueer ook de spoorweg in handen van vreemdelingen mocht overgaan. Donderdag in den laten avond is verschenen het voor- loopig verslag der tweede kamer over het wetsontwerp tot voorzetting van de Indische tarieven. Daaruit blijkt at dadelijk dat een der leden (de heer Bredius) zich bij het onderzoek op een bijzonder stand punt plaatste. Z. i. was de heffing van in- en uitvoerrech ten in algemeenen zin verwerpelijk en dan alleeu verde digbaar, als de noodzakelijkheid uit den toestand der financiën voortvloeide. Naar zijn gevoelen nu bestond die drang niet voor Nederlandsch-Indië, en van dat be ginsel uitgaande wilde hij slechts voor enkele artikelen in- en uitvoerrechten in Indië behouden hebben, en dan nog slechts gedurende een bepaald overgangstijdperk, nl. tot 1 Januari 1880. Na dat tijdstip zou geheel het Nederlandsch-Indisch gebied éen groofe vrijhaven wor den. Om te doen zien op welke wijze dit denkbeeld te verwezenlijken ware, werd door het bedoelde lid in zijn afdeeliDg een nota medegedeeld, die ook de wijzigingen inhoudt, in overeenstemming daarmede in het regee- ringsontvverp te brengen. Met het daarin uitgedrukte denkbeeld toonde men zich in de afdeeling, waarin het werd ontwikkeld, niet ingenomen. Men kon zich niet voorstellen dat het zelfs op een eenigpzins verwijderd tijdstip raadzaam zou zijn de tolheffing in Nederlandsch-Indië geheel los te laten en dus van een bron van inkomsten afstand te doen, waar voor niet dan zeer moeilijk een aequivalent zou te vinden zijn. De commissie van rapporteurs (de heeren 's Jacob, Tak, Gevers Deynoot, Mirandolle en Leuting) voegt er nog bij dat uit de in de nota omschreven amendementen zeiven blijkt, dat tegen geheele opheffing van in- en uitgaande- rechten onoverkomelijke bezwaren bestaan. De voorspeller wil tot 1880 een zeer hoog inkomend recht op opium en gedistilleerd heffen, blijkbaar in ver band met de opiumpacht en de in te voeren belasting op het gedistilleerd. Maar stelt hij zich dan voor, dat de Indische schatkist in 1880 ook die beide bronnen van inkomst, vooral de millioenen uit de opiumpacht, voor goed zal kunnen missen? zoo neen, wat wordt er dan van zijn denkbeeld om de heffing van in- en uitgaande rechten op dat tijdstip geheel te doen ophouden. Wat het wetsontwerp zelf aangaat, blijkt dat de voor gestelde dadelijke afschaffing van de thans in Indië geheven differentieéle invoerrechten bij verscheidene leden ernstige bestrijding vond, waarvan de meesten echter trapsgewijze opheffing wenschten; dat evenwel verscheidene andere leden de hoofdgedachte van het regeeringsontwerp toejuichten; dat echter, ook voor zoo ver men zich met die hoofdgedachte vereenigde, vele leden er ernstig bezwaar in_ zagen dat het inkomend recht voor de meeste der in het tarief genoemde arti kelen op 10 pet. van de waarde bepaald zou blijven en dat derhalve, terwijl de buitenlandsche voortbrenger begunstigd werd, de Nedcrlandsche fabrikantbij de opheffing der hem tot nutoe verleende bescherming, geenerlei tegemoetkoming zou erlangen. Deze beden kingen werden krachtig ondersteund door de leden die zich tegen de hoofdstrekking van geheel het wetsont werp verklaarden. Ook de afschaffing der tot nutoe bestaande aifferen- tieele uitvoerrechten voor enkele tot gebruik buiten den Indischen Archipel bestemde artikelen, werd door eenige leden zeer afgekeurd, maar de meerderheid was het integendeel met de regeering eens dat het betrek kelijk gering differentieel uitvoerrecht op enkele arti kelen zich niet door het belang van den Nederlandschen handel genoegzaam laat verdedigen en dat het hoog tijd wordt, ook wat deze zaak van bescherming betreft, tot de goede beginselen van handelswetgeving terug te keeren. De meeste leden die zich daarover uitlieten, keurden het goed dat de regeering, als maatstaf van het recht, voor de meeste artikelen de waarde had aangenomen, in plaats van de maat of het gewicht. Eenige leden wilden den termijn van invoering der nieuwe wet eerst op I Januari 1874 gesteld hebben, in 't belang van den groothandel en het fabriekwezen. Voor den wijn en vooral voor het gedistilleerd zou dan echter een uitzondering moeten gemaakt worden.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 2