wordenkunnen worden aangewend tot aflossing der
gewaarborgde geldleening van 51 millioen of tot ver
haal der schadewelke de staat als borg voor die leening
mocht kunnen lijden, met bijvoeging eener rente van
5 pet.
Teneinde de bevoegdheid van den staat vast te stel
len, in zijn belang en tot bevordering eener spoe
dige voltooiing van het werk, bevat art. 4 der over
eenkomst eene wijziging van art. 35 der concessie, die
nu uitdrukkelijk bepaalt, dat onder de voortzetting
der onderneming is begrepen de verkoop van inge
polderde gronden, voor zoover de opbrengst kan benoo-
digd zijn tot voltooiing der werken, tot rentebetaling
en aflossing van geldleeningen, door do maatschappij
onder waarborg van den staat aangegaan, ot tot terugbe
taling van hetgeen de staat ter zake van dezen waar
borg kan hebben uitgegeven.
Artt. 6 en 7 strekken om te voorzien in de bezwaren,
welke de afwatering mocht ondervinden, zoowel gedu
rende het tijdstip tusschen de afsluiting te Schelling-
woude en dat waarop de Noordzee-sluizen kunnen
worden geloosd, als wanneer na de voltooiing van het
kanaal dc goedgekeurde stoomkracht ontoereikend bleek
om het kanaal op het bij do concessie bepaalde peil te
houden.
Na afwachting van het tot stand brengen der leening,
vraagt de regeering machtiging aan den minister van
financiën om eene som van hoogstens 1 millioem voor
niet langer dan B maanden, tegen een rente van 5 pet.,
uit 's rijks kas aan de maatschappij in voorschot te
geven, om uit de eerst inkomende stortingen op de
leening te worden terugbetaald.
Öuttenlattï).
Algemeen overzicht.
De Fransche nationale vergadering heeft gisteren
weder eene zitting gehoudenzooals er helaas! zoovelen
ia hare annalen voorkomen en die er niet toe bijdragen
om den eerbied en het ontzag voor dit hoogste regee-
ringsüchaam te verboogen. De woelige en wanordelijke
tooneelen welke gisteren in 's lands vergaderzaal plaats
hadden, hebben gelukkig nog éene goede zijde, namelijk
dat de discussie met een waarlijk vrijzinnig besluit
eindigde. Het voorstel-Ducrot over de vervolging van
de afgevaardigden Rouvier en Pierre Lefrane, naar aan
leiding van door hen geschreven dagbladartikelen, was
aan de orde. De commissie had tot vervolging van den
eerste en tot openlijke afkeuring van den laatste gecon
cludeerd. Na een heftig en vaak zeer persoonlijk debat
ging de vergadering echter ten slotte daaromtrent over
tot de eenvoudige orde van den dag.
De commissie der nationale vergadering, die belast is
met het onderzoek van het wetsontwerp tot beteugeling
van aanvallen tegen de regeering en de nationale ver
gadering, heeft Zaterdag eene bijeenkomst gehouden,
om de opmerkingen, door den president der republiek
en den minister van binnenlandscbo zaken gemaakt, te
bespreken. Na een levendige discussie heeft zij besloten
om hare wijzigingen van bet oorspronkelijk ontwerp te
behouden. Zoowel de veranderde redactie van art. 1 als
de intrekking van art. 2, hetwelk de heer Thiers weder
gaarne in het ontwerp opgenomen wilde zien, meende
zij te moeten handhaven. De strekking van dit artikel
was, volgens de commissie, om de gevolgen van een
besluit tot opheffing van een dagblad, uitgesproken in
een plaats die in staat van beleg verkeert, tot het ge-
heele grondgebied uit te breiden. Aan drie leden van
de commissie werd opgedragen omtrent dit punt aan do
regeering inlichtingen te gaan geven. Toen de minder
heid werd uitgenoodigd om aan deze handeling ceel te
nemen, weigerde zij met de verklaring dat, daar de
meerderheid alleeD de nieuwe redactie had vastgesteld,
zij die ook geheel voor hare verantwoording moest
nemen.
De afgevaardigden der commissie werden gisteren
door Thiers ontvangen, en ofschoon van den uitslag
dezer zending nog niets met zekerheid bekend isj ge
looft men toch algemeen dat eene schikking tusschen
de regeering en de commissie tot stand zal komen. Men
verzekert dat de regeering echter als eerste voorwaarde
stelt, dat het besluit tot vervallenverklaring van het
keizerrijk in art. 1 uitdrukkelijk opgenomen zal worden.
Blijkbaar is haar doel hiermede, dat ten eerste implicite
haar wettig bestaan erkend en ten andere de onwettig
heid van iedere poging tot restauratie van het keizerrijk
uitgesproken wordt. Opmerking verdient het, dat de
regeering van Thiers voortdurend haar kracht ia wetten
en woorden wil vinden, en over het hoofd ziet dat slechts
daden een gouvernement kunnen steunen.
Uit Pisa wordt bericht dat de bekende Italiaaneche
republikein Mazzini overleden is. In do zitting der
Italiaansche kamer van gisteren hebben eenige afge
vaardigden het voorstel gedaan, dat de kamer haar diep
leedwezen uitspreke over den dood van Mazzini. De
voorzitter wijdde daarop een woord van lof aan den
groofen patriot", wien hij vooral als schrijver en ijverig
kampvechter voor de eenheid en onafhankelijkheid van
Italië hulde bracht. De kamer keurde het voorstel met
bijna algemeene stemmen goed en juichte de woorden
van den voorzitter toe.
Het te Rome verschijnende blad l'Itilie spreekt de
door het Giornale de Rome vermelde bericht tegen, dat
ridder Nigra door den heer Minghetti als gezant in
Frankrijk vervangen zou worden. Het blad verzekert
dat bij de regeering in geenen deele het voornemen
bestaat om wijzigingen in de Italiaansche diplomatie
te brengen.
De vergadering van regeeringsgezinde kiezers, Vrijdag
avond te Madrid gehouden, was zeer talrijk bezocht en
werd o. a. ook bijgewoond door maarschalk Serrano en
de invloedrijkste unionisten en Sagastistcn. Nadat de
president van den senaat, de heer Santa Cruz, tot voor
zitter der vergadering en de heeren Pinedo en Moutejo
tot secretarissen waren benoemdgaf de eerstgenoemde
te kennen, dut de afgevaardigden en senatoren door de
aanneming van het programma van den heer Sagasta een
partij vormden en besloten hadden, om een kies-comité
te benoemen, dat belast zou worden met de aanwijzing
van candidaten. De benoeming van dit com it 6 was het
doel der bijeenkomst. De heer Candau trok te velde
tegen de coalitie der verschillende fraetiën van de oppo
sitie, eene coalitie die hij „afschuwelijk" noemde.
„Wij zijn zoo zeide hij de revolutionnairen van
September, en met enkele weinige uitzonderingen zijn
alle mannen der revolutie op onze hand.Als voorbeel
den wees hij op den maarschalk Serrano, de admiraals
Malcampo en Topete, de heeren Sagasta en anderen.
Het bestaan det dynastie stond onder de hoede van de
ware aanhangers der September-revolutie, dus onderhen
die in deze vergadering tot heil van land en dynastie
bijeengekomen waren.
Een storm van toejuichingen viel aan deze rede ten
deel, en de vergadering uitte hare ingenomenheid door de
kreten: Leve de koning.' Leve de constitutie! Leve de
dynastie! Toen de stilte was hersteld nam de heer Can
dau opnieuw bet woord, om te constateerea, dat de ver
gadering geen politiek van uitsluiting volgde, maar met
open armen alle welgezinden zou opnemen. Hij loochende
het gewicht van de coalitie der oppositie en zag daarin
een bewijs voor de onmacht van hen die zich bij die
coalitie hadden aangesloten. Op aandrang van de verga-
deri ng werd daarna door maarschalk Serrano het woord
gevoerd. Hij verklaarde dat hij op het lijk van Prim had
gezworen de dynastie te zullen redden. Nog nimmer
was hij zijn eed ontrouw geworden en hij zou dien ook
steeds getrouw blijven. De maarschalk hield een opge
wonden lofrede op den koning, wiens eenige vijanden,
de Carlisten en republikeinen waren. De radicalen zou
den, hoopte hij, van hunne dwaling terugkomen.
Den volgenden dag hielden de afgevaardigden van de
verschillende fraetiën der oppositie eene bijeenkomst bij
Zorilla, waarin werd besloten om eene commissie te be
noemen die een manifest over de ontbinding der kamer
zou ontwerpen. Er was geen voldoend aantal leden
tegenwoordig om een bestuur te benoemen.
Belgische brieven.
Brussel 11 Maart.
Het politiek leven is hier weer tot zijn gewone kalmte
gekomen. Er heerscht volmaakte rust.
Slechts heeft in de afgeloopen weck het debat over
onze dubbele ambassade te Rome voor een oogenblik de
zittingen weder iets levendiger gemaakt, om spoedig
tot de gewone rust terug te keeren. De tegenstanders
van het behoud van ridder Pycke als gezant bij den
paus weten echter zeer goed dat de tijd om dezen post
op te heffen nog niet gekomen was.
Die tijd zal komen, en dit is zóo zeker dat zelfs de heer
d'Aspremout-Lynden, minister van buitenlandsche zaken,
dit tot zijn grooten spijt heeft moeten erkennen,
j Het is nu eenmaal in België traditie geworden, zoowel
met liberale als metclericale kabinetten, dat wij in zulke
j internationale qnaestiön nooit het initiatief moeten
nemen en het voorbeeld der groote mogendheden moeten
I volgen.
Trouwens alleen door de onhandigheid der heeren
d'Aspremont-Lynden en de Theux werd het debat
onnoodig gerekt. Wat behoefden zij in antwoord op de
vraag van den heer Bouvier ter rechtvaardiging van het
behoud van dezen nutteloozen post van de zedelijke en
godsdienstige belangen yan het land te spreken? Zoodra
de heer Jules Malou den volgenden dag het woord'ge
nomen had, zoodra hij waarborgen had gegeven voor het
behoud van den Belgischen gezantbij Victor Emmanuel
te Rome, was er terstond een einde aan den strijd /aula
de combaitants.
Le Bien public en tutti quanti mogen al hun gal uitbra
ken en 2uchten over de moderne begrippen en de onder
mijning van het wereldlijk gezag des pausenmet
hetzelfde succes zouden zij zich op de zon toornig kun
nen maken.
Het is gedaan niet alleen met de wereldlijke macht,
maar ook met bet politieke katholicisme, want gij kunt
er u verzekerd van houden dat het Pruisen van von
Bismarck zich niet tevreden zal stellen met alleen in
Duitschland den strijd tegen de ultramontanen op te
nemen. Zij zijn een internationale vijand, en daarom
zal zoowel in Duitschland als in het buitenland de ijzeren
staatsman hen vervolgen en bestrijden.
Dit is dan ook de reden van de bijna fanatieke sym-
pathiën onzer doctrinairen voor Pruisen. Berlijn is als bet
ware hun Mekka geworden. Op Berlijn zijn voortdurend
hunne blikken gevestigd. Uit het noorden verwachten
zij de hulp, die zij behoeven om het gezag te heroveren.
De veldtocht van von Bismarck tegen den nieuwen
Duilscben vijand wordt niet onvoorbereid ondernomen,
ea evenals von Moltke zeker was van de terreinen
waarop hij den zwaren kamp tegen Frankrijk kon aan
nemen, even zeker is von Bismarck van het terrein waar
op Pruisen zich in deze quaestie begeven heeft.
Gij herinnert u nog wel het artikel, dat voor eenige
maanden in de Norddeutsche Allgemeine Zeitung ver
scheen, om op het verbond der rooden eu der zwarten,
der ultramontanen en der aanhangers van de Interna
tionale, in België te wijzen. Welnu, dat was de eerste
étape. Sedert dien tijd is Pruisen voortgerukt. En von
Bismarck zal onvermoeid voortgaantenzij hij er zekere
waarborgen of onbedriegelijke voordeelen in ziet om het
verdrag van vriendschap met zijn oude bondgenooten
opnieuw te sluiten.
Juist deze mogelijkheid zien de liberalen over het
hoofd, wanneer zij het Pruisen van von Bismarck als het
model van liberalisme beschouwen.
Het liberalisme is voor den grooten kanselier niets
dan een middel ter bereiking van zijn doel. De vrijheid
blijft, thans zoowel als vroeger, in hem haar bevigsten
tegenstander behouden.
Het beste bewijs hiervoor is dat hy den strijd tegen
het ultramontanisme niet aanvaardt en daarin niet vol
hardt ten gunste van de vrijheid, maar ten gunste van
het militarisme, dien rocher de Ironce der Pruisische
macht in Duitschland.
En de liberalen juichen en applaudisseeren! Bekla
genswaardige en verblinde claqueurs!
De heer Langrand-Dumonceaude graaf van het
heilige Roomsche rijk, heeft nog eenmaal beproefd de
Belgische justitie op een dwaalspoor te brengen. Hij
heeft een brief geschreven aan den procureur-generaal
van het hof te Brussel, waarin hij verklaart dat hij zoo
danig verrast is door de beschuldiging van bedriegelijke
bankbreuk, dat het hem onmogelijk is om ingevolge
het arrest van terechtstelling voor het hof van Brabant
te verschijnen. De beschuldiging heeft hem in een toe
stand geplaatst, zegt hij, dien hij niet voorzien kon en
om welke reden hij dan ook niet verschijnen kan. Onvoor
zien was die positie, omdat bij meende door het ver
gelijk, onlangs te Weenen tusschen de verschillende
belanghebbenden bij zijne maatschappijen gesloten, vol
komen in denzelfden toestand te verkeeren als een
koopman die een accoord heeft kunnen tot stand bren
gen. Hiervan was hij zóo overtuigd, dat noch hij noch
zijn advocaat op de hoogte was van hetgeen vóór het
bevel tot terechtstelling voorgevallen was. Biet dergelijke
motieven verontschuldigt hij zijne „tijdelijke afwezig
heid" en protesteert hij tegen de besehuldigingen welke
hem voor de voeten geworpen worden.
In denzelfden brief komt bij op tegen verkeerde opga
ven in de akte van beschuldiging en noemt eenige
voorbeelden. „In éen woord zoo eindigt hij de
opgaven, waarin ik hier eenige onjuistheden aantoonde,
zouden wanneer zij juist waren mij rijk makenterwijl
ik inderdaad arm ben. Ik heb de eer enz."
Arme man! Hy voelt het gemis der millioenen die hy
in de haast vergeten heeft of niet kon meenemen.
Wat verwachtte Langrand-Dumonceau toch wel van
dien brief aan den procureur generaal? Wilde hij be
proeven nogmaals te kunnen optreden en zijne aandeel
houders die nog vertrouwen in hem stellen, opnieuw
om den tuin te leiden
Wat de justitie betreft, het arrest van het hof van
Brabant heeft getoonddat zij zich geen zand in d©
oogen liet strooio n.