kosten tot de uitvoering van het plan beloopen 50,000.
De gemeente krijgt ^22,000 ten geschenke, waarvan zij
aan eene commissie, door haar te benoemen, jaarlijks
f 1000 zal moeten afstaan tot onderhoud. Verder is het
de bedoeling middenin bet park een gebouw op te
richten, waar bier, koffie, thee enz. te bekomen is, doch
geen sterke drank.
Het Belgische dorp Westende in West-Vlaanderen
werd in de laatste dagen door talrijke nieuwsgierigen
bezocht, tengevolge van een vondst op de hoeve van
den landbouwer Claeys. Eenige dagen geleden geraakte
diens vrouw, terwijl zij op don akker werkte, met éen
voet in een gat en stiet op een hard voorwerp. Zij en
hare dochter begonnen te graven en vonden op een
diepte van 60 centimeters een eikenhouten kistje waarin
zich een 50tal zilveren voorwerpen bevonden, als:kleine
armen, beenen, harten, een gebroken scepter en twee
kronen. Op een groot zilveren hart bevond zich een
afbeeldsel van een madonna en van een Bchip, en het
volgende opschrift: „Dit selver hert isgeiondt aen onse
lieue vrauwe tot Lombaer-syde door Capitein Jan Vroome
ende lutenant Laureyns lleuben op oblygatie van alle
saterdaghe op de autaer te hangen." Op een ander hart
leest men„Memore van "sin captcn Fransos Carpeutier
en sin uwe Susanne Oarpentier met sin twee sons Piel er
Carpantier en Fransos Carpentier anno Domino 1696."
Men onderstelt dat deze kostbaarheden bij het uitbreken
der revolutie in 1790 zijn begraven.
Te Erfurt werd den 7eo Maart omstreeks 6 uren de
brandklok geluid. Met schrik vernam men weldra dat
er brand ontstaan was in het weeshuis en wel in het ge
deelte dat eertijds tot een klooster voor Augustijner
monniken gediend bad. De brand heeft de cel waarin
Luther gewoond heeft in de aseh gelegd; de bijbel met
zijn eigenhandige handteekenin,geD, venchcidene hand
schriften van andere mannen uit den tijd der reformatie,
de doodendans en meer merkwaardigheden uit dien tijd
zijn een prooi der vlammen geworden. Ook in het
museum van het weeshuis zijn vele zeldzaamheden, voor
werpen van natuurlijke historie, benevens een door
Beek geschilderde doodendans verloren gegaan. De oor
zaak van de ramp is onbekend.
Jl. Vrijdag is te Londen een man tot drie maanden
dwangarbeid veroordeeld wegens mishandeling van
zijn paard, hetwelk aan de gevolgen dier mishandeling
is overleden.
Arthur O'Connor, de dader van den onlangs ge-
pleegden aanslag op de koningin van Engeland, isdezet
dagen door twee dokters onderzocht, die verklaard heb
ben in hem geen verschijnsel hoegenaamd van geestver-
bijstering te hebben gevonden. Hij is daarentegen uiterst
ingenomen met het tenianisme. Hij heeft verklaard ge
bruik te hebben gemaakt van een niet geladen pistool,
in strijd met zijn eerste plan, om redeu hij bedacht had,
dat, wanneer hij de koningin al geraakt had, de prins
van "Wallis haar op den troon zou hebben opgevolgd
en er dientengevolge geen yerandering zou komen in
de monarchale instellingen.
Burgerlijke stand.
Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging van den
10ta dezer: H. J. van Oijen, jm. 29 j. met A. M. Wijk-
huijs, jd. 35 j. E. Blauw, jm. 24 j. met B. Spier, jd. 32 j.
A. J. Gooijen, jm. 35 j. met N. Flissebalje, jd. 31 j.
P. C. van Dijk,jm. 28 j. met P. van den Ende, jd. -28 j.
(Van 4—9 Maart.)
Goes. Bevallen: W. P. Schrijver, geb. Bal, d. M. Bar
bier, geb. Duijvewaardt, d. T. Luijks, geb. Hengstmen-
gel, z. S.Blanker, geb. Botbijl, z. A. M. Wolf, geb. Kalb, z.
C. Goossen, geb.Reijnhout, d.C. Verduijn, geb.Cardon,d.
D. Delnaay, geb. Buijs, z.
OverledenJ. van Die, wede. van J. de Burgemeester,
89 j. J .deDreu, z.Tj. F.Verburg, wede. van B. Janse, 84 j.
Zigrikzee. Gehuwd: S. Hart, jm. 28 j. met P. C. Put,
jd. 23 j.
Bevallen: D. C. Maoni, geb. Verlinde, d. J. R. Wage
naar, gèb. van Splunter, z. P. Schults, geb. de Voogt, z.
G. de Jonge, geb. van Oeveren, d. M. Gheunis, geb. op
den Brouw, d. J. van Dijk, geb. van D'ijke, d.
Overleden: J. O. Verschuur, z. 6 m. A. Berrevoets,
jm. 20 j. M. Verseput, man van A. Dijkgraaf, 74 j. C. J.
Koevoets, d. circa 2 m. M. J. Boogerd, z. 1 j. J. van
Vessem, jm. 21 j. J. B. Hanse, wede. van J. Mellendu,
83 j. W. Boot, vrouw van C. den Boer, 40 j. A. Mulder,
wed*, van W. van Schelven, 75 j. H. Cats, wede. 55 j.
Thermometerstand.
11 Mrt. 'sav.ll u. 40 gr.
12 'Bmorg.7u.36 gr. 'smidd.lu.50gr. 's av. 6 u. 49 gr.
Verkoopingen en aanbestedingen.
Te Sas van Gent heeft gisteren de aanbesteding
plaats gehad van het bouwen eener suikerfabriek aldaar;
daarvoor zijn drie biljetten iugeleverd, van de heeren
F. Migom, te Gent, voor 66,293.50; E. L. Allo, aldaar,
voor 64,411.15, en L. F. Willems, te Selzaete, voor
61,5C0.91. Bij deze besteding is drie dagen beraad door
de directie voorbehouden.
Staten-generaal.
tweede kamer.
Zitting van Ma au dag 11 Maart. Afstand van rijksgron-
deu te Bergen op Zoom en Arnhemaangenomeninter-
pellatie-Mirandolle over de uitvoering der suikenvet cn
over de opium-pacht; toezegging om de daartoe betrek
kelijke stukken over te leggen; conclusiën van commis
soriale rapporten, aangenomen; uitgave van het bijblad;
behandeling der militiewet in de sectiën, aangenomen
behandeling van het reglement van orde a. Donderdag;
ingekomen wetten.
In deu aanvang dezer zitting heeft de kamer, na
eenige inlichtingen van den minister van financiën,
zich eenparig vereenigd met de wetsontwerpen tot be
krachtiging van den onderhandschen verkoop van
rijksgrond1° te Bergen op Zoom aan A. Asselbergs
zonen aldaar en 2» aan de gemeente Arnhem (een
deel van het stationsplein aldaar) aan A. E. Cohen en
J. Verwaaijen.
Hierop had de interpellatie plaats van den heer
Mirandolle, die, op grond van het ontwerp-contract tot
de uitgifte van suikerveldenvoor de uitvoering der
wet regelende de op.hoog gezag ingestelde cultuur, zijn
vrees te kennen gaf dat daarbijzoowel wat de schade
loosstelling voor deu grond als het loon voor den arbeid
betret, de belangen van den contractant uitnemend be
hartigd, die van de schatkist niet geheel uit het cog ver
loren maar die van den inlander geheel miskend waren.
Hij wilde echter nog geen volledig oordeel uitspreken
voordat de zaak behoorlijk was toegelicht; daarom ver
zocht hij den minister van koloniën al de stukken
betreffende deze zaak aan de kamer te willen mede-
deelen. De minister verklaarde zich hiertoe bereid,
voor zooveel de mededeeling der stukken mogelijk was,
doch hij voegde er bij dit nog niet dadelijk te kunnen
doen, vermits hem al de stukken nog niet gezonden
waren; niettemin bestreed hij het ongunstig oordeel van
den heer Mirandolle, daar over het algemeen op een
vrij aanzienlijke verhooging van plantloon (tot 40,
f 50 en f 60 zelfs) gerekend was.
In de tweede plaats trad de heer Mirandolle in een
breedvoerige beschouwing omtrent de opium-pacht en
wees op de groote nadeelen die het stelsel, door den
heer Mijer uitgevoerd, had opgeleverd: een zeer
sterk toenemend verbruik van zielbedervende opium en
verlies van millioenen voor de schatkist. Hij vroeg
zonder in een verdere beoordeeling der zaak te treden
welke maatregelen genomen of voorbereid waren om
het gestichte kwaad te keeren en het voor 't vervolg te
voorkomen
De heeren Fransen van de Putte en Nierstrasz gingen
verder. Zij vereenigden zich met de afkeuring door den
heer Mirandolle uitgesproken, maar wierpen ook de
schuld op den minister de Waal, een specialiteit in de
opiumzaak, die tot de gegispte regeling had medege
werkt. De heer van de Putte vroeg den minister de
overlegging aan de kamer, als een vervolg op de stuk
ken van 1862, van al de bescheiden te dezer zake, vooral
van de voorschriften der regeering hier en van de
voorstellen van het Indisch bestuur.
De minister deed de toezegging deze stukken zooveel
mogelijk aan de kamer te zullen mededeelen, er bij
voegende dat hij eene scherpe critiek over deze zaak
naar Indië gezonden en tevens met den heer Loudon
daarover gesproken haddie dan ook reeds andere maat
regelen ontworpen heeft. Bepaalde voorschriften waren
echter nimmer van de regeering bier te lande uitge
gaan, en de minister had dien weg niet verlaten.
Vervolgens vereenigde zich de kamer met de conclu
siën der commissoriale verslagen nopens: 1° de staats
rekening enz. over 1865 2° inlichtingen op 't adres van
G. J. Meijer te Arnhem, houdende beklag over uitzetting
uit het familie-bötel Landlust te Oosterbeek; 3°. het
verslag en de rekening over 1870 enz. van de wees- en
momboirkaraeis; en 4° het adres van D. Jona, over zijn
ontslag als magazijnmeester uit's rijks gesticht te Om-
merschans.
Over de laatste conclusie ontstond een vrij langdurige
discussie. De commissie had voorgesteld den minister
van binnenlandsche zakea inlichtingen te vragen: doch
de heer Godefroi achtte dat onnoodig cn onraadzaam,
omdat de kamer zoo doende een hof tan appól zou wor
den voor alle ontslagen ambtenaren en in een contradic
toir onderzoek der door den adressant aangehaalde
misbruiken zou moeten treden. Dit lag z. i. niet op
haar weg.
De heeren van Kerkwijk en van Nispen verdedigden
de conclusie van de commissie, en na een vrij hevige
woordenwisseling waarbij do heer Godefroi den heer
van Kerkwijk het recht ontzegde hem te insinueeren
dat hij aangezocht zou zijn om over deze zaak te spreken
werd de conclusie met 29 tegen 19 stemmen aange
nomen.
Op eene klacht van den heer van Kerkwijk omtrent de
z. i. ongelukkige en onregelmatige wijze van uitgifte
van het Bijblad der Nederlandsche Staats-couraut, gaf
de heer Jonckbloet, president der commissie voor de
stenographic, eenige inlichtingen, waarbij hij hulde bracht
aan den directeur van het Bijblad en verklaarde dat
er maatregelen werden ontworpen om verbetering in do
uitgave van het Bijblad te brengen.
De heer van Wassenaer Catwijek deed daarna het voor
stel om na de behandeling in de sectiën van de wetsont
werpen tot wyziging van de pensioenwet, van de
postwet en nopens de kanaalmaatschappijnog te
onderzoeken de militiewet, opdat de regeering nog in
het Paasch-reces de memorie van antwoord kunne
gereed maken. Dit voorstel werd door de heeren de
Roo, van de Putte en Jonckbloet bestreden, omdat men
het eerst de vestingwet moest onderzoeken, daar de
militiewet deels daarop was gegrond. Het voorstel werd
met 37 tegen 9 stemmen verworpen.
Ten slotte werd, na een korte bestrijding van den heer
van Eek op grond van onvoldoende voorbereiding ■*-
het voorstel des voorzitters aangenomen, om aan
staanden Donderdag het reglement van orde in behan
deling te nemen.
In den aanvang en in den loop der zitting zijn inge
komen o. a. wetsontwerpen: 1» tot goedkeuring van bet
met Spanje gesloten handelstractaat; 2» tot wijziging der
begrooting van oorlog over 1871: 3° tot goedkeuring
eener dading over buitengronden in het Slaak; 4° tot
beschikbaarstelling van gelden wegens verstrekkingen
van het département van oorlog, dienst 1872.
De regeering heeft bij de kamer ingediend een wets
ontwerp, strekkende tot bekrachtiging eener overeen
komst met de Amsterdamsche kanaalmaatschappij. By
art. 1 dier overeenkomst waarborgt de staat on voor
waardelijk een geldleening van 51 millioen door de
maatschappij aan te gaan, tegen eene rente van 41 per
cent, met verplichting tot aflossing vóór of op ultimo
December 1880.
Het bedrag dier leening is op 5.J millioen bepaald,
omdat de vermoedelijke opbrengst daarvan meer bedraagt
dan de 2 millioen, die men zich in 1868 aanvankelijk
had voorgesteld iu 1871 en 1873 uit het tweede sub
sidie van Amsterdam voor de onderneming te verkrijgen,
verhoogd met hetgeen de maatschappij tot dusver meer
deed verwerken dan volgens de destijds beraamde
regeling geschieden zou. Naar de verzekering van de
directie der maatschappij zal die opbrengst ontoerei
kend zijn om in de behoeften der onderneming te voor
zien. totdat, reeds in den loop van 1874, de inmiddels
drooggemaakte gronden vruchten zullen afwerpen en
onder verband dier gronden hypothecaire obligatiën
uitgegeven kunnen worden. Deze beide middelen zul
len, naar de directie zich voorstelt, voldoende zijn om
het werk binnen den gestelden uiterlijken termijn van
1 Augustus 1876 te doen voltooien; daarna kunnen
eerst uit de oogsten en vervolgens uit de koopprijzen
der gronden, niet alleen de obligatiën worden afgelost,
onder verband dier gronden uitgegeven, maar zou nog
een niet onbelangrijk saldo overblijven, hetwelkvoor
zoover noodig, mede tot delging der nu voorgenomen
leening kan worden aangewend.
Do regeering meent dat de maatschappij vóór of op
ult°. December 1880 de leening zal kunnen aflossen
omdat na de opening van het kanaal en de havenwerken,
ongerekend het eventueele overschot der opbrengst van
gronden, beschikbaar zijn: 1° de 3 millioen ten name
der gemeente Amsterdam op het 4 pets. grootboek inge
schreven en aan de onderneming toegekend; 2* de3mil
lioen, door Amsterdam in 1867 en 1868 ten behoeve der
onderneming aan den staat toegekend, in de verwach
ting der voltooiing van de werken op 1 Augustus 1876,
waarop de regeering met grond meent te kunnen ver
trouwen, terwijl zij tevens verwacht dat, mocht onver
hoopt een latere termijn van oplevering, tengevolge van
bij de wet erkende overmacht, noodig zijn, Amsterdam
zijn subsidie toch niet zal intrekken.
De bepalingen van de artt. 2 en 3 der overeenkomst
verzekeren dat de twee aubsidiën, zoodra zij beschikbaar