den heer Mosselmans, predikant te Groningen, is aan geklaagd ter zake dat hij een brief verdicht en in het Deventer weekblad openbaar gemaakt heeft, waarin die predikant verklaarde dat hp een afkeer had van zijn ambt. De heer van Vloten heeft later gezegddat het een grap is geweest en het doel vau dien brief alleen was om aan te toonen hoe eerlijke moderne predikanten be- hooren te denken en te schrijven. De heer Mosselmans heeft hiermede echter geen genoegen genomen, en eene vervolging ingesteld. Jl. Zaterdag is te Amsterdam een nieuwe bouw maatschappij opgericht onder den naam van Burger- bouw- maatschappijdie zich ten doel stelt, blijkens de daarvan rondgezondeu circulaire bij voorkeur wonin gen te bouwen, welke tegen een huurprijs van f 200 a /600 'sjaars zullen kunneu verhuurd worden. Uit Knijpe wordt van 1 dezer gemeld, dat Tjitte de Vries aldaar dien dag zijn 108e jaar is ingetreden en zijn gezondheidstoestand veel gunstiger was dan op zijn vorigen verjaardag. TherniODieterstaiid. 2 Mrt. 'sav. 11 u. 44 gr. 3 'smorg.7u.42gr. 'smidd.lu.57gr. 'sav.6u.53gr. Stat e li-generaal. tweede kamer. Zitting van Maandag 4 Maart. In den aanvang der zittiug van de tweede kamer van giiteren ziju de wetsontwerpen ter naturalisatie van R. B. G. Broscowski, A. A. J. Candron W. Ettyallen in West-Iadië, P. Böckling te Zierikzee, Z. F. A. Boden en J. HL Schmasen te Rotterdam; tot onteigening ten behoeve van den aanleg van een verbindingaweg tus schen de Vondelstraat en den Overtoomsehen weg te Amsterdamen tot kwijtschelding van een aan den lande toekomende vordering met eenparige stemmen asExenoajea. Daarna sijn de discussion over het wetsontwerp betref fend? ie arbeiders-coalitiën aangevangen. Vier sprekers voerden daarover het woord, allen ter bestrijding der TooririMt. Het lijn de heeren Godefroi, van Zuylen, Wïntgeas en Heemskerk Az. Tooc allen ^r'.iea bijna dezelfde bezwaren, die door den heer Godefroi in een uitvoerige rede werden uit- =en.r enern Z. L wu nier partieele wijziging niet noodig. Ze: ir.'-ir nla t-i wijziging was drin gende'aehrterts aan 2 verwal de herziening, en deze Les".:mi niev- Het 62jarig beataan derartt. 414, 41,: en. 41: ~i~ ion Code pénal had dit bewezen. On- iauaj i.Lher t: mieren in dat wetboekondanks de ■y;v.r"*r ier bedoelde artikelen in deD vreemde bleven zenevens de bepalingen omtrent het recht van ver- OBjgng, gehandhaafd. De heer van Houten, zoo betoogde de heer Godefroi, de zaak he: eerst in de kamer ter sprake. Vóór hem niemand, noch in, noch buiten de vertegenwoor diging of de pers. In 1869 kwam het Handelsblad nog krachtig tegen de vrijheid van werkstaking op. En ook de heer van Houten stond alleen. Wanneer de minister van Lila ar zich door dien heer niet had laten dringen en deze minister evenmin, dan ware de zaak nu nog onbesproken. Maar de behoefte bestaat werke lijk niet; art. 414 is nooit toegepast, artt. 415 en 416 23 maal in 20 jaren. Doch van de 23 zaken vielen 17 in de termen van het tegenwoordig ontwerp, 2 misten het karakter van coalitie, 2 waren van een twijfelachtig karakterzoodat eigenlijk slechts 2 vervolgingen in 20 jaren overblijven. Men heeft hier dus te doen met een ziekelijk enthusiasme voor een theorie, met voorbijgang van de practij k. Toch was de heer Godefroi het, behoudens een reserve, met de hoofdgedachte der voordracht eens. Hij zou er echter tegen stemmen omdat de zaak nog niet voldoende onderzocht isomdat hij er mede wilde wachten tot bij de herziening van den Code pénal in zijn geheel en omdat een bedriegelijk karakter aan de wet ten grond slag ligt: verbetering van 's werkmans lot. Dit is mysti ficatie en onder den tegenwoordigen strijd tusschen arbeid en kapitaal en de woelingen der Internationale achtte hg dit gevaarlijk. De heer van Zuylen stelde na zich hoofdzakelijk vereenigdte hebben met het vorige betoog in het licht, dat de maatschappij somtijds vordert dat de staat inbreuk make op de individueele vrijheidb. v. bij erfstelling, bg onteigeningbij tiendheffing. En zoo ook hier. Rij betoogde vervolgens dat er geen noodzakelijkheid tot herziening bestond en dat deze zelfs twee groote nadee- len zou veroorzaken. In de eerste plaats zouden tegen over de arbeiders-coalitiën zich ook coalitiën van werk gevers vormenhetgeen een gevaarlijk antagonisme zou zijn tegen het welzijn van den staat. Ten tweede zouden vreemdelingen, leden der Internationale, de stichters van het kwaad, indien zij straf bare coalitiën hadden gevormd, staffeloos blijven. Hij wees er op hoe de aandacht der Internationale op ons laud isgevestigd. En moest men nu de coalitiëu aanmoedigen Neen, men moest zorgen voor betere huisvesting voor den werkman voor de polder gasten vooral, men moest de dronkenschap tegengaan, den arbeid in fabrieken door kinderen reglementeeren, liever daneen gevaarlijke hervorming tot stand brengen. Aan deze beschouwing sloot zich die van den heer Wintgeus geheel aan. Ook bij steldebehalve het be zwaar tegen de opportuniteit van de herziening, de vraag of de herziening goed is En dan wees hij op het bedriegelijk voorgeven der wet die den arbeider verkeerde denkbeelden zou doen vormen. Wij moesten ons boven dien niet aan naapevij van vreeraden overgeven en slechts op onzen Nederlandschen toestand letten. Onze arbeidende bevolking is rustig en ordelievend; zij geniet het recht van vergadering en vereeniging, cn maakt daarvan geen misbruik. Waarom haar nu het recht van samenspanning te geven? Daarin zag hij geen heil, maar een ziekteverschijnsel,waarvan men inden vreemde de gevolgen heeft gezien. Waarom arbeid en kapitaal ten strijde te roepen Is dat de handeling eener wijze regeering? Neen, 't is een hoogst gevaarlijke uitvlucht voor legislatieve machteloosheid en ongeschiktheid. Af- 1 schaffen en afbreken is geen kunst, maar opbouwen verbeteren, en hier drong ook hij aan op de hervormingen I door den heer van Zuylen aangewezen. Eindelijk wees de heer Heemskerk Az. op de ontijdig heid der voordracht. Zij werd den 30en April 1871 inge- I diend, toen het bloedbewind in Frankrijk het toppunt j had bereikt. Toen had hij in de republiek van Abdera, maar niet hier te lande zulk een voordracht verwacht, j De regeering wil nu door deze voordracht de sociale j quaestie oplossenmaar door het Indisch tarief, door de j wet op de naamlooze vennootschappen, door de voorge- i stelde onbeperkte vrijheid om iedereen drank te laten verkoopen (door afschaffing van het patent) wordt de werkman zeker niet gebaat. Doch men geeft hem vrijheid; vrijheid om samen te spannen tot loonsverhooging maar zeker ook van den anderen kant tot loonsverlaging; dit zal door allerlei kunstmiddelen ook geschieden. Ver- i volgens wee» hij op het gevaarlijke der werkstakingen in 1 verband met de Internationale en ten slotte op de juri- dieke onjuistheden van het ontwerp die door amende menten niet waren te verbeteren. Hij zou zich dus ook daarom tegen de wet verklaren. In den loop der zitting is ingekomen een wetsontwerp tot wijziging van eenige bepalingen der postwet. Aan het slot der zitting is bepaald dat de interpellatie van den heer Heemskerk Az.over de uitvoering van het I Kusttractaatna de behandeling van het wetsontwerp I nopens de baratterie zal plaats vinden. öuitmlanD. Algemeen overzicht. Wanneer de onderhandelingen te Gastein in den laat- sten zomer ook al over de Internationale geloopen hebben, gemeenschappelijke maatregelen tegen de ultramontanen zijn daar zeker niet tusschen de Duitsche en Oosten- rijksche ministers beraamd. Terwijl de nieuwe Pruisische 1 minister van eeredienst zich consequent aan het een- maal aangenomen beginsel houdt, om den staat niet tus- achen oud- en nieuw-katholieken te laten beslissen, heeft de heer Stremayr, de Oostenrijksche minister van eere dienst, aan de pressie der ultramontanen toegegeven en een decreet uitgevaardigd, waarbij alle godsdienstige handelingen en ceremoniën, door priesters van het oud- katholieke geloof verricht, van nul en geener waarde verklaard worden. Na de vrijheden welke de Oosten- rijk8che regeering den oud-katholieken iu de uitoefening van hun dienst heeft toegestaan, zou men deze beslissing niet verwachten. Doch het schijnt dat het ministerie het niet waagde om zich de machtige ultramontaansche partg tot vijand te maken. De Pruisische minister Falk heeft daarentegen een juister en billijker standpunt gekozen, al is dit ook misschien op den duur niet houdbaar. De strijd waaraan j thans in Pruisen de grootste krachten gewijd worden is die tusschen staat en kerk, en wanneer von Bismarck i de verwachtingen van het meerendeel der Duitsche i natie niet beschaamt, namelijk dat hij den inwendigen i vijand even goed zal weten ten onder te brengen als hij i het den buitenlandschen deed dan is het waarschijnlijk dat de minister Falk zijn standpunt zal kunnen behouden totdat een andere wettelijke regeling de verhouding i tusschen staat en kerk vastgesteld heeft. Wel is waar is het zeer mogelijk dat von Bismarck in dezen nieuwen strijd juist niet de beste wapenen ter hand neemt, maar in afwachting van de uitkomst is de houding van den minister Falk het meest rationeel. Het gold de bekende quaestie van het Braunsberger gymnasium. De heer Reichenspergereeu der hoofden van de ultramontaansche partij wilde dat de oud-katho lieke leeraar dr. Wollmann door den staat zou afgezet worden. De vorige minister von Miihler had reeds in eene circulaire verklaard, dat een staatsambtenaar slechts wegens disciplinaire vergrijpen of onregelmatig heden door den staat afgezet kon worden. De heer Falk heeft ook deze meeniug in eene circulaire van den 29en Februari gehuldigd en thaus in de kamer nader toe gelicht. De redeneering van den minister kwam in het kort op het volgende neêr: Dr. Wollmann zou aan de wettelijke eischen als godsdienstleeraar niet voldoen en dus afgezet moeten worden, wanneer hij naar de be schouwing van den staat niet katholiek ware. De zaken staan echter nu zoo, dat een dogma, hetzij oud of nieuw, thans in ieder geval als geheel nieuw te voorschijn treedt. Erkende autoriteiten weigeren daaraan hare toe stemming te geven. Den staat blijft dus niets anders over dan te verklarendat hij als staat daarover geen beslissing kan nemen en derhalve beide dogmen als katholiek moet beschouwen. De coalitie der ultramontaneu en conservatieven deed de motie van den heer von Bnnsenom tot de gemo tiveerde orde van den dag over te gaandoor het staken der stemmen vallentengevolge waarvan alle andere voorstellen en motiën eveneens verworpen werden. De zaak blijft dus geheel gelijk zij was, en het is niet aan te nemen dat de heer Falk zijn jongste circulaire niet handhaven zal. Deze afloop is weer een bewijs te meer hoe dringend een nieuwe wettige regeling der verhou ding tusschen kerk en staat noodig is. Terecht noemt lu Temps de verklaring van den Fran- schen minister van financiën voor het hof van assises te Rouaan een schandaal, dat zijn weêrga in de parlemen taire geschiedboeken niet vindt. De andere ministers, en naar het schijnt ook Thiers, deelen de comptabili- teits-beginselen van den heer Pouyer-Quertier geens zins en noemen het kind bij den waren naam, een mandat fictif eeu valschheid in geschrifte en geen verdedigbare daad. Vooral Thiers moet hem-berispt hebben over de wijze, waarop hij de zoo noodzakelijke solidariteit der regeering met voeten getreden heeft, „in éen woord wij rekenen ons gelukkig zoo eindigt le Temps in zijne verontwaardiging te kunnen verzekeren, dat de regeering de zaak beschouwt zooals die beschouwd be hoort te worden, en den grootzegelbewaarder in het gelijk stelt dat hij niet langer in hetzelfde kabinet als de heer Pouyer-Quertier zitting wil nemen." Er is echter tot dusverre nog niets beslist, en het publiek moet bijzonder teleurgesteld wezen, dat het ontslag van den heer Pouyer-Quertier nog niet in het Journal officiel te vinden is. De een zegt, dat de heer de Goulard, minister van koophandel, zich ad interim met de portefeuille van financiën belasten zal, de ander weder, dat de heer Casimir Périer als minister van financiën opnieuw in het kabinet zal optreden, doch met zekerheid is daarvan nog niets bekend. Het laat ste gerucht is het minst waarschijnlijk; de vurige voorstander van vrijen handel kon misschien minister van binnenlandsche zaken, doch kan nooit minister van financiën onder den protectionistischen Thiers worden, tenzij een van beide van richting veranderde, hetgeen noch van Thiers noch van Casimir Périer verwacht kan worden. De interpellatie over dit „schandaal" heeft gisteren in de nationale vergadering niet plaats gehad, maar is tot heden uitgesteld, waarschijnlijk om geen invloed uit te oefenen op de gezworenen, die gisteren in de zaak van den heer Janvier de la Motte uitspraak moesten doen. Zooals zich gemakkelijk na het getuigenis van den heer Pouyer-Quertier liet voorzien, sprak de jury voor alle beschuldigden het „niet schuldig" uit. Zeer juist zegt lTndépendance beige over deze treurige zaak „Zulke debatten en bovenal zulke vonnissen zullen er niet toe bijdragen om de politieke en administratieve moraliteit in Frankrijk te verbeteren. De gevolgen der desorganisatie en zedelijke verdorvenheid, die in alle rangen der Fransche maatschappij doorgedrongen zijn tengevolge van het eerlooze bestuur, waaraan Frank rijk gedurende twintig jaren onderworpen was, zullen zich nog langen tijd iu dit ongelukkige land doen ge voelen." Reeds voor eenigen tijd vernam men van klachten der Zwitsersche regeering aan het Fransche gouvernement, omdat, hetzij met of zonder zijn medeweten, personen op Zwitsersch grondgebied gebracht waren, met wie de Fransche autoriteiten blijkbaar geen raad wisten. Dat zelfde schijnt men thans ook ten opzichte van Engeland

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 2