genomen, liet hem voorkomt dat, met het oog op de armenwet, het buiten de bevoegdheid van den raad ligt, omtrent de regeling der verzorging van de Roomsch- katholieke weezen bepalingen vast te stellen. En met opzicht tot de belangen der protestantsche weezen acht hij de behandeling daarvan, zoolang niet is beslist op het door den kerkeraad dér Nederduitsche hervormde ge meente ingediend adres, ontijdig. Hij zal dus aan de beraadslaging over het voorstel der heeren Kleijn- hens c. s. geen deelnemen, maar zich er toe bepalen om daartegen te stemmen. De heer J. I. P. Hector wijst er op, dat de raad thans staat voor eenequaestie betreffende de weezen verpleging, welke niet alleen een gewichtige, maar ook een zeer teedere zaak isdie ten zeerste nauwkeurig onderzoek en vooral een toegevend oordeel verdient. Bij het be schouwen dezer zaak heeft hij zich de volgende drie vragen gesteld1° Brengt het financieel of algemeen belang der gemeente mede w e e z e n voor eigen reke ning en onder eigen beheer te verplegen? 2° Is stede lijke verpleging van w e e z e n in het belang der betrok ken verpleegden 3® Kan de opdracht van verpleging aan kerkbesturen geacht worden te strijden met den geeat der wet of der billijkheid? Deze vragen heeft hij ont kennend beantwoord gevonden, zoodat hij geen vrijheid vindt de verpleging van weezen onder eigen beheer voor stedelijke rekening voor te staan. Het rapport der commissie en het voorstel, stekkende om de Roomsch- katholieke weesschool onder rechtstreeksch bestuur dezer gemeente te stellen, kan zijns inziens niet geacht worden in het belang van dat gesticht te zijn. Men mag niet uit het oog verliezen, dat in genoemde inrichting reeds eene afscheiding onder eigen beheer bestaat, welke zoo al niet wettig erkend, toch getolereerd is geworden. Dat dit eigen beheer gunstig gewerkt heeft op de morcele ontwikkeling der kinderen, valt niet te ontken nen. Op voeding, kleeding of huishoudelijk bestuur wordt in genoemd rapport niets aangemerkt; daaren tegen is het van algemeene bekendheid dat de Rooinsck- kathoüeke weezen met zeer veel zorg en doeltreffend worden verpleegd, terwijl de Roomsch-katholieke ge meente er jaarlijks nog eene geldelijke opoffering aan ten koste legt. Zoo er misslagen in de administratie over genoemde school zijn aan te wijzen, alles geeft toch blijk, dat de ontvangen gelden ten nuttigste zijn be steed eu steeds het groote doelhet uitoefenen der lief dadigheid, is betracht geworden. Hij gelooft dug, dat het bestuur der Roomsch-katholieke weesschool ten volle het vertrouwen van den raad waardig is en recht heeft op de erkentelijheid voor de vele en goede zorgen die zij aan hunne inrichting hebben bewezen. Dat het wel degelijk in het belang dier instelling is, geheel onder eigen beheer te komen, is gemakkelijk aan te toonen door het feit, dat alsdan aan de gegoede ingeze tenen de gelegenheid zal zijn verschaft, om dat gesticht een legaat of schenking te bemakenuit welker op brengst zij waarschijnlijk reeds spoedig zou kunnen be heerd worden. Het komt spreker dus wenschelijk voorde Roomsch- katholieke weesschool, tegen hoofdelijk subsidie, over te dragen aan Let Roomsch-katholiek armbestuur, onder toezicht van burgemeester en wethouders, volgens art. 148 der gemeentewet. Bij deze regeling zou de school gebaat zijnterwijl de gemeente door haar toe zicht een waarborg tegen misslagen behoudt, en de opvoeding der kinderen daarmede noodzakelijk verbe tert. Nog merkt hij op, dat volgens de artt. 20 en 21 der armenwet weesscholen behooren gerangschikt te worden onder de instellingen van liefdadigheidwaarvan het toezicht aan de kerkelijke besturen is opgedragen. Hij wil toegeven, dat in de laatste phase dezer zaak iets dringends ligt van de zijde van het Roomsch-katholiek parochiaal armbestuur tegenover den gemeenteraad; doch hij kan zich dit eenigszins verklaren als hij zich voorstelt de bezorgdheid over het al of niet aannemen door den raad van het voorstel der commissieen men mag dit niet zoozeer ten kwade duidenaangezien het armbestuur toch verplicht is te waken voor de hun toe vertrouwde belangen. Eindelijk vraagt spreker: waarom xouden wij den weg verlaten door het rijks-bestuur aan gewezen, namelijk de scheiding tusschen staat en kerk? Wil die scheiding heilzame vruchten dragen, dan moeten ook de gemeentebesturen in hunnen kring haar toepas sen en op grond daarvan is het de plicht van den raad te waken dat de scheiding tusschen kerk en staat ook te Vlissingen zooveel mogelijk worde behartigd. Ten slotte deelt spreker mede dat hij indien de raad zich niet kan vereenigen met het voorstel der heeren Kleijnhens c. een voorstel zal indienen, hetwelk op het hiervoren aangevoerde beginsel berust. De heer J. G. Hector merktnaar aanleiding van het door den heer Kleijnhens gesprokene, het vol gende op. Uit aanmerking van het milde beginsel waar van men bij de wetgeving op bet armbestuur is uitgegaan volgens welke de vrijheid is gelaten in het bestuur en beheer van de kerkelijke instellingen en instellingen van weldadigheid, kan hij met het voorstel van de heeren Kleijnhens c. t. niet instemmen. Zijns inziens zou men bij de aanneming van dat voorstel in strijd handelen met de wet, maar ook met de belangen van het Roomsch- katholiek armbestuuren zou ontevredenheid worden verwekt. Wat betreft de opvoeding en het onderwijs der weezen, daarin is volgens de schoolwet voorzien daar geen onderwijzers worden toegelaten dan Da bewij zen van bekwaamheid en zedelijkheid te hebben gege ven, terwijl die wet ook vrijheid laat dat wegens gods dienstige beginselen bijzondere scholen worden opgericht, waartegen men in Vlissingen geen redenen van beden king heeft. De heer Pot acht zich verplicht, hoezeer niet voorbe reid op het straks door den heer Kleijnhens tegen hem aangevoerde, een en ander op te merken. In hoofdzaak gelooft hij het met den heer Kleijnhens eens te zijn, maar omtrent de keuze der middelen heerscht verschil. Wat betreft het gezegde omtrent zekere fantastische zucht in het spreken, dit beaamt hijhet is een euvel waaraan hij veel mank gaat. Overigens heeft al het aangevoerde zooals hij nader uiteenzet hem niet van ge voelen doen veranderen. Hij blijft er bij, dat men hier wel zeggen kan voor een dilemmavoor een netelig vraagstuk gesteld te zijn, niet om de zaak, want daaromtrent heeft hij eene idéé fixe\ maar om den vorm. Wie kan, zegt hij, vatten wat in dit vierledig voorstel ligt opgesloten. £ijns inziens is het een'samenstelling van spitsvondige rechtsgeleerdheiddie strekken moet om alles wat reeds in de zaak der weezenquaestie ge daan is of nog geschieden moet illusoir te maken. Wordt het aangenomen, dan vreest hij de ergste coniiicten tus schen het gemeentebestuur en de beide bij de zaak betrokken kerkgenootschappen. Daardoor zal een klip verrijzen, waarop het gemeentebestuur het eerst verzei len zal. In geenen deele kan hij zich met het voorstel vereenigen, en wel om de volgende redenen. Het eerste punt is volgens zijn gevoelen in strijd met de armenwet, zoowel als met ministerieele en rechterlijke uitspraken. Het tweede p*nt is onbestemd voor het tegenwoordig beheerzonder waarborg voor de toekomst ten aanzien van vrije handelingen, daar men, als de gemeenteraad dit zal goedvindenden Roomsch-katholieken weezen de thans genoten wordende ondersteuning zal ontzeggen, teneinde ze te plaatsen in het protestantsche weeshuis. Werd, bij het ophouden van den in het tweede punt be doelden toestand, het derde punt in practijk gebracht, dan zou dit een ingrijpen zijn in de rechten zoowel van de katholieken als van de protestantendaar het even wederrechtelijk zou zijn de katholieken uit hun gesticht te verdrijven als de protestanten te noodzaken met de katholieken onder éen dak te wonenbovendien zou het een benadeelen zijn van de gemeente-financiën, want het kan niemand onbekend zijn dat de som van f 65 slechts de helft bedraagt, die bij een goede weezenver- zorging per hoofd noodig is. Het vierde punt acht hij van geen beteekenis, bijna zou hij het overbodig noemen indien de voorafgaande punten uitvoering mochten erlangen. Het geheel schijnt hem toe, te moeten strek ken om het wel wenschelijke maar vooralsnog onuit voerbare idealistische planeenheid bij verscheidenheid, in practijk te brengenhetgeen in de gegeven omstan- digheiden niets minder zou zijn dan eene verkrachting van eenmaal verkregen rechten en een heerschen over de gewetens van anderenwat in onzen tijd wel het allerminst te pas komt en zou kunnen leiden tot versto ring van den vrede, die vooral in Vlissingen tusschen Roomsch-katholieken en protestanten heerschtterwijl tevens de materieele belangen van beide gestichten op het spel gezet zouden worden. [Wordt vervolgd.) Thermometerstand. 26 Feb. 's av. 11 u. 39 gr. 27 'smorg.7u.38gr.'smidd.lu.43gr.'sav.6u.39gr. Algemeen overzicht. Le Temps neemt de depêche van l'Union, waarin gemeld wordt dat de graaf van Chambord zijne getrou wen verzocht heeft hunnen pelgrimstocht te staken, in vollen ernst op. Het Fransche blad keurt in zeer gema tigde termen de demonstratie van den legitiemen pre tendent en z^ne aanhangers af en is van oordeel, dat het hoog tijd was dat de graaf van Chambord een dergelijk besluit nam. Ook te Parijs verzekerde men gisteren dat hij reeds Zondag aan zijne bezoekers het voornemen te kennen gegeven had, om Antwerpen spoedig te verlaten> doch niettegenstaande dit alles duurde gisteren avond de legitiraistische demonstratie voort en bleek het nog volstrekt niet, dat de graaf van Chambord aan zijn plan uitvoering wilde geven. Misschien zal in de zitting der Belgische kamer van heden uit het antwoord der regeering van den heer Couvreur blijkendat zij niet langer aanleiding geven zal tot die treurige gebeurtenissen als men in Antwer pen gedurende de laatste dagen plaats ziet grijpen. Zij is verplicht daaraan een einde te maken, wanneer de graaf van Chambord zelf niet inziet dat hij de gastvrij heid op de ergerlijkste wijze schendt door tegen den wil der bevolking zijne legitimistiscke kuiperijen te blijven voortzetten. Gelukkig is het gisteren avond te Antwer pen nog rustiger afgeloopen dan het zich aanvankelyk liet aanzien, doch zooveel is zeker, dat wanneer de reden der ongeregeldheden niet spoedig weggenomen wordt, men de bloedigste tooneelen in de straten tegemoet kan zien. Behoudens tal van gebroken vensterruiten, onder anderen van het huis des burgemeesters, en eenige, meest lichte, verwondingen en kneuzingen is het aan de open bare macht mogen gelukken de orde te handhaven, doch de gemoederen zijn blijkbaar zoo opgewonden dat men weldra onmachtig vreest te zullen zijn, om hevige botsin gen tegen te gaan. Men hoopt dat de protesten van den kolonel der burgergarde en van de meest bezadigde en aanzienlijke burgers der stad de autoriteiten nopen zul len, om handelend tegen de legitimistiscke demonstratie op te treden. Het wetsvoorstel van den minister Victor Lefranc tot waarborging der regeering tegen de aanvallen der vijan dige partijenmaakt steeds het onderwerp der gesprek ken in en buiten de vergadering uit. De gematigde linkerzijde heeft uit het oogpunt van de vrijheid der drukpers vooral bezwaren tegen art. 2hetwelk de uit gave van een dagblad verbiedt, dat door de militaire autoriteit in een plaats die in staat van beleg verkeert, opgeheven is. Te recht zeide- men in de bureauxdat hierdoor de absolute militaire macht zich ook feitelijk uitstrekte buiten de plaat3 die onder haar bestuur staat. Met ingenomenheid begroette deze fractie echter het le artikel, omdat dit ook feitelijk gericht is tegen de kuiperijen der rechterzijde, „die zooals de heer de Leroyer zeide hun tijd besteden met tegen de bestaande regeering samen te spannen." De rechterzijde ziet daarentegen minder bezwaar in art. 2, omdat zij de vrijheid der drukpers au fond afkeurt, doch haar verzet .geldt uit den aard der zaak juist art. 1. De regeering ver klaarde zich bereid tot concessiëndoch het zal haar onder deze omstandigheden moeilijk vallen om beide partijen te bevredigen. De behandeling der wet in de bureaux leverde twee gewichtige incidenten op. Het eerste was de heftige be strijding van bet wetsontwerp door den heer de Larcy, minister van openbare werken, terwijl al zijne collega's het voorstel verdedigden, eene handelwijze die minstens onverklaarbaar en in strijd is met alle parlementaire gebruiken. Het tweede incident was eene mededeeling van een voorstander der wetden heer de Salvandy, die als argument daarvoor de volgende kennisgeving voor las, welke Zondag nacht op verschillende plaatsen te Versailles aangeplakt was „Wij hebben genoeg van die intriges en kuiperijen die ons tot laffe vleierijen en ten slotte tot een oorlog ten gunste van den paus zullen voeren. Wij verkiezen daarboven verreweg den terugkeer van den keizer, de keizerin en den keizerlijken prins. Een officier van het leger." Het behoeft nauwelijks vermelding dat dit argument het zwaarste voor de wet woog. De Engelsche dagbladen gaan steeds voort met het leveren van commentaren op het antwoord van Amerika, dat nog niet bestaat en waarschijnlijk eerst heden in den ministerraad te Washington gearresteerd zal wor den. The Daily News b. v. deelt mede dat, boewei Amerika zijn aangenomen standpunt handhaaft, het antwoord toch zoodanig gesteld is, dat het uit den weg ruimen van alle moeilijkheden zeer mogelijk wordt. De Engelsche pers moge dit hopen en verwachten, met zekerheid kan zij hiervan nog niets zeggen. The New- York Herald meldt, dat officieus aan Engeland te ken nen gegeven is, om een aanbod van 10 millioen pond sterling aan Amerika te doen teneinde aan alle eiachen, i tot schadevergoeding te voldoen. Dit laatste bericht is i zeer onwaarschijnlijk in verband met de geschiedenis der gehecle Alabama-quaestie, daar Amerika steeds met verontwaardiging het denkbeeld verwierp, om van dit I internationale vraagstuk een zuivere geld-quaestie te maken.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 2