MIDDELRURGSCHE COURANT. N° 50. Woensdag 1872. 28 Februari. Middelburg 27 Februari. In de heden gehouden zitting der tweede kamer werd de discussie voortgezet over de conclusiën van het rap port, betreffende de zaak van den voormaligen kapitein Door den heer van Eek werd voorgesteldom de regeering uit te noodigendat zij het ontslag van den heer Janssen zou intrekken en hem in zijne vorige be trekking zou herstellen. Dit voorstel werd verworpen met 51 tegen 13 stemmen. Een amendement van den heer de Roo op de 3C con clusie, strekkende om te verklaren, dat de wet van 28 Augustus 1851 (Staatsblad n°. 128) bij de behande ling van de zaak van den voormalige kapitein P. A. Jans sen in menig opzicht verkeerd is opgevat en toegepast en dat het verleende ontslag alzoo niet voldoende is gerechtvaardigd, is aangenomen met 37 tegen 27 stemmen. De conclusie van het rapport werd aldus gewij zigd, met 44 tegen 18 stemmen aangenomen. In den loop van het debat verklaarde de minister van oorlog pertinent, dat de heer Janssen onder geenerlei vorm kon worden gerehabiliteerd. Betreffende den luite nant-adjudant Keyzer behield de regeering zich een latere beslissing voor. De minister gaf voorts te kennen, dat eene wijziging van de wet van 28 Augustus 1851 (Staatsblad n° 128) werd ontworpen. De graaf van Chambord is heden middag te Dordrecht aangekomen en zal waarschijnlijk naar Rotterdam ver trekken. Benoemingen en beslniten. PEïisiOEMEN. Pensioen verleendwegens ouderdom en diensttijd, teil bedrage van f 2181 'sjaars, aan J. M Benteynbewaarder der hypothekenhet kadaster en de scheepsbewijzen, en aan G. Bosman, visitenr 3e klasse bij 's rijk* belastingen, ten bedrage van 781 'sjaars. Gemengde berichten. Te Zierikzee werd gisteren op plechtige wijze uit gereikt aan den gezagvoerder van den reddingskotter Willem van Houten de eere-medaille en aan zijn equi page eene gratificatie van 60 thalerhun toegekend door Z. M. den keizer van Duitschland, ter erkenning van betoonden moed en menschlievendheid bij de redding met levensgevaar, uit de branding van den Banjaard op 28 October jl.'j der bemanning van het Duitsch schip Condor, gezagvoerder Facks. Ook te Biervliet zal op den 2en April a. het 3^c eeuw feest onzer onafhankelijkheid feestelijk herdacht wor den. Het gemeentebestuur heeft uit de gemeentekas eene som toegestaan om de kinderen der beide openbare scholen te onthalen, en de feest-commissie slaagt naar wensch in het verzamelen van giften om dien dag meer algemeen te doen vieren. Omtrent het gebeurde te Kuilenburg wordt door de Arnhemsche courant onder anderen het volgende ge meld: „Het gebeurde komt kortelijk hierop neder. De heeren officieren boden aan de contribueerende leden der schut- terij-muziek een concert aan dat te half acht unr een aanvang nam, er niet aan denkende, dat indien het con cert tot na tien uren voortduurde, er eeDe bijzondere vergunning van het hoofd der politie noodig was. Na afloop van het concert werd er gedanst en de talrijk op- gekomenen verkeerden in eene bedaarde, doch vroolijke stemming. „Gedurende eenige voorafgaande dagen was het volk hier tamelijk onrustig. Niet dat het in de verte aan gewelddadigheden dacht, maar van tijd tot tijd zag men de menigte zingende of liever schreeuwende langs de straten loopen, dat den vreedzamen burger zeer hinder lijk was. Vooral was de drukte op 's konings verjaardag bnitengewooDinzonderheid des avonds. Omstreeks 12 uren 's nachts meende het hoofd der politie aan alle vermakelijkheden een einde te moeten maken, verscheen in de zaal die door hoeren officieren was gehuurd en deelde mede, dat de kastelein geen toestemming had, langer zijn koffiehuis open te houden. Een der aanwezi gen nam daarop het woord en meende, dat deze wgze van handelen zeer onaangenaam was niet alleen voor heeren officieren, maar ook voor genoodigdon. Na eene vrij hevige woordenwisseling tusschendenlaatsten spre ker en het hoofd der politie (den burgemeester) ging de vergadering uiteen. Naar ik verneem hebben de kapi- tein-kommandant en drie officieren aan den koning we gens deze gebeurtenis ontslag aangevraagd. Deze heeren achten zich door den burgemeester beleedigd, die hen (zooals zij het opvatten) naar huis heeft gejaagd." Staten-genera.il. TWEEDE XAMER. Zitting van Maandag 26 Februari. Interpellatie-Haffmans behandeling zaak-Janssen. Bijna de geheele zitting was gewijd aan de interpella tie van den heer Haffmans over het ontslag, aan den kantonrechter te Venlo verleend. De interpellant stelde de persoonlijke quaestie geheel ter zijde, hij liet de krenking van zijn eer aan den minister over die dit met zijn geweten moest verantwoorden. Hij besprak de zaak uit een algemeen oogpunt, omdat de schijn bestond dat politieke beweegredenen aan dit ontslag hadden ten grondslag gelegen. Daarom vroeg hij alleenof er andere gewichtige redenen dan politieke hadden bestaan en welke? De minister van justitie antwoordde dat geen neven bedoelingen, geen politieke beweegredenen hadden gegolden. De beslissing had overeenkomstig wettelijke voorschriften plaats gehad. De ingekomen rapporten hadden doen zien dat de benoeming van den tweeden candidaat op de aanbevelingslijst de voorkeur verdiende boven de herbenoeming va^ den eerste; do geregelde afdoening der zaken scheen dat te vorderen. Hij kan echter die vertrouwelijke rapporten niet overleggen; dit zon geoorloofd noch raadzaam zijn, en bovendien kon de kamer in geen beoordeeling treden van de gron den die tot de benoeming van den kantonrechter te Venlo hebben geleid; in dit opzicht moest men vertrou wen stellen in den minister, die gelijk hij later nog maals deed uitkomen bij benoemingen nimmer op godsdienst of poliliek had gelet of letten zou, maar alleen op geschiktheid. De heer Godefroi kwam, cn later ten tweedemale, op tegen de bewering dat in deze inbreuk zou zijn gemaakt op de onafhankelijkheid van den rechter en de onschend baarheid van een volksvertegenwoordiger; zelfs al waren hier politieke invloeden in 't spel, dan nog bestond het recht van den minister om een ambtenaar niet te herbe noemen. De heeren van Eek en van der Linden waren 't in hoofdzaak met die bewering eens. De eerste erkende het recht der kamer om over deze daad de regeering te interpelleeren, maar hij ontkende dat er aanleiding toe bestond. Er was geen schijn van politieke bestraffing de minister had nimmer aanleiding gegeven tot zulk een vermoeden. Er waren andere redenen; de minister wilde die niet mededeelen. Welnu, stond de heer Haffmans daarop, dan moest hij een motie voorstellenen dan zou de minister der kamer geen mededeelingen daaromtrent onthouden. De heer van der Linden vroeg, wat men verlangde te weten? Vroeg men inlichtingen omtrent de benoeming van den heer Le Clereq? Neen; over een niet-benoe- ming, over een niet-handeling. De kantonrechter is niét herbenoemd; welnu, zijn diensttijd was verstre ken. Politieke redenen waren niet in 't spel. Hield men vol dat dit wel het geval is, dan moest men bewijzen leveren. He heer van Houten zag in deze zaak een groot be lang. Partijdige benoemingen noemde hij een kenker enden schijn daarvan noodlottig voor een liberaal kabi net. De quaestie der bevoegdheid was z. i. boven allen twijfel verbeven en de minister diende alle inlichtingen te geven, nu de betrokken persoon zelf alle redenen van delicatesse had opgeheven. De heer Haffmans had inderdaad na 's ministers rede verzocht hem niet te spa ren en alles mede te deelen wat de minister kon opgeven omtrent deze zaaknu had de minister volgens den heer van Houten twee redenen opgegeven, die onvol doende waren. De benoeming van den heer Le Clereq was beter; maar dat was geen haldelwijze. Men zendt zelfs zijn dienstbode niet weg omdat men beteren kan krijgen, als degenen, die in dienst is, daartoe geen aan leiding geven. En de geregelde afdoening van zaken moest hier niet in aanmerking worden genomen en bij andere leden der kamer niet, men moest niet meten met twee maten. Ten slotte verklaarde spreker dat hij het in aanmerking nemen van politieke redenen tegenover oneerlijke en onwaardige tegenstanders niet absoluut afkeurde. De heeren C. van Nispen, van der Does de Willebois, Heijdenrijck, van Zinnicq Bergmann, Heemskerk Az. en van Wassenaer Katwijck voerden nog in den zin van den heer Haffmans het woord. Zij verklaarden grooten- deels niet tevreden gesteld te zijn door de mededeelin gen van den minister, die zich verscholen had achter geheime rapporten, en die der kamers het gevraagde licht, ondanks den aandrang, onthield. Hij wilde geen feiten noemen ten bewijze van de ongeschiktheid van den niet herbenoemde; hij had met de heeren van Eek en van de Linden tot capties en exceptiën zijne toe vlucht genomen. Daardoor bleef de verdenking, althans den schijn bestaan dat de minister een geprononceerd tegenstander, lid eener fractie die niet al te vriend schappelijk is tegenover de regeering, in zijne betrek king had willen treffen wegens zijne oppositie als politiek man. Daarin nu zagen sommigen eene aanranding van de onschendbaarheid der vertegenwoordigers; anderen ook een kwetsing der onafhankelijkheid van den rechter. Enkele sprekers constateerden ten slotte dat de zaak uit dien hoofde een ongnnstigen indruk had gemaakt, die door den minister niet was weggenomen. Met een protest van den minister tegen die opvatting werd de beraadslaging gesloten. Vervolgens kwam de zaak van kapitein Janssen in behandeling. Alleen de heeren Nierstrasz en van Sijpe- steyn voerden het woord. De eerste trachtte aan te toonen dat een raad van onderzoek geen rechts-college, maar meer eene soort van jury is, die op overtuigend bewijs uitspraak doet. Daarom had het rapport der commissie, de zaak aan wettelijke bepalingen toetsende, een verkeerde richting. Men had de zaak anders niet zoo in bijzonderheden moeten onderzoeken. Evenwel kwam hij tot dezelfde conclusie. Ook z. i. was kapitein Janssen te recht ontslagen, en wanneer de wet in eenig opzicht was geschonde, dan had die schending in 't belang van den betrokken persoon plaats gehad. Dit trachtte hij door bijzonderheden aan te toonenopdat zijn krijgsmakkers zouden weten hoe hij er over dacht. Hij bracht ten slotte hulde aan den raad van onderzoek. De tweede spreker behandelde de zaak niet au fond. Hij bracht alleen hulde aan den minister voor het spoedig intrekken van het bekende besluit van den ex-minister Blanken. Verder stelde hij in'tlichtdat ook de luitenant-adjudant Keizer had behooren te wor den ontslagen, omdat hij zich op slinksche en voor een officier van het eervolle Nederlandsche leger onwaardige wijze van stukken, die zijn eigendom niet waren, had meester gemaakt. De verdere beraadslaging wordt tot de volgende zit ting verdaagd. Aan het slot der zitting stelde de voorzitter voor de interpellatie van den heer Heemskerk Az. na afloop der aan de orde gestelde onderwerpen te doen behandelen. Op verzoek van den minister van buitenlandsche zaken werd echter besloten de dag van behandeling later te bepalen. Gemeenteraad ran Ylissingen. Zitting van Maandag 19 Februari. {Vervolg.) De heer van UijePieterse geeft te kennen dat tenge volge der voor hem geldige verklaring vanhetRoomsch katholiek parochiaal armbestuur: dat het de verzorging der Roomsch-katliolieke weezen zelfstandig op zich heeft

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 1