is het toch een vreemd verschijnsel, dat zij zich zoo vaak in gissingen verdiepen omtrent de houding, die de oud conservatieven tegenover dit wetje zullen aannemen. Hoewel zij er schijnbaar van overtuigd zijn, dat deze fractie haren steun aan het ontwerp geven zalverklaren toch enkelen onder hen, dat de oud-conservatieven-dien afhankelijk zullen maken van eenige concessionwaar toe omgekeerd de liberalere fractiën nooit hunne mede werking zullen verleenen. Wanneer men daarbij in aan merking neemt, dat de minister van eeredienst zich hereid verklaard heeft tot het overnemen van doeltref fende amendementen in het werkzyns voorgangers, dan is het moeilyk reeds thans te bepalen wat van dit kleine ontwerpje tot wet verheven worden zal. Is de zaak door de kamer van afgevaardigden beslist, dan komt eerst de groote moeilijkheid aannamelijk de aanneming van het wetje door het ultra-conservatieve en godsdienstig- orthodoxe heerenhuis. Hoewel dit wetsontwerp nog geenszins in de behoeften voorziet, die door den strijd tusschen Rome eu den staat en door de aanmatiging der priesters ontstaan zijn, is de aanneming daarvan reeds van belang, omdat daaruit de kansen vermeerderen voor het toekomstig wetsont werp van den heer Falck, om het schooltoezicht geheel aan de administratieve autoriteit op te dragen. Dit ont werp wacht echter op de aanneming van de thans aan hangige Kreisordnungd. i. de administratieve regeling der arrondissementen, eene onderverdeeling die in ons administratieve recht vallen zou tusschen de provincie en de gemeente. De eerste beraadslaging over het bewuste wetje is voor heden op de orde van den dag geplaatst, en dat de verschillende partijen daaraan niet weinig gewicht hechten, kan blijken uit de omstandig heid dat zich reeds Maandag avond op eigen initiatief eene commissie, bestaande uit afgevaardigden de ver schillende partijen," gevormd heeftom het ontwerp gezamenlijk te behandelen, teneinde onvruchtbare en hartstochtelijke openbare discussiën te vermijden. Een nieuwe moeilijkheid dreigt te ontstaan tusschen de Duitsche regeering en het hoofd der katholieke kerk ten opzichte van de positie der katholieke kerk in den Elzas en Lotharingen. De bisschop van Straatsburg heeft aan de rijksregeering kennis gegeven van eene mededeeling van kardinaal Antonellidat de roomsche curie tengevolge van de annexatie van de nieuwe ryks- provincie het concordaat van 1801 rechtens vervallen beschouwde. De Spener-Zeitung meldt, dat de keizer lijke regeering deze opvatting niet deelt, en onderhan delingen omtrent de katholieke kerk in de rijksprovin cie tegemoet ziet. De ondervinding leert echter dat de roomsche curie niet gemakkelijk van zienswijze veran dert, vooral niet nu iedere opvatting van den paus be- trekkelij k de kerk als een onfeilbare beslissing beschouwd kan worden. Het Journal ofliciel bevestigt het" gerucht omtrent de benoeming van den heer Victor Lefranc tot minister van binnenlandsehe zaken, en van den heer de Goulard; onlangs benoemd tot gezant aan het hof van Italië, tot minister van koophandel. Omtrent zijn opvolger voor dien belangrijken gezantschapspost is nog niets met zekerheid bekend. Het schijnt dat Frankrijk door de verwerping van het voorstel-Duchatel door de nationale vergadering, be halve den verdienstelijken minister van binnenlandsehe zaken, nog een ander verdienstelijk man zijn ambt zal zien verlaten. Meer en meer toch wint het gerucht veld, dat de prefect van het departement der Seine, de heer Léon Say, dientengevolge zijn ontslag heeft aange vraagd. Wanneer Parijs bij de teleurstelling over het votum van Vrijdag nog het verlies van dezen algemeen geachten prefect zal moeten betreurendan kan men verwachten, dat de bevolking der hoofdstad niet gunsti ger jegens de regeering en de nationale vergadering gestemd zal worden dan thans reeds zoo vaak het geval blijkt te zijn. De nationale vergadering heeft gisteren met 443 tegen 143 stemmen het door den minister van justitie, den heer Dafaure, ingediende voorstel aangenomen dat de regeering gemachtigd worde tot vervolging van'enkele dagbladen die zich aan heleedigingen jegens de com missie tot het verleenen van gratie hebben schuldig gemaakt. Een niet zeer conciliant voorstel van den gene raal Ducrot, om ook de afgevaardigden Rouvier en Pierre Lefranc te doen vervolgen, omdat zij zich in dagblad artikelen aan hetzelfde vergrijp schuldig gemaakt heb ben is door de vergadering in handen eener speciale commissie gesteld. De discussiën over het adres van antwoord, dat in het Engelsche parlement weinig meer dan een bloote forma liteit is, zijn gisteren zoowel in het hoogerhuis als in het huis der gemeenten voortgezet. In het hoogerhuis heeft de hertog van Richmond zich tot tolk gemaakt van de conservatieve partij en de regeering aangevallen over de houding, die zij in de quaestie van het tractaat van Washington tegenover het gouvernement der Unie aan genomen heeft. Lord Granville heeft die opmerkingen weerlegd en de verzekering gegeven, dat de regeering de rechten des lands niet zal opofferen, doch al het moge lijke in het werk stellen zal om tot een bevredigende op lossing te geraken. Daarna werd het adres aangenomen. In het lagerhuis schijnt het adres van antwoord meer stof tot discussie opgeleverd te hebbenen de troonrede meer punt voor punt door de oppositie aangevallen te zijn. De telegraaf meldt, dat de heer Gladstone alle sprekers beantwoord en zijne rede geëindigd heeft met het uitspreken der vaste verwachting, dat een vriend schappelijke schikking tusschen Amerika en Engeland tot stand zal komen. In den aanvang der zitting heeft de speaker aan de vergadering medegedeeld, dat hij het voorzitterschap wensehte neer te leggen ,doch in functie zou blijven totdat zijn opvolger benoemd zou zijn. Uit New-York wordt gemeld dat de gematigde toon der Engelsche troonrede een gunstigen indruk gemaakt heeft. Dit neemt echter niet weg, dat, zooals tenminste een bericht uit Washington luidt, de regeering der Vereenigde staten eenstemmig besloten zou hebben, om hare eenmaal aangenomene positie te handhaven ten opzichte van de eischen, zooals zij in de Amerikaansche memorie gesteld zijn. Uit de Fransche nationale Yergadering. De gematige Fransche dagbladen betreuren de onwaar dige tooncelen, die de nationale vergadering bijDa dage lijks aan het land aanbiedt. De zitting van Maandag overtrof in dit opzicht nog de woelige zitting vanVrijdag, en welke partij ook aanleiding gegeven moge hebben tot het ontstaan der vinnige en persoonlijke aanvallen, zoowel rechter- als linkerzijde dragen gelijkelijk schuld, dat zij de discussie over een doodeenvoudige zaak deden ontaarden in een ongemotiveerde bestrijding of verde diging der Fransche revolutiën in het algemeen. De heer de Tréveneuc beklom de tribune tot toelich ting van zijn voorstel betreffende de eventueele rol der generale raden in geval van revolutie. Na eenige plicht plegingen en dankzeggingen voor de welwillendheid van regeering en kamer, zeide de voorsteller: „Wat ik beoogd heb is, dat politieke booswichtendie nit de laagste klassen of uit de paleizen te voorschijn komen om Frankrijk naar de keel te vliegeneen hinderpaal op ban weg naar keizerlijke of democratische dictaturen zullen ontmoeten. De eene dictatuur is niet beter dan de andere. De 15e Mei, de Juni-dagen, toen reeds het Bonapartisme door alle reten gluurde, demisdaad van den 2« December en de commune, al deze schanddaden staan volkomen gelijk, of de aanleggers ook Caesar of Catalina, Spartaeus of Tiberius, Bonaparte of Rigault, Félix Pyat of Vermesch heeten mogen! 1793 heeft 18 Brumaire mogelijk gemaakt, ik zeg niet verontschuldigd. 15 Mei en 24 Juni zijn de oorzaak van den2e" December." In dien geest gaat de heer de Tréveneuc voort met eene diagnose te geven van alle Fransche revolutiën en opstanden sedert 1789, en levert daarover een verhan deling, die overal elders waarde hebben mag, doch in de nationale vergadering geheel overbodig was voor de juiste beoordeeling van het voorstel, om in geval van nood uit gedelegeerden der generale raden een tweede nationale vergadering samen te stellen. Na den voorsteller trad de heer Boysset opdie het voorstel bestreedomdat het hulpmiddel onvoldoende zou blijken te zijn. „Is het mogelijk om met het middel dat gij aanbiedt zulke daden van geweld tegen te gaan als die bekend zijn onder den naam van Brumaire en December?" Een stem uit de rechterzijde: „En de4eSeptember?" De heer Pelletan. „December was eene misdaad, de 4e September eene daad van bevrijding. Waar zoudt gij zijn zonder den 4«° September. Gij zijt muiters wan neer gij den 4«n September verloochent." De presiden. „Mijnheer Pelletan, ik verzoek u de sprekers niet in de rede te vallen, en vooral zulke inter rupties te staken." De heer Pelletan. „Wij kunnen ons niet laten belee- digen." De president. „Niemand beleedigt u. Ik heb niet de gewoonte om beleedigingen in deze kamer te dulden. Deze interrupties ontaardden in wanordelijkhedende tribune staat voor allen open, daar kan men zijne meening uitspreken." De heer Millaud. „Behalve bij de gedwongen sluiting van debatten." De president. „Gij weet dat ieder hier vrij kan spre ken en de woorden van niemand overschreeuwd worden." [Deze verklaring van den heer Grévy is in de Fransche kamer toch een zeer relatieve waarheid.] De heer Boysset. „Men spreekt van den 4<° Septem- ber. Maar vergeet gij dan die plechtige zitting te Bor- i deaux, toen gij door het algemeen stemrecht gekozen, i de schandelijke daden van den mandie met den2e° De cember begon om met Sédan te] eindigen, eenstemmig afkeurdet? Herinnert u die orde van den dag, waarbij de nationale vergadering, met uitzondering van eenige weinige en onverwachte protesten, de vervallenverkla ring van Napoleon III uitsprak en hem alleen aanspra- kelyk stelde voor onze ongelukkenIndien gij die regeering eenstemmig met de Datie hebt veroordeeld en gebrandmerkt, hebt gij dan daardoor niet den 4" September zoo niet verheerlijkt, dan toch goedge keurd De heer Baragnon. „Uw misdrijf is niet dat gij den 4C» September mogelijk maaktet, maar dat gij het be stuur in banden hieldt." Onder hevig rumoer vervolgt de heer Boysset zijne redevoeringen haalt een gezegde van Guizot aan tot rechtvaardiging van de Juli-revolutie. Een stem uit de rechterzijde. „En 1848?" De heer Boysset. „De revolutie van 1848 is voldoende geprezen dan dat ik die hier behoef te verdedigen. Ik be roep mij daartoe op de memorie der natie, om te herinne ren aan de verheerlijking dezer revolutie door hen, die in de onsterfelijke republiek het eenige heil van het vader land zagen. Is er ieihand onder u die de revolutie van 1789 zou willen loochenen De heer Boysset keert daarna tot de quaestie terug en besluit zijne rede met de verzekering, dat het vertrouwen der natie in hare regeering de beste hinderpaal voor de revolutie is. De heer Baragnon bestrijdt de coups d'etat, „die misdaden waardoor de natie in hare vertegenwoordigers beleedigd wordt," en de volksbewegingen „die de nationale ver gadering binnentreden door de welwillendheid van per sonen, die zich daarna uit dankbaarheid naar het Hotel de ville laten geleiden. Een volk is steeds op een dwaal weg, wanneer het zelf de verblijfplaats zijner vertegen woordigers schendt." Daarna zegt de sprekerdat hij de mannen van 4 September niet laaktomdat zij het kei zerrijk omverwierpenmaar omdat ..zij verzuimden hun geüsurpeerde macht in de handen eener nationale ver gadering te leggen. Hij verdedigt het voorstel-Tréveneuc, omdat volgens zijn oordeel hierin voldoende waarborgen voor allerlei verrassingen gelegen zijn. „Doch laten wij elkander goed begrijpen," zoo gaat de heer Baragnon voort. „Wanneer een coup d'etat gelukt is, dan was reeds de materieele macht in handen van den overweldiger. Dan wordt de tegenstand tegen deze macht tot voorwendsel gebruikt door zekere partijen, die vijanden zijn van iedere geregelde maatschappij. In 1851 b. v. waren de elementen van den tegenstand verre van eerwaardig. Om dien tegenstand waardig en afdoende te maken, moet die berusten in de handen eener vergadering van waar dige personen. Ik zou u voorbeelden kunnen noemen uit de provinciën van het zuiden van het vermoorden van overheidspersonen en gendarmen De heer Castelnau. „Ik protesteer in naam van mijn departement, welks inwoners allen gestreden hebben tot handhaving van recht en wet. Er hebben geen moorden plaats gevonden. Wat wei waar is, is dat zekere party zich van het keizerrijk beuiend heeft om haar eigene vijanden te treffen Eenige stemmen uit de rechterzijde. „Wêi&ü i tij De heer Castelnau. „De legitimistische partij." De heer de Rességuier. „Wij waren gevangen geno men en op den Mont-Yalerien opgesloten." De heer Castelnau. „Jate Parys deden de legitimis ten hunnen plicht, te Bédarrieux handelden zij echter anders." De heer Dnpin. „De vorige spreker zegt dat de legiti misten in het departement de l'Hérault medegewerkt hebben tot het samenstellen der proscriptie-lijsten. Ik wil deze woorden niet zonder protest laten voorbygaan. Ik spreek ze hier op formeele wijze tegenen ik tart den vorigen spreker om hier éen woordéen feit tot staving van zijn beweren te noemen." De heer Castelnau. „Ik houd de juistheid mijner woor den staande." De heer Dnpin. „Ik heb gevraagddat door u een bewijs geleverd zou worden tot staving uwer woorden. Gij doet dit niet. Ik heb dus het recht te zeggen: gij zijt een lasteraar." De heer Castelnau. „Er waren gemeenteradendie toen een eeredegen schonken aan den man, die voor den staatsgreep in het departement ijverde, den gene raal Rostolan." De heer de la Rochefoucauld Bisaccia. „Dat was niet de legitimistische partij De geheele discussie had onder het hevigste rumoer

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 2