op zijn verzoek eervol ontslag verleend wordt als minis ter van binnenlandsche zaken. Omtrent zijn opvolger is nog niets met zekerheid bekend. Het ontslag van den heer deLarcy werd gisteren in de bureaus der nationale vergadering tegengesproken. De opmerking van den heer Brisson in de gewichtige zitting van Vrijdag, dat het van belang was, dat omtrent de quaestie van den terugkeer naar Parijs gestemd werd, opdat niet enkelen, vooral de vertegenwoordigers der Orleanisten, deze gelegenheid zouden aangrijpen, om hunne meening in dit opzicht te verzwijgen heelt aan leiding gegeven tot de schriftelijke verklaring van den prins van Joinville en den hertog van Aumale aan het bureau voor de processen-verbaal der vergadering, d:it zij verhinderd waren de zitting bij te wonendoch dat, wanneer zij tegenwoordig geweest waren, zij voor het in behandeling nemen van het voorstel gestemd zouden hebben. Als een bewijs hoeveel gewicht de afgevaardigden er aan hechten, dut het publiek wete in welken geest men over dit voorstel gestemd heeft of stemmen zou, kan gelden dat de directeur der posterijen, de heer Kampont, afgevaardigde voor het departement der Yonne, het voorbeeld der prinsen van Orleans gevolgd en verklaard heeft, dat eene conferentie met den heer Stephan, direc teur der Duitsche posterijen, hem belette ter vergadering tegenwoordig te zijn en. dat liij in het tegenoverge stelde geval tegen de-conclusie der commissie gestemd zou hebben. De zitting van Zaterdag was in tegenstelling van de vorige bijzonder rustig. Een enkel oogenblik slechts dreigde eene interruptie van deD beer de Lorgeril de hartstochten weder op te wekken, toen de heer ïolain afgevaardigde voor Parijs, naar aanleiding van het proces verbaal der zitting van Vrijdag den vroegeren maire van Parijs, den heer Clemenceau, van allen blaam omtrent de gebeurtenissen in Maart trachtte te zuiveren. De linker zijde eisehte, dat de heer deLorgeril zich op de tribune zou rechtvaardigen, waarop de president der vergadering, de heer Gióvy terstond aan de opschudding een einde maakte door te zeggen: „Hebt gij nog niet genoeg van die hartstochtelijke scènes in de vergadering? Wie uwer heeft er belang bij om die herhaald te zien? De heer de Lorgeril heeft het woord niethet is hem niet door mij gegeven en hij heeft dus niet het recht om te spreken over eene zaak waarover de discussie gesloten is." Het overige gedeelte der zitting was deels gewijd aan een voorstel van den heer Laurier tot het aangaan eener leeniug onder het hypothecair verband der Fransche spoorwegen, dat zeer koel ontvangen, en door de regee ring bestreden werd. Met groote meerderheid werd de urgentie geweigerd. Daarna kwam het voorstel-Prince- teau, betreffende het verbod voorleden der vergadering, om bezoldigde staatsambten of onderscheidingen aan te nemen of daarin bevorderd te worden. Met 378 tegen 114 stemmen werd dit voorstelmet een geringe wijzi ging ten opzichte van de benoeming van officieren tot ridders van bet Legioen vaa eer, in derde lezing aange nomen. De zitting der nationale vergadering van gisteren is gewijd geweest aan de debatten over het voorstel van den heer de Tréveneuc o. t. betrekkelijk de voorschriften waarnaar de generale raden van geheel Frankrijk te handelen zullen hebbenvoor het geval dat de nationale vergadering wegens politieke redenen verhinderd mocht worden bijeen te komen of met geweld ontbonden mocht worden. De discussie schijnt zeer levendig gewee3t te zijn en zal heden voortgezet worden. Volgens bericht uit Londen zal de troonrede, waar mede de zitting van het parlement heden geopend zal worden, behalve de moeilijkheden omtrent het tractaat van Washington, weinig belangrijks behelzen. Nog steeds werd verzekerd, dat de koningin het parlement niet in persoon zou openendoch daarentegen wel tegenwoordig zal zijn bij de godsdienstige plechtigheden welke den 25en Februari door het gekeele land gehouden zullen worden tot herdenking van het herstel van den kroon prins. The Daily News bevatte gisteren de volgende depêche uit New-York: „De heer Fishsecretaris van staat aan bet departement van buitenlandsche zakenspreekt bet gemekt tegen dat onderhandelingen aangeknoopt zouden zijn tot schorsing van de scheidsrechters te Ge- nève. Het Amerikaansche gouvernement verwacht een dergelijken stap der Engelsche regeering niet." Het is mogelijk dat dit gerucht in Amerika verspreid was; de Engelsche dagbladen echter hadden tot dusverre niets van dien aard medegedeeld. De werkzaamheden in de Italiaansche kamer en vooral in de verschillende commissiën, belast met het onder zoek der veelomvattende hervormingsplannen der regee ring, welke in den eersten tijd zoo weinig vorderden hebben plotseling een onverwachte vlucht genomen. Vooral de financieeie commissie heeft de verwachtingen die men van hare voornemens koesterde, overtroffen. Men vreesde dat zij zich met het hoofdelementderfinancieele plannen van den minister Sella niet vereenigen zou namelijk de operatiën der schatkist met eeuige met name genoemde bankicrichtingen. Reeds in 1865 trad de beer Sella uit het ministerie, omdat hij dit plan niet door de kamer kon doen aannemenen thans hoopte hij hare goedkeuring van zijn voorstel te erlangen, doorniet alleen de nationale bank, maar bovendien nog vierder meest bekende bankïnriektingen met den dienst der schatkist te belasten. Het liet zich aanzien, dat de heer Sella met zijn voorstel geen geluk zou hebbendoch thans meldt l'Opinione, welk bericht door l'Italie be vestigd wordt, dat de commissie behoudens eenige ge ringe wijzigingen de financieele plannen aangenomen beeft, met uitzondering alleen van de voorgestelde be lasting op de geweven stoffen en de verhooging dor in voerrechten op de koffie. La Liberta spreekt het onlangs door de Voce della Verita verbreide gerucht tegen dat de regeering beslo ten zou hebben, om onder goedkeuring der kamers de wet op de geestelijke genootschappen en goederen ook voor Rome van kracht te verklaren. Dit ongelooflijk bericht werd terstond door velen gretig geloofd, ofschoon het duidelijk was dat, al kon de regeering dit voornemen ten uitvoer leggenzij het dan nog voorzeker thans niet doen zou. Meer geloof verdient dan ook de verze kering van Ia Liberta dat omtrent deze zaak door de regeering nog geen decisief besluit genomen is. Be Alabama-quaestie. Geen zaak houdt op dit oogenblik de gemoederen in Engeland meer bezig dan de eischen van Amerika in de Alabaraa-quaestie, die de regeering van de Amerikaan sche republiek heeft kenbaar gemaakt in een bezwaar schrift da't bij de Geneefsc'ne commissie van scheids rechters is ingediend. De Engelsche regeering heefi van hare zijde een dergelijke document vervaardigd waarin zij hare denkbeelden over de zaak in geschil uit spreekt, zoodat de Engelsche natie thans bekend is met het gevoelen der regeering. In dit ataatsstuk geeft de regeering in de eerste plaats te kennen, hoe zij de taik van het scheidsgerecht opvat, en verklaart zij, dat geen andere aanspraken tot de bevoegdheid van de scheidsrechters behooren dan alleen zoodanige die uit de handelingen der Alabama en andere dergelijke, hoewel ook niet uitdrukkelijk genoemde vaartuigen, voortvloeien. Daar vóór de sluiting van het tractaat van Washington van geen andere aanspraken gewaagd is dan van die met betrekking tot de Ala bama, de Florida, de Georgia en Shennandoah, zal ook nu bij het onderzoek der scheidsrechters over geen andere schepen kunnen worden gesproken. De regec- ring verzekert ten stelligste, dat Engeland met betrekt king tot geen enkel der genoemde schepen in zijn internationale verplichtingen is te kort gekomen, waar door de Yereenigde staten een rechtmatige eisch tot schadevergoeding zouden hebben verkregen. De Britsche regeering erkent artikel 6 van het tractaat van Wash ington als leiddraad voor de beslissing in dit punt, doch zij wijst er tevens op, dat volgens de woorden van dat artikel de nieuwe bepalingen met het oog op de regelen van het volkenrecht moeten worden toegepast, voor zoover deze niet in strijd zijn met de voor deze bijzondere quaestie vastgestelde beginselen. In de tweede en derde afdecüog van het stuk ontwik kelt de Britsche regeering de grondregelen van hare handelingen. Een ware neutraliteit moet, zoo wordt betoogd, onpartijdig zijn. Dit zou niet het geval wezen als op de bande ingen van een neutrale mogendheid de politieke betrekkingen die vóór den oorlog tusscken de oorlogvoerende mogendheden hadden bestaan invloed konden uitoefenen, en als de patenten voor oorlogssche pen door een oorlogvoerende regeering uitgereikt, niet werden erkend, al had ook de neutrale mogend heid de politieke souvereiniteit van de mogendheid die de patenten uitreikte niet erkend. De voorwaarden waaraan de patenten voor oorlogsschepen moeten vol doen, zijn nauwkeurig omschreven evenzeer als de rechten die een schip dat een zoodanig patent bezit ge niet. Het onderscheid tusschen de handelingen, waar door een neutrale haven een vijandelijk operatie-ter rein en die welke algemeen als handels operatiën worden erkend, is eveneens zorgvuldig aangegeven. De belangrijkste stellingen die worden ontwikkeld hebben betrekking op de hoofdzaak der quaestie n. 1. of de Britsche regeering de maatregelenwaartoe zij verplicht was, had genomen. Hieromtrent wordt betoogd, dat vreemde staten van ieder land, waar de uitvoe rende macht aan de wetgeving is onderworpen, mogen verwachten: 1° dat de wetten zoodanig zijn ingericht, dat zij de regeering in staat stellen, om alle hande lingen, die in strijd zouden zijn met de internationale verplichtingen, te beletten en 2<> dat voor zooverre het noodig is deze wetten ook door de regeering worden toegepast. Vreemde staten hebben echter, wanneer zulke wetten bestaan, geen recht om te vorderen, dat de uitvoerende macht daarvan in een enkel geval zal afwijken, om benadeeling van een vreemden staat of burgers te voorkomen. Uit deze stellingen wordt de conclusie getrokkendat men van geen enkele regee ring meerdere waakzaamheid ten aanzien van interna tionale verplichtingen kan verwachten dan beschaafde regeeringen gewoon zijn ten aanzien van hun eigene binnenlandsche aangelegenheden toe te passen. Over de beschuldigingen van Amerika wordt in het Engelsche stuk weinig gesprokenomdat de weaer- zijdsche klachten tegelijk door de scheidsrechters moeten behandeld worden. Slechts vindt men er eene weder legging in van de klacht over opzettelijke onwelwil lendheid en de ongunstige stemming die de Engelsche regeering gedurende den oorlog voortdurend tegenover de Vereenigde Staten bad aan den dag gelegd. Voorts wordt o. a. nog herinnerd, dat reeds, voor dat de Alabama van stapel liep, in 1861 een menigte gewapende vaartuigen in de zuidelijke havens waren uitgerust en dat de Amerikaansche regeering, hoewel zij niet in staat was, om aan de bewegingen der Alabama een einde te maken, toch ongeveer 1200 vaartuigen om verschillende redenen wegnam en verwoestte. De klacht van Amerika dat de Noordelijken in de Engel sche havens steeds in de ongunstigste positie verkeer den, wordt door de Engelsche regeering krachtig bestreden. De Engelsche regeering meent alles gedaan te hebben wat hare verplichtingen als neutrale mogendheid haar oplegde, en dat zi) recht had op de erkenning van hare verdienste te rekenen, bewijst zij door de overlegging van de schriftelijke dankbetuigingen die zij van den Amerikaansclien gezant bij verschillende gelegenheden heeft ontvangen. Scetijfcingm. Uit de haven van Vlissingen naar zee vertrokken de Engelsche schooner Zoragezagvoerder Sture, in ballast. Dit schip heeft te Vlissingen in averij gelegen met gebroken roer. Graanmarkten enz. Rotterdam, 5 Februari. Van Zeeuwsche, Vlaamsche, Flakkeesche en Overmaassche tarwe hadden wij heden weder een geregelden aanvoer; puike soorten vonden sieepend tot 25 cents verlaging plaatsing, mindere slechts gedeeltelijk tot 40 cents verlaging te plaatsen. Voor de goede en puike jarigen bedong men van /11.75 a /11.25, voor de minderen van 10.25 a 11.25, voor de goede en puike nieuwe van 11.75 a 11.25 en voor de min dere van f 10.25 a 11 per mud; rogge bij ruimen toevoer slechts gedeeltelijk te plaatsen tot 20 a 30 cents per mud verlaging. Nieuwe Zeeuwsche en Vlaamsche bracht van /8.5Ca/8.75 en Noord-Brabantsche van /7.25 a/8, jarige Zeeuwsche en Vlaamsche van 8.50 a 8.25 en Noord-Brabantsche van f 7.75 a 7.25 per mud op; gerst bij ruimen aanvoer in beide soorten tot 30 cent per mud verlaging gedeeltelijk verkocht; voor de winter be steedde men van f 6.25 a 6.40 en voor de zomer van f 5.40 a 5.20 per mud; ba;er ruim ter veil, vraag zeer beperkt en gedeeltelijk tot 20 cents per mud lager afge geven. Voor den lange bedong men van /3a/ 3.50 en voor den korte van f 3.25 a f 4 per mud, terwijl men voor 80/86 pond inlandsche voer 7.75, 72/76 pond dito f 7.50 a f 7.70 en 68/70 pond dito 7.25 per 100 kilo bedong; boekweit werd heden weder ruim aangeboden; voor de Noord-Brabantsche bedong men van 235, /237, 240 en nieuwe Fransche 205alles per 2100 kilo; paardenboonen bij ruime aanbieding van 6.50 a 7 per mud moeilijk te plaatsenduivenboonen ruim aangebo den van 7.50 a 8 per mud; witteboonen waren heden ruimer ter veil; puike soorten als vorenmindere tot 50 cents per mud verlaging opgeruimdWalchersche 14.50 en Zeeuwsche naar deugd van f 11 f 13 per mud; bruineboonen bij ruimen toevoer in drooge qualiteit als voren langzaam te plaatsenmindere 50 cents Jager afgegeven; Walchersche 13.50 a 13.75 en Zeeuwsche

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 3