Inmiddels heeft de nationale vergadering gisteren met J
422 tegen 239 stemmen het wetsontwerp op de verhoo
ging en wederinvoering der zeevaartrechten aange
nomen.
In Versailles was gisteren het niet onbelangrijke ge
rucht verspreid, dat de regeering haar wetsontwerp
regelende de nieuwe militaire organisatieniet aan de
nationale vergadering indienendoch zich vereenigen
zal met het ontwerpzooals het door de commissie voor
de leger-organisatie in overleg met de militaire commis
sie is vastgesteld. Dit gerucht behoeft alleszins bevesti
ging, en wanneer het blijkt waarheid te zijn, dan zou het
een bewijs wezen dat het votum der vergadering van den
20cn Januari voor Thiers goede vruchten gedragen heeft.
Voor het oogenblik echter komt ons een zoo grootemate
van toegevendheid bij den president der Fransche repu
bliek nog zeer onwaarschijnlijk voor.
De debatten over de bogrooting van het ministerie van
eeredienst zijn gisteren in het Pruisische huis van afge
vaardigden ten einde gebracht. De nieuwe minister, de
heer Falk, heeft verklaard dat om verschillende rede
nen de ontwerpen, welke in de troonrede aangekondigd
zijn, in dit zittingjaar niet zullen kunnen inge-
diènd worden, en dat hij van de ontwerpen, welke reeds
door zijn voorganger ingediend waren, alleen dat op het
schooltoezicht zal overnemen.
Het hoofd-moment der discussiën was echter de oppo
sitie der partij van het centrum en de redevoering, I
waarmede von Bismarck namens de regeering de aan
vallen der ultramontaansche partij beantwoordde. Naar
aanleiding van de klacht der heeren Mallinckrodt en
Windthorst, dat de opheffing der afzonderlijke atdeeling
voor de katholieke kerk aan het departement van eere
dienst onwettig was en van minachting der belangen
der katholieke onderdanen getuigde, nam de rijkskan
selier namens de regeering het woord. Hij noemde de
vorming der centrum-partij niet alleen een politieke fout
maar ook eene daad in strijd met de belangen van het
vaderland. De strijd der ultramontanen tegen den staat
beoogde de verdeeling van den staat in onderling vijan
dige confessioneele groepen; de ware geest en het eigen
lijk doel dezer partij openbaarden zich voldoende in de
pers en bij de verkiezingen. Von Bismarck verklaarde
daarna hoe hij zich in dit opzicht in de vaderlandsliefde
der Duitsche katholieken teleurgesteld zag.
Na deze algemeene beschonwingen, die meer in den
rijksdag dan wel in den Pruisischen landdag te huis
behoorden, ontwikkelde von Bismarck de gronden die
tot de opheffing van de afdeeling in quaestie geleid had
den. Hij voegde er bij, dat hij reeds vóór vier jaren aan
den koning de opheffing dezer afdeeling bad aangeraden
en voorgedragen. Aan het slot zijner redevoering maakte
de Pruisische premier weder voor den Duitsehen rijks
kanselier plaats. Met heftigheid trok hij tegen de ge-
heele Duitsch-ultramontaansehe pers te velde en gaf
haar den naam van „Franschgezinde pers der Rijnland-
sche confederatie," omdat de eenstemmigheid dezer pers
zoowel in middelen als in doel zich tot Genève en nog
verder in den vreemde uitstrekte.
Deze woeste uitval tegen de grootste vijanden van het
nieuwe Duitsche rijk kenschetst weder de wijze, waarop
de regeering het ultramontanisme bestrijdt. Met strenge
strafbepalingen en grove beleedigingen wordt de macht
der jezuiëten niet gefnuikt, en dergelijke heftige
redevoeringen kunnen er slechts toe leiden, om hun
aanzien en hunnen invloed by de menigte te doen toene
men, omdat deze daarin niets anders kan zien, dan dat
de regeering de aanvallende, en de geloovige priesters
de onderdrukte partij zijn.
Uit Barcelona wordt bericht dat in de laatste dagen
aldaar eenige opgewondenheid en onrust heerscben.
Met moeite heeft de politie, zonder hulp der militaire
macht, de orde weten te handhaven, ofschoon eenige
pistoolschoten uit de menigte gelost werden. De gouver
neur der provincie heeft naar Madrid getelegrafeerd,
dat de ongeregeldheden niet van ernstigen aard waren
en de justitie een ijverig onderzoek instelde. Dergelijke
tijdingen kan men ongetwijfeld voor den afloop der ver
kiezingen nog menigmaal uit Spanje tegemoet zien.
Italië.
Onder de veelomvattende hervormingsplannen, welke
door het Italiaanscho ministerie aan de kamer van afge
vaardigden ingediend en door deze weder aan de ver
schillende eommis8iën in handen gesteld zijn, nemen
de voorstellen van den minister van marine, den heer
Ribotti, een eigenaardige plaats in. In vergelijking toch
tot de voordrachten der andere departementen van be
stuur kan men deze plannen waarlijk bescheiden noemen.
Deze goede eigenschap zal er dan ook waarschijnlijk
niet weinig toe bijdragen, dat deze voorstellen tot wet
verbeven zullen worden.
In hoofdzaak komt het plan van den heer Ribotti tot
reorganisatie der marine op het volgende neder. De
minister vraagt tot verwezenlijking daarvan een buiten
gewoon krediet van 35,750,000francs, gelijkelijk te ver-
deelen over de volgende vijfjaren. De vloot zal tenminste
uit de volgende voor hetmecrendeel gepantserde bodems
bestaan: 12 linie-schepen, 3 fregatten, 7 corvetten,
4 kanonneerbooten der eerste en 8 der tweede klasse,
3 advies-jachten der eerste en 4 der tweede klasse,
4 transport-schepen, 1 ramtorenschip, 2 gepantserde
batterijen3 kleinere kanonneerbooten12 ongepant
serde kanonneerbooten, 8 monitors en een aantal kleinere
schepen voor de kustverdediging.
Het personeel der marine wordt in de volgende zeven
categoriën verdeeld: de generale stafhetscheeps-con-
structie-korps, de geneeskundige dienst, dead ministra-
tie, het korps haven-koinmandantende koninklijke
matrozen en de koninklijke fusiliers der marine. De
generale staf zal bestaan uit een admiraal met 15,000
francs traktement, twee vice-admiraals met 12,000francs,
8 schouten-bij-nacht met 9000 francs31 kapiteins der
linie-schepen met 7000 en 6000 francs, 26 kapiteins der
fregatten met 5200 francs, 163 luitenants le klasse en
142 luitenants 2e klasse met 4500 tot 2000 francs en 180
adspirant-officieren met 1500 francs. Bovendien wordt
nog een korps van 40 officieren, bestemd voor den seden-
tairen dienst, gerekend tot den general en staf te behoo-
ren. Verder telt de marine nog 10 kapelaans met den
rang van kapitein en een traktement van 1800 francs en
de officieren der machinerie en van het arsenaal.
De gezamenlijke kosten voor den generalen staf der
marine worden door den minister op jaarlijks 2,193,700
francs geschat. Voor de administratie berekent de minis
ter een jaarlijksche uitgave van 442,000/rawes, voor de
voorgedragen scheepsuitrustingen 1,914,938 francs, voor
het personeel der marine behalve den generalen staf
9,489,042 francs, voor de aanschaffing van oorlogsma-
terieel en den aanbouw van nieuwe schepen 16,990,000
francsvoor de haudelsmarine 742,600 francs en voor on
voorziene en buitengewone uitgaven 583,700 francs.
Uit het restant der aangevraagde som stelt de minister
voor, de voltooing van het arsenaal te Spezzia, de op
richting van een arsenaal te Tarento en het herstel van
het arsenaal te Venetië te bekostigen.
De commissie uit de kamer, belast met het uitbrengen
van het rapport over de voordracht van den minister
van marine, heeft in hare zitting van Zondag dit voorstel
met groote meerderheid van stemmen onveranderd aan
genomen.
Zondag heeft te Rome de eerste der maandelijksche
bijeenkomsten plaats gehad, ingesteld met het doel om
uitsluitend voor den paus te bidden. De kerk der heilige
Magdalena was propvol. Onder de aanwezigen merkte
men vele voorname personen op, benevens de afgevaar
digden der katholieke comité's uit Duitschland, Enge
land, Oostenrijk, België, Spanje, Frankrijk, Nederland,
Zwitserland en de(Vereenigde'staten, „die den 24en dezer
maand voor den troon van Pius IX tegen hunne regee
ringen protesteerden, omdat dezen door de overbrenging
harer gezanten naar Rome zich mede schuldig gemaakt
hebben aan den door Italië gepleegden roof, en verklaar
den gekomen te zijn om hunne afkeuring over de schan.
delijke aanranding te kennen te geven," zooals de Voce
della Verita meldt. Van eenige grondeigenaars ontving
de paus dien dag een korf met bloemen en vruchten, op
Romeinschen grond geteeld, om hem te dauken voor
hetgeen hij tot bevordering van den landbouw gedaan
heeft en als protest tegen de ontelbare aanvallen,
waaraan hij blootstaat.
ftïcngclvorrk.
EEN T U*N NEL ONDER DE ZEE.
Behalve het plan om een betere communucatie
tusschen Dover en Calais tot stand te brengen door
stoomschepen waarop men spoortreinen zou kunnen
overvoeren, en dat in den laatsten tijd ernstig werd be
sproken, bestaat, gelijk men weet, ook het voornemen
om eene verbinding tusschen Frankrijk en Engeland
te maken door een tunnel door het Nauw van Calais.
Thans is eene maatschappij opgericht onder den naam
„Compagnie du Tunnel."
Het denkbeeld om een tnnnel door het Nauw van Calais
te maken, heeft zijn ontstaan voornamelijk te danken
aan den heer Thomé de GamoDd, die jaren achtereen
den geologischen toestand van den bodem in het Pas du
Calais heeft onderzocht. Hij acht het waarschijnlijk, dat
de krijtlagen die zich zoowel aan de Engelsehe als
aan de Fransche zijde bevindenzich onder het kanaal
uitstrekken, elkander aldaar ontmoeten, en dat er geene
scheiding maar volkomene samensmelting bestaat. De
heer Gamond heeft zelfs, na zijne onderzoekingen in 1855,
als zijne overtuiging uitgesproken, dat er geene afwij
kingen of zijaders in de krijtlaag zullen bestaan en men
niet behoeft te vreezendat het zeewater door eenige
spleet of scheur zou binnendringen. Het spreekt van
zelve dat deze meening slechts voor hooge waarschijnlijk
heid kan gelden, maar dat zij geene zekerheid verschaft.
Het door den heer Gamond in 1856 aangeboden plan
werd zoowel in Frankrijk als in Engeland druk bespro
ken. De beide punten die verbonden zouden worden,
waren kaap Grasner aan Fransche en Eastware Point
aan Engelsehe zijde. Sedert dien tijd heeft men een
kleine afwijking in de aanvankelijk aangenomen richting
voorgesteldde tunnel zou nu door den zoogenaamaen
Banc de Varne gaan. Deze bank deelt de zeeëngte in
twee kanalen ieder ongeveer van dezelfde breedte, en de
heer Gamond stelt voor die bank tot middelpunt der
uitgravingen te nemen en daarop midden in het Nauw
van Calais een haven te make".
net plan van den heer Gamond werd intusschen
onderzocht door den Engelschen ingenieur Low die
vooral de quaestie der ventilatie gedurende de werk
zaamheden bestudeerde. Men had gedacht over de
oprichting van een soort hooge tore*s op den tunnel,
doch de heer Low stolde voor om eenvoudig mijngangen
te maken en de lucht daarin te laten circuleeren evenals
in de steenkolenmijnen geschiedt. Twee evenwijdige
mijngangen door kleine dwarsgangen verbonden vormen
een netwerk voor ventilatie en tevens het begin voor
grootere uitgravingen. Deze mijngangen zouden ver
volgens in twee evenwijdige tunnels worden veranderd.
De heer Low onderzocht het boorsel der artesische put
ten van Calais en Harwich, cn verzekerde dat de bodem
aan beide zijden van het kanaal gelijksoortig was. De
tunnel zou voornamelijk door mergelachtig of grauw
krijt gaan wat zeer gemakkelijk was om te uit graven.
Nadat de heeren Low en de Gamond zich met elkander
in betrekking hadden gesteld, vereenigden zij zich met
den heer Hawskshaw, een groot Engelsch bouwmeester,
die de peilingen zou bewerkstelligen. Deze vond aan de
Engelsehe kust het krijt tot een diepte van 470 voeten
onder de zee (170 voeten wit krijten verder grauw krijt);
aan do Fransche zijde vond hij tot 750 voeten krijt (270
voeten wit krijt en 480 voeten grauw krijt). Het door de
drie ingenieurs opgemaakte rapport verklaarde:
„1° Dat men gegronde lioop mocht koesteren, dat het
werk om den tunnel te maken kan worden volbracht,
-maar dat het dwaas zou zijn te ontkennen, dat er eenige
gevaren aan verbonden zijn.
„2° Dat het ergste van die gevaren bestaat in de mo
gelijkheid, dat het zeewater in zoo aanzienlijke hoeveel
heid een weg vindt naar de werkendat men het niet
meer zou kunnen verwijderen; zonder dit gevaar gaat
de arbeid in krijt gemakkelijk en snel voort, en is de
aanleg van den tunnel slechts een quaestie van tijd en geld.
„Er is geen enkele reden om te gelooven, dat de tunnel
meer dan 10 millioen pond sterling kosten, en niet bin
nen 9 of 10 jaren zou zijn voltooid.
„De quaestie der gevaren zou geheel kunnen worden
beslist door op iedere zijde putten te graven en de voor-
loopige mijngangen ver uit te strekken. Indien dit
gedeelte van het werk zonder gevaar wordt volbracht,
zouden de verdere werkzaamheden slechts bestaan in
gewone uitgravingen.
„De uitgaven voor dit voorloopige werk zoudon waar
schijnlijk millioen pond sterliug bedragen en in geen
geval 2 millioen overschrijden. De risico van de voorberei
dende werkzaamheden zouden de Fransche en Engelsehe
regeeringen ten haren laste moeten nemenindien na
onderzoek der.e regeeringen zich overtuigd zouden
hebben van de belangrijkheid van het werk en de waar
schijnlijkheid van zijne voltooiing."
Het comité dat dit rapport bad laten uitbrengen, vroeg
aan de Fransche regeering eene garantie ten behoeve
van de voorbereidende werkzaamhedendoch deze werd
geweigerd, en thans is eene maatschappij opgericht, die
het werk voor eigen rekening en gevaar wil ondernemen.
Op andere plaatsen zijn reeds mijngangen gegraven,
die zich ver onder de zee uitstrekken, zooals in Cornwal
lis en te Whitehaven. De gangen van de mijn Botallack
reiken bijna een kilometer onder de zee. Te Whitehaven
zijn mijngangen die zich in een rechte lijn vijf kilome
ters ver onder de zee uitstrekken en meer dan 200
meters onder de bedding der zee liggen. Te Whitehaven
hebben nooit ongelukken plaats gehad: te Workington
is de mijn geïnnundeerd door inbraak van de zee in
een kort bij de kust gelegen mijngang. De gevaarlijkste
punten in alle mijnen van Cornwallis en die het meeste