derwaarts roepen. De leden van het kabinet trachtenj naar het schijnt, de gemoederen van hen die wellicht I door de discussiën en meetings gedurende het reces van j hen vervreemd zijnweder tot bedaren te brengen en te verzoenen. j De heer Gladstone laat den ontevredenen weten, dat j het gouvernement geen plan heeft om eenè subsidie te i verstrekken aan de katholieke universiteit van Ierland. De heer Bruce heeft aan een deputatie van kroeghouders te Burton, Edinburgh en Dublin de verzekering gege- j ven, dat de wet op het misbruik van sterken drank die j hij gereed maaktevenmin hunne belangen als de wet- j tige uitspanningen der bevolking benadeelen zal. De j heer Bright eindelijk, die te dezen opzichte onge- j twijfeld de raeening uitdrukt zijner vroegere ambtgenoo- j ten verklaart dat de nationale Ieren geenszins mogen j rekenen op den steun der Engelsche liberalen. Men kent alzoo de meening van het kabinet betreffende I drie vraagstukken waaruit men tegen 't kabinet zelve een wapen smeden wilhet katholieke onderwijs in Ierland, de verkoop van sterke dranken en de beweging ten i gunste van de Home-Rule. Deze meening is van dien 1 aarddat zij de tegenwoordige meerderheid der kamer bevredigen kan, aan welke het ministerie, teneinde j de fouten van het vorige jaar te ontgaan, vooreerst slechts drie wetsontwerpen zal voorleggen1<> betref- j fende de geheime stemming; 2" betreffende de onderwijs- i qnaestie in Schotland; 3° betreffende de exploitatie der i mijnen. Met het oog op de voorstanders der wel op bet mis bruik van sterken drank schrijft de correspondent van een Duitsch blad het volgende: „De matigheidsgenootschappen die bun naam oneer j aandoen, omdat zij in het drinken van water onmatigheid prediken, en het genot van sterke dranken volstrekt i verbieden willen rusten zich met het oog op de toe- komstige parlements-zitting ten strijde uit. Zij zullen de 100,000 pd. st, waarmede zij hun doel krachtig denben te bevorderen weldra bijeen gezameld hebbenen daarna willen zij met allen ernst tegen de bestaande wetgeving I storm loopen. Zij die goed bekend zijn met de oud-Ger maanse be, godenleer, nemen aan, dat de godsdienst van J Wodan door een „watergodsdienst" voorafgegaan is, waar- j van in het latere geloof onzer voorvaders nog duidelijke i sporen te ontdekken zijn. De teetotalers willen ons hlijk- J baar weder tot een watergod3dienst brengen. Of hunne j leer geschikt is om de hartstochtendie door het ge- j bruik van geestryke dranken geprikkeld wordentot kalmte te brengen, mag men na eenige gebeurtenissen j van den laatsten tijd betwijfelen. „Ik zeg „watergodsdienst", niet om te schertsenmaar met goede bedoeling, want onder de vele geloofsvormen, welke by de volkstellingen der EngelBchen worden aan- gegeven, vindt men ook de teetotalers ais een godsdien- stig genootschap vermeld. En gelijk het zooal gaat, heb- ben zich onder dat teetotaler- of matigheidsgenootschap i' menigvuldige kerkelijke schakeeringen gevormd die elkander met al den ijver aanvallen, waartoe hunne christelijke liefde hen in staat stelt. Eet voortdurend gebruik van water en niets dan water schijnt daarbij in het minst geen kalmeerenden invloed uit te oefenen. In- j tegendeel het verwekt zekere koelbloedige beradenheid, die eigen is aan de zeemonsters welke in de diepte hui- zen, waar het er schrikwekkend uitziet. „Men zal er dus niet over verwonderd staanals men hoort dat twee dezer matigheidsgenootschappen elkan der onlangs te Woolwich een waren slag geleverd hebben. j De eene dier partijen voert den naam van „Christelyke vereeniging tot bestrijding der onmatigheid," terwijl de andere zich den naam heeft gegeven van „Goede tempel ridders." Voor zoover men uit de berichten, die gelijk bij alle godsdienstige twisten in een geheimzinnig duis ter gebuid zijn, bespeuren kan, is de „Christelijke veree- niging" het meest onderdanig aan de zuivere leer, terwijl de hoede tempelridders, die van hun middel- j eeuwsche voorouders van dienzelfden naam zekere opge- ruimdkeid geleerd hebben, de matigheid aan de vroo- j lijkheid trachten te paren, en ongewone gebruiken in j hunne vereeniging hebben ingevoerd, en wel van dien aard, dat de watergodsdienst daarbij minder of meer schipbreuk geleden heeft. „Daarop brak de strijd losen hoe zonderling ook de vrijmetselaarszaal te Woolwich werd door de Christelijke vereeniging afgehuurd met, het doel om er eene vergade ring te houden, en daar vlogen de vrome dwepers elkan der geducht in het haar. De Christelijke vereeniging had zich aanvankelijk aan hare zegevierende tegenstan ders pogen te onttrekken, door vroegtijdig de zaal te bezetten en de deur te sluiten. Ook had de voorzitter by zijne openingsrede met het oog op genoemde maatre gelen, reeds snoevend verzekerd, dat hij nu uitmuntend de orde zou kunnen handhaven. Ja, hij was zoover gegaan dat hij de lasterlijke verklaring aflegde liever een glas ale te nemen en verdoemd te zijn, dan de ongepast heid te dulden, waaraan de tempelridders van Woolwich zich sinds jaren schuldig maakten. Doch nauwelijks had hij deze woorden gesprokenof de tegenpartijdie alle pogingen aanwendde om de deur open te brekenslaagde in haar plan en drong stormend de vreedzame zaal binnen. „De eerste strijd, die er ontstond, werd gevoerd over de tribune. De Goede tempelridders poogden die te bemachtigen, teneinde er een voorzitter naar hunne keuze op te verheffen, hetgeen door hun meerdere vuist- kracht eindelijk ook gelukte. Daarna werden de leden der Christelyke vereeniging op geheel strategische wijze uit het midden der zaal naar het achtereinde gedreven. De tempelridders konden hunne tegenstanders niet ge heel en al uit het veld slaan, doch zij slaagden er in om zich vau de voornaamste stellingen meester te maken, en toen men tot de keuze van de bestuursleden der ver eeniging, voor bet volgende jaar, overging, zegevierden de tempelridders over de geheele linie, en vorderden van de tegenpartij de overgave van de boeken en alle verdere eigendommen der vereeniging. De verslagenen teekenden daartegen protest aan. Intusschen hieven de tempelridders en de aanhangers der Christelyke vereeniging beurtelings lofzangen aan, lazen bijbelspreu ken voor of stonden op om te bidden. Deze kattenmu ziek der vijandelijke secte van het watergeloof werd be sloten met den lofzang: „Prijs den Heer, van wien alle zegen komt!" Daarmede liep de stichtelijke vergadering teu einde, en de wereld had andermaal geleerd, waar het godsdienstig fanatisme heenleidt, zelfs wanneer het een onschuldig voorwerp zooais drinkwater tot zyne aanbid ding kiest." Eelgische brieven. Brussel 28 Januari. Dc kamer heeft in de afgeloopen week een wetsont werp-aangenomen, waarbij aan de regeering een krediet van 16,400,000 francs wordt verleend voor de spoorwe gen, en zij heeft een voorstel van den heer Brasseur en zijne vrienden der linkerzyde, om een parlementaire enquête in te stellen naar de handelingen der administra tie verworpen. De heeren Frère OrbanBara en Sainc- telette, het toekomstige ministrieele trio, hebben met de clerical en tegen de enquête gestemd. Wat zegt ge er van Deze heeren zien in de toekomst. Wie weet of voor hen niet een dag zal aanbrekenwaarop zij van de bank des ministers eeu gelijk voorstel tegen de onder hun bewind gevoerde administratie zullen moe ten bestrijden? Zij hebben reeds nu hoewel zij nog drommels ver van het bewind verwijderd zijn gezorgd zich op een alibi te kunnen beroepen. De zittingen der kamer waren in de laatste week ook gekenmerkt door een andere gebeurtenis, die, hoewel niet opgeteekend in de parlementaire jaarboeken, echter belangrijk was. De heer Hubert Brasseur, de afgevaardigde van Pbilippevillede rechterhand van den heer Langrand Dumonceauwel te verstaan zoolang zijne linkerhand de goudstukken kon aannemen, die hij voor zijn twijfelachtige diensten had bedongen, de heer Brasseur is terechtgesteld. Men herinnert zichdat hij na de volksbeweging, ten gevolge van de benoeming van den heer Pierre de Decker, zich uit de kamer had verwijderd met de verzekering dat hij eene memorie ter verklaring en rechtvaardiging ging opstellen. Welnu, de heer Brasseur verscheen in de afgeloopen week in de kamer zonder eene memorie ter rechtvaardiging, en, in de meening dat men zyne belofte zou hebben vergeten, ging hij naar zijn gewone plaats tusschen zijne collega's van de rechterzijde. Ieder ging toen hij passeerde, uit den weg. Hij verbleekte doch maakte bonne mine a mauvais jeustreed tegen zijne aandoeningen, herstelde zich en ging zitten. Onmiddellijk stonden alle afgevaardigden in zijne nabijheid de een na den ander op; het werd ledig rondom hem; hij bleef alleen Twee, drie dagen achtereen wilde de heer Hubert Brasseur aan de stoutmoedigheid offerenen zich ver zetten tegen de veroordeeliug van zijne collega's, en iederen dag werd dezelfde executie herhaald Het was verschrikkelijk. Ik kan aan de rechterzijde slechts éene zaak verwijten, n. 1. dat zij niet eveneens handelde tegenover den beer do Laet, den Antwerpsehen afgevaardigde die den heer Rijswijckden Vlaamschen journalist, liet veroordeelen tot eene vergoeding van 10,000 francs wegens laster, hem, daar hij niet kon betalen, liet gijzelen, totdat hij onherstelbaar ziek werd (hy stierf kort nadat zijne vrienden hem hadden bevrijd door de verschuldigde som bijeen te brengen) en die later werd veroordeeld, om de som terug te geven, omdat was gebleken dat de door den heer Rijs wijck hem ten laste gelegde feiten volkomen juist en volkomen overeenkomstig de waarheid waren. Welnu, de heer de Laet zit nog altijd in de rechter zijde, en declericalen drukken hemde hand.... Waarom twee gewichten en twee maten? Waarom de heer Bras- seur zoo verpletterend veroordeeldhoewel hij in ieder geval minder schuldig is dau de heer de Laet? De reden hiervoor ligt in het dossier Brasseur, dat hier is ontleed. De rechterzijde vergeeft den heer Brassenr niet, dat hij al haar politieke coryphaeën heeft aan de kaak gesteld en hen met scherpe trekken heeft geteekend. En dit is nog niet alles. De rechterzijde zou den heer Brasseur gaarne dwingen om zijn ontslag te nemen. Om lietn daartoe te noodzaken heeft de rechterzijde de meest afdoende redenen. Zij heeft vernomen dat de heer Wilmar, tegen wien de heer Brasseur eene actie wegens laster heeft ingesteld, voornemens was om een tweede «fossü?r-Brasseur publiek te maken, met nog schandelijker onthullingen voor de katholieke party dan het eerste dossier bevatte. Om dit gevaar af te wenden hebben leden van de rechterzijde den heer Wilmar be zochten hem gevraagd of hij de uitvoering van zijne bedrei ging zou willen opgeven onder voorwaarde, dat de heer Brasseur zou toestemmen om zijne aanklacht in te trek ken en zijn ontslag te nemen als afgevaardigde. „Ik ver lang niets liever, hernam de heer Wilmar. Laat hij zijne aanklacht laten varen en zijn ontslag nemen, en ik zal het tweede dossier vernietigen." De bisschop van Namen die indertijd zijne geestelijk heid ten dienste van den heer Brasseur had gesteld, om hem te doen verkiezen, beeft, toen hij deze zaak had vernomen, aan zijne geestelijken bevel gegeven, om in het vervolg den heer Brasseur te bestrijden, omdat deze zich zijn mandaat onwaardig had betoond. Tevens had men gezorgd als tusschen persoon iemand die veel invloed heeft naar den heer Brasseur te zenden, om bem op de hoogte te bonden van betgeen voorviel, hem de onmo gelijkheid van zijne herkiezing aan te tooneu en hem te bewegen om onderhandelingen te openen met den gevol machtigde van den heer Brasseur op de grondslagen van intrekking der aanklacht van laster en nederlegging van zijn mandaat als afgevaardigde. De heer Brasseur begreep alles, en beloofde zijn ontslag te zullen nemen. Hij stelde een ontwerp van een compromis op,dat door den heer Wilmar niet werd aangenomen. Ter wijl de onderhandelingen plaats hadden, verklaarde de beer Brasseur dat, alvorens zijn ontslag,te nemen, zijn be- lang medebracht, dat hij in de kamer verscheen, om ten minste door de rechterzijde, door zijne politieke vrienden, te worden gerehabiliteerd, gerehabiliteerd op dezelfde twijfelachtige wijze als de heer de Laet. Welnu gij weet reeds uit het voorafgaande hoe het hem is vergaan. De heer Brasseur wil nu zijn ontslag niet meer nemen en verklaart aan ieder die het wil hooren, dat hij over vloedige middelen bezit om de rechterzijde te compro- mitteeren, en dat hij die allen zal aanwenden. „Ha zou hij gezegd hebben zij hebben mij losgelaten, welnu, ik zal hunne geschiedenis vertellen en het land zal hen op hunne beurt loslaten!" Laat ons de stichtelijke open baringen over deze vrome partij afwachten, die voorgeeft het monopolie van zedelijkheid, van godsdienst te bezitten. De greve is totaal geëindigd, tot groote beschaming van de Internationale. Voor haar is deze uitkomst een waar Waterloo, en de berichten uit het kolenbekken van Charleroi voorspellen geen terugkeer van het eiland Elba. De werklieden hebben eindelijk ingezien, dat de leiders der Internationale niets anders bedoelen, dan om hen te exploiteeren en geenszins om hunne belangen te bevorderen. Graanmarkten enz Rotterdam, 30 Januari. Ter markt van heden waren aangevoerd: 966 runderen, 106 vette, 28 nuchtere kalve ren, 39 schapen, 337 varkens en biggen. Runderen le qnal. 80, 2e qual. 60 centkalveren le qual. 120, 2e qual. 100 cent: schapen 80 cent per kilogram. ViiissiNGEN, 30 Januari. Boter 1.12 a f 1.08 per ki logram. Prijzen ran effecten. Amsterdam 30 Januari 1872. Nederland. ♦Certiüc. Werkelijke schuld. 2^ pet, 57$ ♦dito dito dito 3 66|- ♦dito dito dito 4 88$ ♦Aancl. Handelmaatschappij 4$ 134 ♦ditoexploitatie Ned. staatssp 124 België. ♦Certificaten bij Rothschild 2$ 58 Frankrijk. ♦Inschrijvingen3 52$ ♦dito5

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 3