neërgelatendoor middel waarvan het schip, ongeveer 200 ton metende, met slijk wordt volgeladen. Zoodra het vaartuig geladen is wordt in plaats van de bagger machine de schroefas in verbinding gebracht met de stoommachine, waarna het schip met een achtmijlsvaart naar een diepte van 80 of 50 vademen water vaart om daar de lading slijkdoor het openen van zijn luiken in een oogenblik te lossen. Op die wijze kan dit vaar tuig 500 tot 1000 ton slijk per dag baggerenzoodat de kosten, vergeleken bij die van gewone baggermolens, aanmerkelijk minder zijn. Volgens the Times zal op het Engelsch budget van marine 1872/73 waarschijnlijk een post voor den bouw van een vaartuig gebracht wordenwelks wape ning bestaan zal in eene torpedo-artillerie onder de wa terlinie. „Voor eenigen tijd, zoo schrijft genoemd blad nogwerden proeven genomen met den Whïteheadschen drijftorpedo, nadat de uitvinder met de Engelsche regee ring eene overeenkomst getroffen haddat hijbijaldien de torpedo de door hem verzekerde kracht ontwikkelde, de som van 15000 pond sterling zou ontvangenterwijl de regeering daarvoor het recht kreegom den torpedo als een deel der nationale krijgstoerusting aan te wen den. Bij de proefneming nu was het effect van den tor pedo zoo krachtig, dat het zelfs de verzekeringen, welke de uitvinder daaromtrent gegeven had, nog overtrof, zoodat hem de overeengekomen; som werd toegekend. Daar de bouw van het nieuwe vaartuig ondernomen wordt om den torpedo als nieuwen vorm der zee-artille- ri* verder te beproeven, kan men aannemendat het aio proefschip van zeer beperkte afmeting zijn zal. Het feit dat de torpedo zoo goed gewerkt heeftdat de regeering er znlk een aanmerkelijke som voor betaald heeften de admiraliteit plan heeft een nieuw schip te bouwen, om zijne deugdelijkheid als nieuwe onderzee- sche artillerie voor onze vloot te beproeven, schijnt ook aan te duidendat er volstrekt geen twijfel bestaat of de torpedo zal in de praktijk met schitterend gevolg aangewend kunnen worden. Wanneer het nu in de prak tijk blijken zaldat een vaartuig zijn torpedo-geschut op een gegeven afstand van den waterspiegelbijv. 7 of 12 voet onder de waterlinie dragen kan dan zal de natie een herhaalde reconstructie harer vloot behoeven. De pantserplaten zullen tot op den romp van het schip moeten gebracht wordenterwijl ankerkettingskolen, proviand enz. waarschijnlijk boven de waterlinie zal moeten geplaatst wordendaar ongeveer waar thans het gesehut geplaatst is." Burgerlijke stand. Middelburg. Eerste huwelijksafkondiging van den 14en dezer: W. Koster, jm. 24 j. met J. van Leersem jd. 27 j, J. C. Burghardt, jm. 27 j. met M. C. van Eldijk^ jd. 27 j. D. L. Broeder, jm. 25 j. met J. C. van Sluijs, jd. 27 j. (Yan 613 Januari.) Vlissingen. Bevallen: E. G. Naerebout, geb. Mar tens, z. S. M. Demeijne, geb. Ciemmé, z. J. H. L. Stray k, geb. Good, zoons (tweel. doodgeb.). Overleden: C. Wanner, man van S. Brandt, 45 j. J. C. Laffree, d. 5. m. P. Schout d. 4 m. J. Jasperse. Goes. Bevallen: M. Remiju, geb. Remijnsen, d.J.Sloo- ver, geb. den Boer, z. J. Karlauder, geb. Roet, z. A. Koets, geb. van der Gus, d. Overleden: G. H. Vertregt, wedr. van E. Revers thans gehuwd met Adriana de Bruijne, 50 j. C. van der Mei, d. 8 w. Zierikzee. Bevallen: M.C. van de Velde,geb. Haus- ser, d. E. Vaal, geb. Feijen, d. A. Koevoets, geb. Heije- riks, z. C. Mensch, geb. van der Have, z. A. Koevoets, geb. Plaum, d. A. Bilius, geb. de Ronde, z. Overleden: A. Frenk, man van S. Cohen, 74 j. J. Wil- lemse, z. 7£ j. J. Tuinman, man van C. Reijnhoudt, 62 j. Tliermometerstand. 17 Jan. 'sav. 11 u. 38 gr. 18 'smorg. 7 u. 43 gr. 's midd. 1 u. 44 gr. 's av. 6 u. 42 gr. Staten-gener aal. eerste kamer. Zittting van Woensdag 17 Januari. In deze zitting is de beraadslaging over het met Enge land gesloten tractaat nopens den afstand onzer be zittingen ter Kust van Guinea ten einde gebracht. De heer van Bosseminister van koloniënvoerde in de eerste plaats het woord; hij stelde op den voorgrond dat de zaak der bestrijders van dit wetsontwerp gemak kelijker en aangenamer was dan die der verdedigers, omdat de eersten alles wat zij wilden konden zeggen en de laatstenveel dienden te verzwijgen. Toch merkte de minister met genoegen op, dat er verschillende punten zijn, waaromtrent verdedigers en bestrijders der wet eenstemmig oordeelden1° het tractaat van 1867bij het nagaan der geschiedenis van dat tractaat kon men ziep dat reeds in 1867 bij de toenmalige regeering het denk beeld van verkoop der Kust was opgekomeniets wat de vorige en deze regeering geenszins wilden. Er was thans van verkoop geen sprake; de overeenkomst van 1887 was dus niet de bepaalde oorzaak voor de aange vangen onderhandelingen. Eu wat het tractaat zelve aangaat het had zeer ongunstige gevolgen: in plaats van de moeilijkheden van het gemengd bezit op te lossen, wakkerde het die moeilijkheden aan en ons prestige ter Kust verminderde; 2<> is men het eens dat de toestand der Kust in alle opzichten slecht is en voor de eer van Neêrlands vlag veranderen moet; waar die vlag waait moet ze een waarborg zijn voor een werkelijk protecto raat. Waar dit niet het geval is moeten wij onze krach- i tenelders beter aanwendenniet verspillen. Beter is 't dan in Oost-Indië, waar nog zooveel te doen is, werkzaam te zijn; want de deskundigen verklaren eenstemmig dat de Kust niet is te verbeteren. Anderen beweren het tegendeeldoch in elk geval zou dan een budget van 5 a 6 ton voor de Kust gevorderd worden zeker een te zware last voor Nederland, vooral wanneer de uitkomsten twijfelachtig zijn. Immers zou het zeer moeilijk zijn voorde Kust gelijk nu reeds somtijds voor Oost-Indië geschikte ambtenaren te vinden, omdat zelfs al werden de traktementen aanzienlijk verhoogd, nimmer gehuurde ambtenaren er heen zouden gaan, wijl het klimaatzoo niet in het algemeentoch zeker voor Europeesche vrouwen doodend was. Doch ook ora andere redenen beval zich het afstaan der kust boven het behoud aan. Het gemengd bezit was een onophoude lijke aanleiding geweest tusschen de aan Engeland en Nederland onderworpen volksstammen. Ons gezag reikt niet verder dan de kanonnen der forten; dat wasz. i. een onbestaanbare toestand voor 's lands eer. Verder be toogde de minister dat de immigratie door den afstand der Kust niet zou lijden. En wat nu de gevoelens der Elmineezen aangaat die hij grootendeels toeschreef aan Ashantijnsehen invloed hij kon niet zoo onvoorwaardelijk aan hun gehechtheid gelooven, omdat zij ook de hulp van bui- tenlandsche mogendheden hadden verzocht, om Neder land tot zijn plicht te brengen. Beter ware het zeker geweest zich alleen tot den eigen souverein te wenden. Dit nam echter niet weg dat de minister gaarne zou waken voor de belangen der Elmineezen. En dat ge schiedde z. i. door den afstand, omdat de Engelschen een tienmaal grootere natie dan wij, een beter personeel zouden kunnen vinden, en meer industrie naar de kust zouden overbrengen: omdat éen bestuur de oneenigheid onder de verschillende volksstammen zou kunnen doen ophouden. En hierbij bestreed de minister hetgeen omtrent Engelands baatzuchtige politiek was gezegd die baatzucht had ons althans groote voordeelen opge leverd. Ook de minister bestreed de meening,dat hier de eerste schrede zou worden gezet op den weg tot over gave van koloniën, met name de West-Indische. Daartoe bestond hoegenaamd geen planwant de toestand ter Kust en in de West verschilde hemelsbreed. In de West is een Europeesche colonisatie; daar oefenen wij volko men het gezag uit, en er zou dan ook geen sprake kun nen zijn van zulk een afstandtenzij deze door de voordeelen onwederstaanbaar ware of in geval van wapengeweldwaaraan zeker niet - te denken vielin geval van zelfstandigheid der koloniën, hetgeen mis schien nog wel eene eeuw ver verwijderd was, of op aanzoek en overreding van vreemde mogendheden. Daarvan was echter nimmer iets vernomen en voor de toekomst bestond in dit opzicht evenmin vrees. Inte gendeel waren ons voor eenigen tijd koloniën aangebo den, doch die overname achtte de minister niet geraden. Ten slotte stelde de minister nader het verband in het licht tusschen de verschillende tractaten en de voordee len van dat betreffende Sumatra. De heeren Hartsen, Messchert van Vollenhoven en van Rhemen van Rhemenshuizen repliceerden daarna. Zij drongen hun bezwaren tegen het wetsontwerp nader aan zoowel om het belang der eer en de waardigheid des lands, als omdat der ons zoo getrouwe bevolking. De bezwaren door hen aangevoerd warennaar het oor deel van den tweeden spreker, lichtvaardig voorbijge gaan. Hij vroeg der regeering, of zij bij aanneming der wet den moed zon hebben den koning de bekrachtiging er van aan te raden, en of de leden der kamer zich ver antwoord zouden achten, wanneer over eenigen tijd be- richten van moord en doodslag waren ontvangen van de l Kust; wanneer daar het bloed der onschuldige en trouwe J Elmineezen had gestroomd Hier tegenover plaatste de heer Cremers nogmaals de j voordeelen aan den afstand verbonden. Hij hield vol dat de adressen van Elmina bespottelijk waren, en voegde der regeering toe en de minister van buitenlandsche zaken, die, evenals zijn ambtgenoot voor koloniën, i later nog kortelijk het woord voerde, was het met den j spreker eens dat zij haar plicht zou verzaken door i den koning de bekrachtiging der wet, eenmaal door de beide kamers aangenomen, te ontraden. Ook de heer Fransen van de Putte meende, na den minister te heb- j ben gehoorddat deze vergadering het voorbeeld eener wijze staatkunde moest geven, desnoods met opoffering i van eigen denkbeelden. En ofschoon hij dus de connexi- I teit der drie tractaten bleef betreureuzou hij voor het i tractaat stemmen. Tot dat besluit verklaarde ook de j heer Borsius te zijn gekomen. Zonder lichtvaardig over de aangevoerde bezwaren heen te stappen, meende hij j zich meer te moeten laten leiden door de pressie die de I regeering op het verstand had uitgeoefend, dan door die van den heer Messchert, welke alleen het gevoel betrof, j De discussiën liepen hiermede teneinde, en gelijk uit ons telegram van gisteren gebleken is het wetsont- werp tot bekrachtiging van den afstand der Nederland- j sche bezittingen ter Kust van Guinea werd met 29 tegen 6 stemmen aangenomen. I Vóór stemden de heeren: Corst Jordensvan Swin- deren, Prins, Borsius, Michiels van Kessenich, van Aylva van Pallandt, Tonckensvan Sasse van IJsselt, Fransen van de Putte, Geertsema, Dnymaer van Twist, Verschoor, Viruly, Rahusen, de Vos van Steenwijk Cremers, de Raadt, vanEysinga, Coenen, de Villers de Pité, Stork, Smit, Hein, BlankenheymHengst BeerenbroeckJoost van Vollenhoven, Schimmelpen- ninck van der Oye en Nobel. Tegen stemden de heeren: Hartsen, van Rijckevorsel, van Rhemen van RhemenshuyzenMesschert van Vol lenhoven Huydecoper van Maarsseveen en van Bylandfc (voorzitter). t3uitr.:ianö. Algemeen overzicht. Sedert den oorlog van 1870 schijnen sommige corres pondenten van dagbladen bijzonder goede vrienden te zijn met vorsten en diplomaten, zoodat deze dikwijls zoo verhaalde men' met hen over hunne plannen en politieke denkwijze kwamen spreken, en nog niet lang geleden bracht prins Friedrich Karl van Pruisen een bezoek aan den heer Katkoff, den redacteur van de Mos- kousche courantals men althans geloof mag schen ken aan de mededeelingen daaromtrent in dat blad vervat. Van vorstelijke journalisten echter was tot nog- toe geen sprake. Dezer dagen evenwel werd de koning van ZwedenKarei XVdoor een correspondent van the Times te Berlijn herhaaldelijk beschuldigd, dat hij in Aftonbladet scherpe artikelen tegen Duïtschland had geschreven. Deze beschuldiging van Duitsche zijde heeft aan leiding gegeven tot het schrijven van een brief aan the Times door den Zweedschen gezant te Londenwaarin hij verklaart, dat de koning nooit deel heeft genomen aan de polemiek der dagbladen en nooit iets anders heeft openbaar gemaakt dan gedichten met de ondertee- kening C. De koning heeft gisteren de landdag van Zweden geopend met een troonrede waarin hij den toestand der financiën van het rijk gunstig noemde, en in tegenstelling van hetgeen in de meeste Euro peesche landen plaats heeft wier vertegenwoordigingen wetsontwerpen voor nieuwe belastingen behandelen kondigde hij verschillende wetsontwerpen tot vermin dering van de belastingen aan. Aan den landdag zou geen ontwerp tot reorganisatie van het leger worden aangeboden, maar alleen een ontwerp tot goedkeuring der middelen ter voltooiing der vestingwerken. De Belgische tweede kamer heeft Dinsdag hare werk zaamheden hervat en terstond werd door den heer Dau- saertpresident van het gerechtshof te Brussel, tot de regeering eene interpellatie gericht over hetgeen heeft plaats gehad in het krankzinnigengesticht van Everen in de nabijheid van Brussel, alwaar o. a. een der verpleeg den door twee anderen werd vermoord. Hij gaf als zijne meening te kennendat de verpleging van kranzinni- gen niet aan het particulier initiatief kon worden over gelaten maar dat het toezicht der regeering daarop noodzakelijk is. De nieuwe minister van justitie, deLantsheere, scheen eenigszins onthutst toen hij den interpellant zou ant-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1872 | | pagina 2