lengte van 15 centimeter, heett het strottenhoofd ge- j
raakt. De ongelukkige heeft negen wonden aan de rech
ter- en acht aan de linkerhand en een huidkwetauur aan de
rugvlakte vau den linkervoorarm. Het slikken geschiedt
niet zonder moeite. Door het kwetsen van het strotten
hoofd en demogelijkheid van opvolgende ontsteking der
luchtwegen, is de herstelling der lijderes zeer twijfel
achtig (Zwolsche cour.)
Te Almelo hebben in de vorige week drie heeren,
waaronder een Duitsch ingenieur, opnemingen gedaan
op het terrein voorde ontworpen spoorweglijn Almelo—
Zwolle.
Dr. Pichlerde Duitsche hoogleeraar en biblio-
maandie wegens het ontvreemden van boeken uit de
aan zijne zorg toevertrouwde Petersburgsche bibliotheek
eenigen tijd geleden tot deportatie naar Siberië veroor
deeld ia, heeft dezer dagen met een transport van andere
gevangenen de reis naar Siberië aanvaard. „Men had
verwacht," zegt een Petersburgsch berichtgever der
Augsburgsche Allgemeine Zeitung, „dat hij gratie zou
vragen, en dat het dan met een brengen over de gren
zen des rijks zou afloopen. Hij heeft dat middel echter
niet te baat willen nemen en zich in zijn vonnis ge
schikt."
Het Russische particuliere telegraafverkeer heeft
in den loop van 1871 eene aanmerkelijke uitbreiding
ondergaan. Op den le« Januari van dat jaar werden de
particuliere telegrammen nog slechts langs tien lijnen
verzonden, een traject van 7500 wersten doorloopende en
206 stations met elkander verbindende. Thans heeft de
bijzondere telegraaf-gemeenscbap plaats langs 27 lijnen,
een traject van ruim 17000 wersten doorloopende en 389
plaatsen met elkander verbindende. Bovendien zal het
overbrengen van telegrammen langs de telegraafdraden
van zeventien spoorwegen worden toegestaan.
Therinometerstand.
15 Jan. 'sav. 11 u. 38 gr.
16 'smorg. 7 u. 36 gr. 's midd. 1 u.^37 gr.'s av. 6 u. 37 gr.
Staten-geueraal.
EERSTE KAMER.
Zitting van Maandag 15 Januari.
Ingevolge het in de vergadering van 30 December
genomen besluit kwam de eerste kamer bijeen ter
behandeling van de met Engeland gesloten tractaten
nopens de Kust van Guinea enz.
Vooraf werd mededeeling gedaan van een aantal in
gekomen stukken, waaronder het adres van den koning
der Elmineezen en anderen, houdende verzoek om de
Kust van Guinea niet af te staan. In den loop der zit
ting werd dat adres op voorstel der commissie van de
verzoekschriften, ter tafel van den voorzitter gedepo
neerd.
Vervolgens werd overgegaan tot het opnieuw samen
stellen der afdeelingen. Daarbij ontstond echter een
korte gedachtenwisseling over de vraag of men heden
nog wel zou behoeven over te gaan-tot het kiezen van
voorzitters, en ondervoorzitters, omdat de afdeelingen
niet meer zouden vergaderen, tenzij nog, met afwijking
van het vroeger genomen besluit, zou worden overge
gaan tot het onderzoek van de tienlenwet. Verschil
lende leden en ook de minister van justitie
verklaarden zich daarvoor, andere verzetten er zich
tegen doch eindelijk werd een daartoe strekkend voor
stel van den heer Cremers aangenomen en tevens be
sloten aan het eind der zitting over te gaan tot het
kiezen van voorzitters en ondervoorzitters der sectiën.
Daarna kwam het tractaat betreffende den afstand der
Kust van Guinea in behandeling. Nadat de voorzitter
den leden vrijheid had gegeven, om bij dit onderwerp
ook in 't algemeen het Sumatra-verdrag en het immigra-
tie-tractaat te bespreken, erlangde in de eerste plaats
de heer Messchert van Vollenhoven het woord.
Hij zette op den voorgrond dat wij om geëeerbiedigd
te worden, beginnen moesten onszelvea te eerbiedigen,
vooral als koloniale mogendheid, die hare koloniën hoofd
zakelijk door haar jrrestiqc regeertons •prestige zou door
den afstand der kust in onze Oost-Indische bezittingen
een ongunstigen indruk teweegbrengen.
En nu vraagt hij voor wie het vast stond dat de
Nederlandsche regeering het initiatief in deze genomen
bad welke redenen er toe geleid hadden dat initia
tief te nemen? Was 't het redelijkheidsgevoel van den
heer de Waal? Zijn uitsluitende liefde voor Java? Of de
aandrang van enkele leden in de tweede kamer? Die
aandrang was niet zóo sterk, en de heer de Waal voorzag
dan ook de tegenkanting, terwijl de heer Roest er
zelfs voor week. Er moest dan ook een equivalent zijn,
doch het vroeger Siak-tractaat kon als zoodanig niet
gelden. Er moest een ander komen en hij bracht er
deze regeering hulde voor het Sumatra-tractaat van
nu is beter. Evenwel blijft des ondanks de vertegen
woordiging vrij, al was de regeering door de nalaten
schap van het vorige bewind gebonden iets wat de
heer Fransen van de Putte betwistte.
Welke reden bestonden voor den afstand? De kust
levert niets op, zij kost f 100,000 per jaar,- er zijn geen
ambtenaren te krijgen, de toestand is onhoudbaar, j
Waarom is Engeland dan zóo tuk op het bezit van de
kust, dat wij bijna voor een fait accompli zouden zijn I
geplaatst als de trouw der nfgerbevolking dit niet, had
belet? De toestand is te verbeteren en Nederland is niet
zóo arm, dat wij geen geld daarvoor zouden kunnen
missen. Er zijn nog wel mannen van energie te vinden
om den toestand te verbeteren. Het is in den minister
van koloniën vooral te verwonderen dat hij onze onmacht
wil decreteeren door den afstand der kust. En besloten
wij daartoe, wij zouden op dien weg voortgaan en in den
rij der volkeren dalen. De geruchten omtrent het ver
langen van den heer do Waal tot het afstaan ook van
onze West-Indische bezittingen en nopens het gespro
kene in den kolonialen raad van Suriname bewijst het
gevaarlijke om den eersten stap op dit hellend vlak te
doen. Meent de regeering en de vertegenwoordiging
voor deze poging den dank des volks te verwerven?
Waarom hecht Engeland aan de Kust? Omdat het
een vruchtbaar kustland is, met uitstekende reeden, met
prachtige forten, een land met een schoone toekomst;
omdat later de emigratie uit Afrika zeergoede vruchten
belooft, daardoor zal Berbice geholpen worden en de
suiker-cultuur van Java overvleugeld worden. Wij zul
len ook recht hebben op de emigratie, maar hij verwacht
daarvan niets.
Bovendien hebben wij plichten jegens die arme be
volking, die ons zoo trouw is en blij ven wil, te vervullen.
Wij dienden het gedane onrecht te herstellen en hen in
het vervolg beter te behandelen. En wat doen wij
Wij laten de Engelschen zooveel mogelijk voor hen
zorgen, terwijl wij ons onvoorwaardelijk binden!
De regeering beroept zich op Engeland's welwillend
heid, maar daarvan draagt Engeland's politiek de blijken
niet. Aan Engeland's staatkunde hebben wij genoeg
onheilen te danken; daardoor is Nederland, voor 40 ja
ren, verscheurd geworden. En wat wil men nu? Onze
geschiedenis verscheuren, door in andere geschied-
boeken te doen opteekenen, dat wij in het jaar der vie
ring van ons 300jarig volksbestaan tevens de eerste
stap van verval onzer grootheid en van den roem onzer
voorvaderen hebben gedaan, de herinnering aan een
de Ruyter hebben uitgewischt, het koninklijk devies
je maintiendrai hebben geschonden. Voor die schande
wilde hij het land bewaren.
Tegen de laatste beschouwing kwam de heer Hein
in den loop van het debat op. Hij wilde den verkeerden
indruk voorkomen dien de tegenstelling van de feest
viering te Brielle met den afstand der kust buiten de
kamer kon maken. Overigens zag hij in dien alstand
geen schande.
Na deze uitvoerige rede voerden de heeren van
Khemen van Rhemenshuizen, Fransen van de Putte en
Hartsen in gelijken zin het woord.
De eerste, niet met het warm vaderlandsch gevoel of
met den nationalen trots maar met de rede raadplegende,
verklaarde al dadelijk tegen bet kusttractaat te zullen
stemmen en voor dat nopens Sumatra. Hij noemde den
eersten stap tot afstand onzer bezittingen gevaarlijk en
onstaatkundig, omdat vooral een kleine mogendheid
den schijn van aau drang toe tegeven, moet vermijden.
Bovendien, zeide hij, de immigratie het equi
valent voor den afstand zal weinig goeds opleveren
en de toestand der kust is wel te verbeteren, ook zonder
slavernij. Wij kunnen met Engeland in zake de immi
gratie samenwerken, met Engeland, dat hij hoogschat
als handeldrijvende en industrieele natie, niet als
politieke.
De heer van de Putte constateerde dat de connexiteit
tusschen de drie tractaten door de regeering is volge-
j houden en keurde dit af om het alternatief, dat daardoor
gesteld werd, evenals hij het afkeurde dat de regeering
de nalatenschap van het vorig bewind had aanvaard
waardoor de verwerping der tractaten tevens een afkeu
ring zou zijn van het regeeringsbeleid. Omtrent de
redenen, die daarvoor hadden bestaan vraagt bij inlich
ting en daarvan maakte hij zijn stem afhankelijk.
De heer Hartsen liet de quaestie der connexiteit
rusten. Hij besprak de zaak alleen, en wees dan op de
adressen uit Elmina, waarvan de kennisneming door
de regeering aan de kamer was onthouden. Hij keurde
het af dat wij de bevolking ginds afstaan zonder haar
geboord te hebben.
Tegen den afstand van overzeesch gebiedvooral
zooals dit hier geschiedde, protesteerde hijen daarna
trad hij in een wederlegging van de motieven voor den
afstand aangevoerd: bet inconvenient van gemengd be
zit waarop de heer Duijmaer van Twist later in het
breede terugkwam; het ongezonde klimaat; het slechte
vooischrift om de kust productief te maken het gemis
van ambtenaren; het financieel motief; gemis van han
del; het doel van koloniaal bezitwaarover de heer
van Twist mede in 't breede uitweidde, daarbij betoo-
gende dat men zijn krachten moest concentreeren op
onze Oost-Indische bezittingen, om daar beschaving en
ontwikkeling te brengen. Hij meende dat wij een goed
werk zouden verrichten door de zorg over de bevolking
aan de Engelschen over te laten, want ons bestuur had
er slechts strijd en twist aangewakkerd.
Vóór den heer van Twist voerde de heer Viruly nog
het woord die, met het oog op de adressen uit Elmina
tegen het kusttractaat zou stemmen voor de eer des
lands, wanneer de regeering verklaarde dat er geen
connexiteit tusschen de drie tractaten bestond.
Algemeen overzicht.
De oppositie tegen den Pruisischen minister van eere-
dienst, de heer von Mühler die steeds heviger wordt,
en de ontevredenheid die in de kringen der afgevaardig
den tegen hem heerscht, rechtvaardigen de geruchten
over zijn spoedige aftreding, welke reeds eenigen tijd
in omloop zijn. Aan de Kölnische Zeitung wordt uit
Berlijn geschreven, dat die aftreding reeds op de dag
orde van het rijksministerie is gesteld, doch dat nog
niet bekend is of het initiatief door den heer von Mühler
zelf of door von Bismarck zal worden genomen. In een
Vrijdag avond gekoudene vergadering van den minis
terraad is over het ontslag en over een eventueelen
opvolger gesproken; wel wordt een half dozijn namen
genoemd, doch wie de door de regeering bedoelde per
soon is, kan zelfs niet met den geringsten schijn van
zekerheid worden gezegd.
De leden van de Pruisische kamer van afgevaardigden
hielden zich Zaterdag langer en ernstiger bezig met
de aanstaande verandering in het ministerie van eere-
dienst dan met de behandeling van de begrooting voor
het ministerie van koophandel. De beraadslagingen die
in den laatsten tijd in den ministeraad over de wetgeving
op het onderwijs waren gevoerd, zijn de aanleiding geweest
tot de oneenigheid tusschen den minister van eeredienst
en de andere leden der regeering, en men betwijfelt zelfs
of de heer von Mühler de begrooting van het ministerie
van eeredienst in de kamer van afgevaardigden wel zal
verdedigen. De onderwerpen tot zijn departement be-
boorende komen eerst in het laatst van deze week aan
de orde, zoodat wellicht voor dien tijd eene beslissing
kan zijn genomen.
Een internationale quaestie, die men hoopte dat
spoedig tot oplossing zou komen, is weder op de lange
baan geschoven. De conferentie van de scheidsrech
ters in de Alabaina-quaestiedie te Genêve werd ge
houden heeft nog tot geen resultaat geleidde ver
dere behandeling der zaak is uitgesteld tot de
maand Juni a.teneinde de leden in de gelegenheid te
stellen, om kennis te nemen van den inhoud der inge
komen stukken, en hun aantal schijnt uietgering te zijn,
want uit Bern wordt aan lTadépendance gemelddat
het Zwitsersche lid der commissie van scheidsrechters is
teruggekomen „met een koffer vol documenten, maar
hij bewaart over alles wat in deze eerste ontmoeting
met zijne collega's is voorgevallen eene stilzwijgendheid
als van een vrijmetselaar."
Het Journal des débats is getroffen door den gang
der discussiën in de nationale vergadering betreffende
de belasting op de grondstoffen. Gedurende drie zittin
gen hebbenzoo spreekt het bladde meeste bekwame
en invloedrijke leden der kamer op hunne beurt de
tribune beklommen en hebben met bewonderenswaar
dige juistheid en degelijkheid den toestand der Fran-
sche nijverheid besproken. Het merkwaardigste van
alles echter is, dat niet zooals gewoonlijk beurtelings
een voorstander en een tegenstander van het regeerings-
voorstel optreedt, maar dat alle afgevaardigden, die het
woord voerdenzonder uitzondering zich meer of minder
sterk tegen het voorstel der regeering verklaarden. Niet
éen lid heeft zich aan de zijde der regeering geschaafd.
Het Journal des débats noemt dit een ongekend ver
schijnsel in de parlementaire geschiedenis van Frankrijk
en een opmerkenswaardig feit, dat in de nationale verga
dering geen enkel man van naam en verdiensten zich wil
leenen om het voorstel van den heer Pouyer Quertier te
verdedigen en de verantwoordelijkheid van een nieuwe
industrieele revolutie op zich te nemen. De tegenstand,
die zich ook buiten de kamer tegen de belasting op de
grondstoffen openbaart, heeft aan den heer Deseilligny
aanleiding gegeven om al de namen der kamers van
koophandel op te sommen die tegen het voorstel zijn en
waaronder niet alleen die van havensteden voorkomen,
maar zelfs die uit het midden en de noordelijke deelen
van het rijk. Het zal nu moeten blijken of de oude
argumenten van Thiers voldoende gewicht tegen zoo
veel oppositie in de schaal zullen leggen om de plannen
van hem en zijn minister van financiën te doen zege
vieren.
Gisteren wijdde de nationale vergadering weder haar
gansche zitting aan de behandeling van de financieele
wetsontwerpen, en eene poging van Thiers om de sluiting
der algemeene beraadslagingen te verkrijgen mislukte.
De heer Decaze bestreed zijne door Thiers Zaterdag uitge
sproken rede en gaf de vrees te kennen voor de opzeg
ging der handelstractaten, doch Thiers was van oordeel,
dat de verandering der tractaten geen politiek conflict
of een strijd door tarieven met de bevriende mogend
heden in het leven zou roepen, omdat zij wel weten