lijderij op schaatsen plaats gehad, waaraan door 32 per sonen werd deelgenomen. Den eerste avond waarop Adelina Patti zich te Moscou liet hooren, werd zij niet alleen twintigmaal teruggeroepen, maar verdiende zij 33,800 francs. In het verkoophuis te Parijs is een sjerp van wijlen den commnnalïst Raoult Rigault verkocht voor 290 francs. De koopman was zekere Thomas Sowne uit Londen die een kabinet van voorwerpen betreffende de geschiedenis der commune aanlegt. Te Weenen is toevallig een schaakspel ontdekt, waarvan de stukken uitmunten door oorspronkelijkheid van opvatting en schoonheid van uitvoering. Het is ge bleken. dat zij vervaardigd zijn door den beroemden schilder Albert Dnrer. De lastigste gevangene, die men in langen tijd in de Parijsche gevangenis Sainte-Pelagie heeft gehadis de schilder Courbet. Na langen tijd zijn verzoek onbe antwoord te hebben gelaten, heeft men hem einde lijk de gelegenheid gegeven, om in zijne gevangenis te schilderen en hem een ezel, penseelen, doek en verf bezorgd, doch hij wilde nu ook voor een levend model voortdurende vrijhei <1 van toegang. Dit werd hem echter niet toegestaan en nn schildert hij bloemen. In de vorige week had aan het station Wigan, in Engeland, een spoorwegongeluk plaats, waardoor de aankomst van de koningen te Windsor, eenigen tijd later dan zij verwacht werdkon plaats hebben. Een snel trein namelijk was door de mist eenigen tijd opgehou den en de machinist bemerkte den trein van Manches ter niet, die te Wigan stond. De sneltrein liep met zoo hevige vaart tegen den trein van Manchester aan dat deze meer dan 60 meters werd achteruit geworpen. Geen van de reizigers van den sneltrein bekwam eenig letsel, maar van die uit den anderen trein werden 4 gedood en 17 zwaar gewond. Den 8CU dezer is de gemalin van prins peter van Oldenburg (broeder van de koningin der Nederlanden) overleden. De totale zonsverduisteringdiejl.Dinsdag, (hoewel in Europa onzichtbaar) heeft plaats gehad, is door de Engelsche commissie te Madrasbij fraai wederzeer goed waargenomen. De photographiën zijn uitnemend gelukt. Yerkoopingen en aanbestedingen. Heden werden alhier in het gebouw van het geweste lijk bestuur van Zeeland de volgende werken besteed: 1" Het maken van de buitenwerken der suatie sluis van het uitwateringskanaal in bet voormalig 4e district; minste inschrijver de heer L. Kalis Kz., te Sliedrecht, voor f 129,600. 2° Het maken van een gemetselden put met gecreoso- teerd bouten toeleidingskoker van een zelfregistreeren- den getijmeter aan den Christoffelsnol nabij Brouwers haven minste inschrijver de heer J. Vink, te Brouwers haven voor 7193. 8° Het onderhoud der rijks telegraaflijnen in dit gewest, verdeeld in acht perceelen van aanbesteding; aangeno men door verschillende aannemers voor een verecnigd bedrag van f 3233. Heden is door burgemeester en wethouders alhier in het ODenbaar bij enkele inschrijving aanbesteed a Het uitdiepen van de buitenhavens en een gedeelte van de zoute grachthet vervangen van de beschoeiing langs Maïsbaai door bazalt-glooiing het veranderen van een gedeelte van den noordelijken leidijk der nienwe haven van Middelburg, en het dempen van een gedeelte der stadsvest en der zoute gracht, alles in éen perceel, met bijlevering der vereischte bouwstoffen en gereed schappen. Hiervoor zijn 7 biljetten ingekomen, zijnde van de heeren: H. G. de Wind te Vlissingen, f 82,500; L. Kalis, te Sliedrecht, f 82,500; J. van de Griendt, te s Herto genbosch, f 82,000; A. Visser, te Sliedrecht, f 76,700 P. Verschoor, te Sleeuwijk, 73,700; E. van der Plas, te Hardinxveld, f 69,989, enJ.Filis, te Vlissingen, 69,400. b Het onderhoud en schoonhouden van de binnen de gemeente gelegen wandelplaatsen en wegenalsmede van de buitensingels en de begraafplaats, gedurende de jaren 1372, 1873 en 1874. Hiervoor zijn 3 biljetten ingekomen van de volgende hier wonende inschrijvers C. Wisse, 822; L. de Bak ker, 696, en D. Ta venierf 693. De uitvoering van beide perceelen is voorloopig, onder nadere goedkeuring van burgemeester en wethou ders, aan de laagste inschrijvers gegund. Gisteren zijn te Vlissingen verkocht: Een huis en erve op de Oude Markt, wijk F n°. 39voor f 1401en het gebouw gediend hebbende tot kruitmagazijn op de Pot- tenkaai aldaar, voor f 2509. Thermometerstand. 14 Dec.av. 11 u. 44 gr. 15 'smorg.7u.43gr.'smidd.lu.45gr.'suv.6u.44gr. Staten-geiieraal. twef.de kamer. Zittiug van Woensdag 13 December. Behandeling der kredietwet van oorlog en van verschillende andere wetsontwerpen. De heer van Zuylen richt zijne interpellatie tot de regeering, betreffende hare voornemens omtrent de bij haar optreden vooropgezette plannen tot hervorming van ons defensie-wezen. In dat plan waren hij en de conservatieve partij bond- genooten van de regeering, maar na de loslating door het kabinet van den minister van oorlog acht hij het wenschelijk, dat de kamer bekend worde met de voorne- meus der regeering. Hij gelooft dat het kabinet niet be hoeft om te zien naar een minister van oorlog van de conservatieve partij, maar wel naar een bewindsman die conservatief is op het punt van 's lands verdediging. In de eerste plaats vraagt interpellant of het kabinet zich vooraf niet vergewist heeft, omtrent de zienswijze van den minister van oorlog over de capitale quaestie van legerorganisatie bij de wet. Ten andere verlangt hij te vernemen of het beginsel der regeering blijft de verdedig baarheid van den staat te bevorderen door eene verhoo ging van het jaarlijksch militie-contingent en door uitgaven voor verdedigingswerken en oologsmaterieel, desnoods tot het vroeger aangegeven bedrag van 38 millioen. De heer van Bosse antwoordt, als tijdelijk voorzitter van den ministerraad (bij afwezigheid van den heer Thorbecke) dat hij op de eerste vraag geen antwoord kan geven, daar hij niet belast is geweest met de vor ming van dit kabinet. Wat het tweede pnnt aangaat, kan bij verzekeren, dat het voornemen der regeering blijft, 's lands verdediging te verbeteren. Zij hoopt echter dat het door minder geldelijke opoffering zal kunnen geschiedenverder in details te treden, zou den nieuwen minister van oorlog binden. Op de gedane vraag waarom nu eene amortisatie-wet is ingediend, terwijl met bet oog op de defensie-nitgaven, die gelden daarvoor besteed konden zijn, geeft de minis ter te kennen, dat dit eene geheel op zich zelf staande zaak is, en in afwachting der uitvoering van de voorge nomen plannen het geld niet renteloos in de schatkist mocht blijven liggen. De minister vertrouwt, dat ook de liberale partij zal doen blijken dat zij, waar het de verdediging van het land betreft, niet behoeft onder te doen voor de conser vatieve partij. De heer van Houten wenscht te voorkomen, dat een nieuw minister van oorlog mocht denken, dat de kamer bereid is zooveel millioen voor de defensie in vredestijd te besteden. Hij althans is niet bereid daarin toe te stemmen, alvorens de zekerheid gegeven worde, dat zon der in militarism te vervallen ons land voor verdediging vatbaar is. De heer Nierstrasz geeft zijne verbazing te kennen over de zonderlinge houding der regeering. Hij kan niet begrijpendat in het kabinet omtrent zulke levensquaestiën geen homogeniteit zou hebben bestaan. Door de kamer is echter nog nooit door een votum be slist, dat zij de legerorganisatie bij de wet verlangt, en daarom betreurt hij het heengaan van dezen minister van oorlog, die getoond heeft een man van karakter te zijn. Hij zou wel wenschen dat nu door een votum van de vergadering werd geconstateerd, dat het verzuim van het tot stand brengen der verdedigingswetten te wijten is aan het kabinet en niet aan de kamer. De heeren Heydenrijk en de Brauw meenen, dat de regeering met groote lichtvaardigheid is te werk gegaan, wanneer zij de ontwerpen van den minister van oorlog naar de kamer heeft laten verzenden, zonder daarover onderling geraadpleegd te hebben. Na replieken wordt de interpellatie gesloten. Op verzoek van den heer Storm, zullen de stukken-en nota's betreffende het voorloopig verslag over de vorige begrooting van oorlog, die toen ongedrukt zijn gebleven, gedrukt en publiek verkrijgbaar worden gesteld. Bij de beraadslaging over de kredietwet van oorlog acht de heer van Delden het niet goed thans ook gelden toe te staan voor het kampeeren van troepen in het aan staande jaar. Daardoor wordt een opvolgend minister gebonden. De minister van oorlog acht het noodig, omdat voor Juni de aanbestedingen moeten plaats hebben. Ook de heeren Stormen Stieltjes meenen, dat het behoud van den post noodig is. De heer van Delden meent, dat de nieuwe minister van oorlog tijdig genoeg eene definitieve begrooting zal kunnen indienen, om de fondsen te erlangen. Hij stelt dus voor art. 40, betreffende de kosten van kampen in Rijen en Millingen, te schrappen, welk amendemen wordt aangenomen met 42 tegen 28 steramen. Na korte opmerkingen over enkele ondergeschikte punten wordt art. 1 der kredietwet, thans over een ge heel bedragende 14,312,088, aangenomen. Het amendement van den heer van Znylen om de kredietwet slechts voor 4 maanden Je doen gelden, wordt door de regeering bestreden, omdat het niet wenschelijk i3 aan korter termijn gebonden te zijnen verworpen met 51 tegen 19 stemmen. De kredietwet voor 6 maan den wordt daarop aangenomen met 61 tegen 8 stemmen. Na eenige inlichtingen der regeering worden verschil lende wetsontwerpen tot onteigening en betreffende provinciale belastingen met eenparige stemmen goed gekeurd. Op verzoek van den minister van binnen- landsche zaken zijn een paar onteigeningswetten uitge steld. Daarna worden enkele conclusion van rapporten aangenomen. Bij de memorie van beantwoording over het wetsont werp betreffende de coalitiën van arbeiders, komt de minister van justitie met uadruk op tegen de onderstel ling, dat de ingediende voordracht aan eene zwakheid verradende toegevendheid voor de woelingen van den j arbeidersstand zou zijn toe te schrijven. De ontworpen wetsartikelen hebben veeleer de strekking om, met eer biediging van het recht van vereeniging en vergadering, strat te bedreigen tegen datgene waarvoor men van toe gevendheid beschuldigd wordt. Het gaat echter niet aan volgens den minister, om de vrijheid van arbeid zoodanig te belemmeren, dat bij voorbeeld bakkers bevoegd zijn J hunne winkels te sluiten, terwijl bakkersknechts zouden j strafbaar zij n, wanneer zij den arbeid verlaten. Intussehen I is gewaakt tegen de middelen die aangewend kunnen worden, om de vrijheid van anderen in de uitoefening van hunnen arbeid te belemmeren. 1 Het voorloopig verslag over de inkomsten-belasting wet getuigt van de bijzonder uiteenloopende meeningen j in dit opzicht. Vele leden achtten deze partieele her- ziening van het belastingwezen niet af te keuren, vooraj, J bij het gebleken uiteenloopend verschil omtrent de hoofd, punten van eene algeoieene herziening. Over du wenschelijkheid van de afschaffing der belas ting op het geslacht, was men het mede niet eens. De meerderheid der aanwezige leden twijfelden of dat in vloed zou hebben op de prijzen van het vleesch. Som migen wilden liever den zeep-accijns afgeschaft zien. Ook omtrent het bedrag werden verschillende voor stellen gedaan; onder anderen meende men dat eene proefneming met eene belasting van een half percent had kunnen genomen worden. Van enkele zijden kwam men op voor het behoud der patentbelasting. Tegen - het niet ontheffen van de grondbelasting verklaarden I zich verschillende leden, terwijl men ook bezwaar opper- j de den landbouwstand te gaan belasten, waarvoor dit dikwijls zeer bezwarend zou zijn. I Omtrent de regeling der klassen meende vele leden, j dat daarbij een groo ter aantal klassen had moeten voor- i gedragen zijn. Volgens het meerendeel van de leden was het hooge cijfer van 2 pet. niet noodig, terwijl een vrij groot getal leden zich verklaarde tegen het aannemen van een vast bedrag. töuitenlcmtr. Algemeen overzicht. De Fransche dagbladen van gisteren brengen eenige bijzonderheden omtrept de zitting der nationale verga dering van Dinsdag, die in het korte telegrafische be richt ontbraken en toch een bijzondere vermelding waar dig zijn. Bij de aanbieding van het budget voor 1872 door den heer Pouyer-Quertier ontstond een debat over de vraag of deze begrooting in handen gesteld zou wor den van dezelfde commissie, die de begrooting van dit jaar onderzocht heeft, of dat men tot de benoeming eener andere commissie zou overgaan. Deze laatste zienswijze werd met bijzonderen ijver door den minis ter van financiën voorgestaan. Waarschijnlijk vleit hij zich dat eene nieuwe commissie handelbaarder en ge makkelijker tot zijne financieele plannen over te halen zou zijndan met de bestaande commissie het geval was. Men zal zich toch herinneren, hoe deze commissie bij monde van haren rapporteurden tegenwoordigen minister van binnenlandsche zaken, den heer Casimir Périer, zich tegen de plannen der regeering verzette. Men denke slechts aan hare hardnekkige oppositie tegen het voornemon van de regeering tot verhooging van de rechten op geweven stoffeD, enz. of aan de heftige woor-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 2