IIDDELBURGSCHE COURANT. Maandag 11 December. S"' 291. 1871. Middelburg 9 December. De minister van koloniën heeft, in de zitting der twee de kamer van heden, de verschillende sprekers breedvoe rig beantwoord. De algemeene beraadslagingen over hoofdstuk IX (koloniën) der staatsbegrooting voor 1872 zijn, nadat nog door verschillende sprekers is gerepli ceerd, ten einde gebrachten de eerste drie artikelen van het hoofdstuk vervolgens aangenomen. De behandeling van hoofdstuk IX zal Maandag wor den voortgezet. Bij beschikking van den minister van justitie zijn tot rijksveldwachters der 2« klasse met den rang van briga dier benoemd, de rijksveldwachters der 8e klasse briga dier-titulair, P. Verdoom te Héinkenszand, A. 0ver- duin te Vlissingen en G. Trcmp te Veere, en is laatst genoemde met ingang van 15 December a. overgeplaatst naar Numansdorp. 'Iet ingang van den 1" Januari 1872 worden de telegraafkantoren op de stations der „Naamlooze maat schappij van den spoorweg tusschen Rotterdam en Ant werpen" te Moerdijk, Zevenbergen, Oudenbosch, Etten en Rozendaal voor het algemeen verkeer geopendmet een dagelijkschen dienst van 7 uren vójr- tot 7 uren na- Terwijl de klachten over het smokkelen op de grenzen vooral in Limburg, in den laatsten tijd weder zeer waren toegenomenwordt uit Amsterdam gemeld, dat in de vorige week eenige hoofdambtenaren van het ministerie van financiën een bezoek aan de hoofdstad hebben gebracht, ter voorbereiding van eene wijziging in de omslachtige formaliteiten bij het belastingwezen. Door eene vereenvoudiging zou de mogelijkheid ontstaan om een aantal kommiezen uit den binnendienst naar de linie te verplaatsen voor de surveillance tegen het toe nemend smokkelen, vooral van gedistilleerd. Bij de behandeling van onder-art. 17 van do spoor- wegbegrooting werden, volgens de verslagen in de dag bladen in de zitting der tweede kamer van 27 November door sommige leden ten aanzien van de brug over het Hollaudsch diep uitdrukkingen gebezigd, die het be langhebbend publiek eenige bezorgdheid hebben inge boezemd. Daarom achten wij het niet onnoodig om nu het verslag dier zitting in het bijblad is verschenen, het over dit onderwerp gesprokene nog eens in het kort te releveeren. Na een uitbundig en lof te hebben gegeven aan het grootsche werk, na opgemerkt te hebben, dat het reeds in het buitenland geroemd wordtverklaarde de heer van Nispen, dat hij in de rede van den heer'Storm van 's Gra- vesande meende opgemerkt te hebben dat het werk niet soliede was-, en daarom wenschte hij den minister te vragen of men betreffende de soliditeit van het werk, en alzoo omtrent de veiligheid voor het publiek, zedelij- kerwijze gerust mccht zijn. De heer Heemskerk Az. achtte het evenzeer van belang om die vraag door den minister nauwkeuriger beantwoord te zienhoewel de heer Storm van 'sGravesande reeds aan den heer van Nispen gerepliceerd had, dat hij niet over de al of niet soliditeit der brug gesprokenmaar alleen opgemerkt had, dat men, door een of meer openingen iu de brug te maken, den dam verkort zou hebben en de schuring dus minder zou geweest zijn, en dat door de voorzienings- roaatregelen die genomen zijn (het aanbrengen van bezinkingen) het gevaar verdweuen is. In een meer bepaald antwoord zeide de minister: „De rede van den heer van Nispen heb ik zoo verstaan flBWij het gansebe publiek, zijn met het gereed komen van de brug aan den Moerdijk uitstekend inge nomen. Maar is het wei k wel soliede „Ik weet daarover niets meer te zeggen dan ik reeds zeide. Voorzorgsmaat regelen, zooals de geachte spreker uit Steenwijk [de heer Storm] herinnerde, zijn genomenen wat den stroom op den duur betreft, die zal eerst in verband met de normaliseering van het benedendeel der Nieuwe Mer- wede te leiden zijn. „Wat het beschikbaar stellen van de brug van de zijde des aannemers aangaat, kunnen geloof ik, de noodige maatregelen aan de régeering overgelaten worden. „Ik heb den beer van Nispen geantwoord dat ik hoop te dat de brug in December berijdbaar zou wezen. Maar ik durf nog geen bepaald tijdstip voor de opening van denpublieken dienst aanwijzen. Natuurlijk zal dat tijdstip niet langer uitgesteld worden dan noodzakelijk is, maar men bedriegt zich licht, wanneer men meent dat binnen weinige dagen na de eerste proefneming een geregelde dienst mogelijk ismaatregelen vooraf te nemen vor deren soms langer tijd dan het publiek voorziet." Uit den Haag schrijft men ons, dd. 7 dezer: „Het gewichtigste nieuws van den dagi3 de aanstaande aftreding van den minister Engelvaart, waarvan dc mededeeling in de tweede kamerzitting van heden velen verbaasde. Het verslag der tweede kamer-eommissie over het mobilisatie-rapport heeft den minister uit zijn departement verdreven, zie daar dus reeds de tweede minister van oorlog die binnen het jaar op de vlucht gaat voor een blad papier! Hopen wij dat 'smans opvolger minder ombrageus moge zijn, „Maar wie zal 't weten-? Ziedaar de vraag, wier moei lijke oplossing de bevreemding over het plotseling aan gevraagd ontslag merkelijk tempert. Het is niet gemak kelijk vooral niet op dit oogenblik een goed minis ter van oorlog te vinden. Eilieve ga eens na, wat er zooal geëischt wordt. De raau van hoofdstuk VIII moet zijn liberaal en toch krachtig en flink officier; om de reorganisatie van ons krijgswezen te kunnen volbrengen inoet hij zijn niet een boekengeleerde maar een volledig en grondig met onze defensiemiddelen bekend man, en toch geen officier van den ouden stempel, vergrijs;1, in den muffen garnizoensdienst; opgewassen moet hij zijn tegen het woordenrijk parlement, en toch weer geen raisonneur, maar een man van daden. Voeg er een om vattend organiseerend vermogen bij, een scherpen blik om de mannen te kiezen die hem bij het volvoeren zijner moeilijke taak ter zijde zullen staan, eu te zien wie er uit zijn omgeving moeten verwijderd worden een maximum van tact om te koersen tusschen de klip pen, zichtbare en blinde, die bet vaarwater van den minister van oorlog naar alle windstreken onveilig en half onbevaarbaar maken, en als ge onder het garnizoen van Middelburg pardon, Walcheren éen officier vindt, die aan deze vereischten beantwoordt, pak hem dan voorzichtig in en verzendt hem naar het Plein n». 5 in den Haag; ik beloof u dat we den man minister van oorlog zullen maken, al was hij tweede luitenant „Dat men „'t met een civiel persoon pro'oeeren zal," zooals dezer dagen reeds van bevriende zijde aan het kabinet werd aangeraden, geloof ik niet. Op het oogen blik zou een zwartrok iu het departement van oorlog niet gewenscht zijn. De ondervinding heeft daaromtrent niet gunstig beslist. Zonder op Gambetta in Frankrijk of de „civiele" ministers van oorlog, en vooral van marine, in Engeland te willen wijzen, heb ik maar te herinneren aan het beheer van den minister van marine Lotsy. Daarenboven heeft het tegenwoordig ministerie op het punt der niet specialiteiten reeds tours de force afgelegd, die wel tot nogtoe goed uit gekomen zijn, maar toch altoos halsbrekend werk blijven. Voor financiën en koloniën hebben we nu al ministers die vroeger als leden der tweede kamer be wijzen gegeven hadden, dat ze op de hoogte waren van koloniën en van financiën maar die niet de minste on dervinding en detailkennis bezaten, die men gewoonlijk onvermijdelijk acht om financiën en koloniën te behee- ren. Men moet nu bij die proeven maar laten blijven en, dankbaar dat Blussé en van Bosse behouden terecht zijn gekomen en aardig op clen weg zijn om op hun ouden ►dag nog specialiteiten te worden in het nieuw en vreemd werk, voor de hervorming der militaire zaken de medewerking en den steun zoeken van een iu ili- t a i r. „Steun; dien vooral heeft het ministerie van de „na tionale verdediging" noodig, vooral in den ambtgenoot vooroorlog. De militaire leden waren steeds de zwakste elementen in liberale ministeriën een echt liberaal minister van oorlog hebben wij èigenlijk Dooit gehad. Het wordt tijd dat er eindelijk een komteen man die klinkt als een klok, berekend om de zoo lang uitgestelde defensie-quaestie eens flink aan te pakken en het derde ministerie Thorbecke in- en uitwendig te cousolideeren. Want, wanneer ik wel ingelicht ben, bestaat ook aan inwendige consolidatie behoefte, zoo al geen dringende nood. De heer van de Putte raakte een gevoelige plek aan, toen bij dezer dagen vroeg of zekere hangende voorstellen voordrachten van de regeering waren, en de minister Blussé gaf een onvoorzichtig antwoord, toen hij die vraag naar „het hoofd van het kabinet" verwees. Wanneer het hoofd van het kabinet zich over de voornaamste hangende wetsontwerpen volkomen oprecht uitliet, zou hij, dunkt mij, nog al eens met zijne ambtgenooten in openlijk conflict geraken. De inkomstenbelastingde wet betreffende de wegen op Java, het ter elfder ure aangekondigd amortisatie- plan van den minister Blussé, geen van allen wordt, naar „men" zegt, goedgekeurd door hot hoofd van het kabinet, wiens aandacht op het oogenblik uitsluitend wordt getrokken en geabsorbeerd door het reuzenplan van droogmaking der Zuiderzee, dat op weg is om in de stat en-gen eraal te worden ge bracht. Of het gesukkel met de Amsterdamsche en Rotterdamsche waterwegen de kamer wel gunstig voor zoodanig plan gedisponeerd heeft, wil ik niet ouderzoeken, evenmin als de vraag beantwoorden of ze door de verwerping van het stoomvaart-voorstel niet getoond heeft op het oogenblik weinig vatbaar te zijn voor bet besef dat grootsche nationale on dernemingen niet dan mot offers van staatswege zijn tot stand te brengen. En dat do Zuiderzee niet zonder zeer duchtige offers is droog te maken weet een ieder. „Maar wat men zeggen mag en welk antwoord men ook op de aangekondigde interpellatievan Zuylen geven moge, dit staat vast, dat de zaak van's lands defensie door den aftocht van den minister Engel vaart alweder voor eenigen tijd verschoven is. Zijn opvolger kan de militaire wetsontwerpen niet voetstoots overne men, de officieele sleur of, wilt ge een fraaier woord de etiquette, laat dat niet toe; de ontwerpen worden dus teruggenomenhier aangevulddaar besuoeid, beter of slechter gemaakt, doch in allen geval in de bureaux geremanieerdvan daar weer naar den raad van state. Tegen het einde der zitting 1871—72 komen ze dus opnieuw bij de kamer in, en na afloop der begrooting3discussiën voor 1873 zal dus (en altijd bij leven en welzijn van dit ministerie) met de behandeling der militaire wetsontwerpen in de tweede kamer een begin gemaakt wordenVoor een ministerie, dat bij zijn optreden de verhooging der verdedigbaarheid des lands aan het hoofd van ziju programma stelde, laat genoeg. Benoemii.gen en besluiten. leger. Eervol ontslag verleend uit den militairen dienst aan den met verlof hier te lande teruggekeerden l«i luite nant der infanterie bij het leger in Nederlandsch-Indië F. H. W. Fonteinmet ingang van den lc" Decem ber 1871, wegens lichamelijke ongeschiktheid tot het gaan hervatten van den werkelijken dienst, met toeken ning van pensioen. TELiGRAPHiE. Benoemd, met ingang van 1 Januari a., tot directeur van het vereenigd post- en telegraafkan toor te ZierikzeeJ. C. Pilaar. Onderwijs.» Benoemd tot leeraar in de oude talen aan de hoogere burgerschool te Hoorn, J. S. Speijer, doctorandus in de letteren, te Amsterdam. Kerknieuws. Het kiescollege der Nederduitsche hervormde ge meente te Kerkwerve heeft, ter vervulling van de vaca-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 1