Öuttcrtlcmü. de begrooting met geen tekort sluiten en zal de natie verschoond blijven van de inkomstenbelasting. De minister van financiën vraagt waar hij den tijd moet vinden, om al de wettten in te dienen die de heer van Kerkwijk verlangt? Tegenover den heer Lenting blijft bij volhouden, dat nooit de bedoeling kan geweest zijn op de door dien spreker voorgestelde wijze den post dienst zeer te verzwaren, tegenover een buitengewoon laag loon. Hij zag juist in diens amendement bij de behandeling der postwet een practisch middel om den postdienst te vereenvoudigen. Hij minister, is zelf een -vriend van de kleine pers, maar meent, dat zij niet zoo lastig moet zijn en bij de groote toegekende voordeelen op zulke geringe sommen niet moet vitten. De pers wordt gezegd de koningin der aarde te zijn, maar dan behoort zij ook koninklijk te handelen. De heer Heemskerk verklaart zich tegen deze begroo ting, omdat de minister geen gevolg wil geven aan bet doen sluiten der staatsbegrooting. De heer Lenting blijft bij zijn gevoelen over den ver keerden uitleg door den minister van de postwet, en stelt daarom de volgende motie van orde voor: De kamer, na den minister van financiën gehoort te hebben, het wenschelijk achtende, dat aan het derde lid van art. 17 der wet van 22 Juli 1870 eene toepassing gege ven worde, meer strookeude met den geest en de bedoeling dier wetgaat over tot de orde van den dag. Op voorstel van den voorzitter wordt besloten die motie later in afzonderlijke behandeling te nemen. Bij de behandeling der artikelen stelt de heer Smidt een amendement voor, om de verhooging van de tracte- menten der betaalmeesters te vermindereu met [4000. Hij acht die onnoodig. Na bestrijding van het amendement door den minister wordt het amendement aangenomen met 27 tegen 36 stemmen. Bij de afdeeling muntwezen klagen de heeren Kops en cn Pijls over de circulatie van de Belgische centen en verlangen afdoende maatregelen daartegen. Afs voor naamste middel geven zij daarbij aan hermunting van onzen koperen munt. De heer van Delden wijst op het aannemen in het Duitsche keizerrijk van den gouden standaard en de vermindering in waarde die daarvan voor onze zilveren munt het gevolg kan wezen. De minister van financiën acht afdoende maatregelen tegen de circulatie van Belgische centen moeielijk. Aan het Belgisch gouvernement te verzoeken niet voort te gaan met die munt aan te maken is niet te vergen, even min als het aangegeven denkbeeld, om hier te lande de gulden 105 cent, te doen gelden. Dat zou strijden met het decimaalstelsel evenals hetgeen men van België veïlangde, dat het muntstukken van 3 centimes zou slaan. Wat de gouden standaard betreft door Duitsch- land aangenomen, daarop is de regeering bedacht ge weest. De heer van Kerkwijk bespreekt bij de afdeeling domeinen, de afdamming in het Slaak. De minister van financiën geeft te kennen, dat eene correspondentie met het departement van binnenlandsche zaken tengevolge heeft gehad, dat er eene overeenkomst is getroffen met ambachtsheeren die recht meende te hebben op de schorren, welke overeenkomst weldra ter bekrachtigiug aan de staten-generaal zal worden voorgelegd. Op de vraag van den heer Wintgens of de toestand van het Haagsche bosch niet door stoombemaling kan verbeterd worden, antwoordt de minister bereid te zijn deswege eene voordracht te doen, wanneer de kamer de daarvoor vereischte niet onaanzienlijke kosten wil toestaan. De artikelen worden aangenomen tot en met art. 43. De begrootingen van Suriname en Curacao worden aan de orde gesteld by de behandeling van de begrooting van koloniën. Volgens het voorloopig verslag omtrent de 21 wets ontwerpen tot afwijking van de regels der gemeentewet omtrent plaatselijke belastingen, werd het afschaffen der plaatselijke accijnsen als beginsel opnieuw ter sprake gebracht, en daarbij door verschillende leden betreurd dat nog afwijkingen van een eens bij de wet vastgestelden maatregel voor sommige gemeenten noodig scheen. Vrij algemeen wordt geklaagd, dat de regeering niet voldoende bad opgehelderd waarom aan enkele ge meenten het blijven heffen van plaatselijke accijnsen was ontzegd. Ten aanzien van de verschillende gemeenten voor welke afwijking wordt voorgedragen, werd onder andere met betrekking tot Vlissingen gezegd, dat het de aan dacht had getrokken, dat de opcenten op het personeel in die gemeente slechts 20 bedragen. Men stelde echter daartegenover, dat Vlissingen tot nu toe in geen wel varenden toestand verkeert. Volgens vroegere opgaven waren slechts luttele huisgezinnen te Vlissingen voor 2 dienstboden in het personeel aangeslagen en een enkel paard van weelde aangegeven. Men kon dan ook niet anders dan de aanmerking der regeering beamen, dat men hier met een gemeente te doen beeft, die in een sfaat van overgang verkeert en niet dan na eenige jaren in het genot kan komen van meerderen bloei. Gemeenteraad van Zierikzee. Dinsdag den 5«n December is eene zitting gehouden waarin 12 leden tegenwoordig waren. Behalve de mededeeling van eenige ingekomen stuk ken hadden de volgende benoemingen plaats: Tot regent van het burgerlijk armbestuur werd her benoemd de heer van der Maas; tot regent van het bur ger weeshuis de heer Ermerins. Tot leden der vaste commission werden gekozen: voor de strafverordeningen de heeren Fokker en Moolenburgh voor de fabricage de heeren van DongenNauta van der Grijp en Labrïjn; voor de gasfabriek de heeren Nauta van der Grijp, Mulock Houwer en Labrijn; tot commis saris voor de wandelwegen de heer van der Grijp; tot commissarissen voor de vischinarkt de heeren Mulock Houwer en van der Grijp. Een adres van jonkheer rar. M. H. de Jonge, houdende klacht over de hoedanigheid van het gas, wordt gesteld in handen der gascommissie ten fine van rapport. Op voorstel van burgemeester en wethouders wordt besloten hét ophalen der straatmest, asch en vuiluis en het ruimen der beerputten onderhandsch te verpachten aan den heeren A. van Neuven en J. Koopman, voor den tijd van 3 jaren voor de som van f 800 's jaavs. Evenzeer wordt besloten, om aan C. Meerse het go- vraagde stukje grond niet in erfpacht uit te geven daar gebleken is dat zich daarin zelkasch bevindt. Op een verzoek van (1e heeren Hugenholtz en Gillot tot het bekomen in erfpacht van gemeentegrond, ten einde daarop woningen voor den werkmansstand te stichtenwordt besloten tot dat doel iu erfpacht uit te geven 12 aren grond, aan de zoogenaamde binnenstoof bij de Schuithaven, tegen een jaarlijkschen cijns van 2 cents per centiare onder de volgende voorwaarden 1° dat het bestuur zich constitueert; 2° dat binnen 5 jaren de oppervlakte wordt bebouwd,'zullende over het gedeelte dat na verloop dier 5 jaren niet is bebouwd, de vergunning vervallen, cn 3° dat de bouwplannen aan burgemeester en wethouders ter goedkeuring worden ou der worpen Algemeen overzicht. Onder de wijzigingen welke de Pruisische regeering in de troonrede aankondigde, bekleedt eene verbetering van de traktementen der onderwijzers eene eerste plaats, niet wegens de wijze, waarop de regeering voor nemens blijkt te zijn om in deze behoefte te voorzien, doch alleen wegens het groote belang, hetwelk voor den Pruisischen staat in deze verbetering gelegen is. Enkele dagbladen houden zich met deze quaestie bezig en zijn weinig ingenomen met de voorstellen der regee ring, zooals zij thans bekend geworden zijn. Zoo schrijft de Magdeburger Zeitung hierover het volgende „Het is een algemeen bekende waarheid, dat de Prui sische volksschool, wanneer men het inkomen van iedereu onderwijzer ook slechts met 50 thaler verbetert, tot bereiking van dit doel jaarlijks een vermeerdering van uitgaven tot een bedrag van 4 millioen thaler ver- eischt. Dit is 8 maal meer dan de staat onder de tegen woordige gunstige ficaneieele omstandigheden voor de school schijnt over te hebben. Vanwaar moeten de ontbrekende 3J- millioen komen, wanneer de staat in die noodzakelijke behoefte niet voorziet? Of moet de verbetering der onderwijzerstraktementen, zooals tot heden bet geval was, trapsgewijze geschiedenzoodat het inkomen steeds in ongunstiger verhouding komt tot de jaarlijksehe prijsverhooging der eerste levens behoeften Het blad wijst erop, dat het niet voldoende is, dat de staat scholen tot opleiding van onderwijzers bouwt, doch dat ook de traktementen zoo moeten zijn, dat er personen gevonden worden, die aan die scholen opgeleid willen worden, net traktement van het uieerendeel der onderwijzers aan de lagere scholen is thans geringer dan het loon van den gewonen daglooner. „Wat wonder dan vraagt de Magdeburger Zeitungdat niemand gevonden wordt, die geneigd is als eenige belooning voor zijne studie eene toekomst aan te nemen vol zor gen en gebrek?" De houding der Pruisische regeering in deze zoo belangrijke quaestie is inderdaad schan delijk, wanneer men ziet, dat 40 millioen renteloos opgestapeld worden slechts met het doel om een strijd vaardig leger te hebben, en dat rijke landgoedereu ou millioenen ihalers aan staatslieden en veldheerondie deze tegemoetkomingen niet behoeveh, geschonken worden, terwijl voor de onderwijzers, aan wie de Duit- schers zelve zeggen voornamelijk het succes der laatste oorlogen verschuldigd te zijn, slechts 500,000 thaler toe gestaan worden, waar 4 millioen ternauwernood in de eerste behoeften voorzien zou. De Augsbarger Allgemeine Zeitung bevatte in de vorige week de niet zeer zachtzinnige insinuatie, dat de ongesteldheid van von Bismarck meer een politieleen dan lichaamlijken grond had. Het Zuid-Duitsche orgaan zeide, dat het voor hem van niet weinig belang was, dat de verantwoordelijkheid voor de strafbepalingen tegen de geestelijkheid niet op zijne schouders doch. uitsluitend op die van den Beierschen minister vaneere dienst drukte, en hij daarom de verdediging aan den heer von Lutz overgelaten en de zittingen van den rijksraad niet bijgewoond had. Het schijnt echter, dat welke rede nen von Bismarck ook bewogen mogen hebben, om zich aan den laatsten arbeid van den rijksdag te onttrekken» hij thans inderdaad door eene ongesteldheid aangetast is, die hem reeds eenige dagen noodzaakte te bed te blijven. Zijn toestand schijnt overigens geen onrust in te boezemen. In de zitting der Fransche nationale vergadering van gisteren is de heer Grévy met 511 van de 521 uitge brachte stemmen tot voorzitter herkozen. Aan de vice- presidenten en secretarissen, die vóór de schorsing der zittingen die function bekleeddenheeft de nationale vergadering eveneens die betrekkingen weder opgedra gen. Daarna is de zitting gesloten en de volgende zit ting op Donderdaga. vastgesteld. DeFransche dagbladen verkeeren nog voortdurend iu twijfel, wanneer de lang- beloofde boodschap van den president in de vergadering zal voorgelezen worden. Maandag is de zitting van het congres te Washington wet een boodschap van president Grant geopend. Zoo veel als uit de telegrafische analyse van dit stuk opge maakt kan worden, is de voornaamste mededeeling, wat het binnenland betreft, die van het voornemen der regee ring tot afschaffing van alle binnenlandsche rechten en accijnsen, welke gedurende den oorlog ten behoeve van de ontzettende kosten voor het eerst geheven werden. Wat het buitenland betreft, verdient de vredelievende taal bijzonder de aandacht, waarin de president de op lossing der Alabama-quaestie bespreekt. „Dit voorbeeld, zegt hijzal door alle andere volkeren gevolgd worden en zoo zullen millioenen menschen die thans onder de wapenen gehouden worden om ieder geschil met den degen te beslechten, aan don arbeid en de nijverheid teruggegeven worden." Hoe weinig vooruitzicht bestaat er helaas! dat de voorsp'elling van president Grant in Europa vervuld zal worden Laatste berichten Brussel6 December. De Moniteur beige zal morgen de volgende ministcri- eele lijst publiek maken de Theux, voorzitter van het kabinet, minister zonder portefeuille, Jules Malotz, financiën, het senaatslid d'Aspremont Lindenbuiten- landsche zaken, Deicourt,justitie,de Lantsheere, binnen landsche zaken, Moncheur, openbare werkenen gene raal Guillaume, oorlog. De kamer zal tegen Dinsdag bijeengeroepen worden. Uit Frankrijk. De commissie belast met de herziening der militaire graden heeft, volgens la France, haar taak bijna vol bracht. In haar twee laatste zittingen heeft zij over de bevordering van officieren tot den rang van kolonel gedurende den oorlog en van de kweekelingen van Saint Cyr eene beslissing genomen. Van de 47 kolonels der infanterie behouden 34 den hun toegekenden rang; 11 zijn teruggezet tot den rang van luitenant-kolonel1 tot dien van kapitein. Van de luitenant-kolonels heeft de commissie aan 22 den rang van bataljonschef toegewezen en aan 3 dien van kapitein. De kweekelingen van Saint Cyr blijven, volgens do genomen beslissing, in hunne vroegere positie. AI de graden, die hun gedurende den oorlog zijn toegekend, zijn ingetrokken, om den rang van vaandrig te krijgen moeten zij eerst aan het examen voldoen. Reeds sedert verscheidene maanden zijn telkens pogingen gedaanom epoorteinen te laten deraillee- ren op de lijnen tusschen Poitiers en Chasseneuil en- tusschen la Rochelle en Bordeaux. Alle aangewende

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 2