öuitenlanö. die openbaarmaking niet geschieden. Maar in het alge meen belang ware het wenschelijk dat de minister die instructie thans zooveel mogelijk bespoedigde en de bij hem ingekomen plannen en rapporten omtrent de exploi tatie der havenwerken te Ylissingen in elk geval open haar maakte voordat er eenige beslissing wordt genomen, welke de regeering ook maar een deel harer vrijheid van handelen In deze zoude kunnen ontnemen. De heer van Akerlaken'. Ik wensch mij in een eenigszins tegenovorgesteldeu zin als de vorige spreker uit te laten. Deze toch heelt aangedrongen op uitbrei ding van de uitgaven voor deze lijn, terwijl ik den minister in dit opzicht de meeste matiging meen te moe ten aanbevelen. Wanneer men toch nagaat wat er voor deze lijn besteed is, dan zijn die uitgaven inderdaad buitengemeen hoog. Uit den staat n<>. 9. Kosten van aanleg tot 30 Juli 1871blijkt, dat voor de lijn Roosen daal-Woensdrecht is uitgegeven 1,508,740, voor de lijn Woensdrecht naar Goes f 4,075,029, terwijl op deze be- grootiug daarvoor is uitgetrokken f 2,619,420totaal f S,203,189. Dit bedrag zal natuurlijk in het vervolg nog aanmerkelijk worden verhoogd. En waren dit nu nog kosten die voortspruiten uit den noodzakclijken aanleg van een spoorweg door Zeeland of van het kanaal van Walcherenik zou ze mij getroosten als uitgaven steunende op de wet. Maar het is mij voorgekomen uit de memorie van beantwoording, dat het bier niet enkel zulke uitgaven betreft, maar ook uitgaven die eigenlijk niet op deze begrooting behooren. De minister zegt in de memorie van beantwoording dat er nog vereischt worden: voor een lokaalstation te Ylis singen ƒ500,000, voor een tweede binnenbasain f450,000, voor eene doorvaart van de marinehaven naar het kanaal 60,000, eindelijk voor een ijzeren drijvend droogdok te Vlissingen een millioente zamen 2,100,000. Nu wil ik niet spreken over de drie eerste posten, maar ik kan mij niet voorstellen hoe zulk een dok, geschat op een millioenkan behooren tot den spoorweg door Zee land of tot het kanaal van Walcheren. Die post behoort, naar mij toeschijnt, volstrekt niet op deze begrooting en daarom wensch ik den minister eene grcote mati ging of liever onthouding ten opzichte daarvan in over weging te geven. Ik vind daartoe te meer aanleiding, nu de memorie van beantwoording opgeeft dat de exploi tatie der havens een tal van inrichtingen zal noodig inaken, zooals gebouwen voor goederensporen, kranen enz. „In hoever" vervolgt de minister, .door den staat daarvoor uitgaven te doen zijn, zal afhangen van de beslissing omtrent die exploitatie bij concessie of door het rijk". En nu zou ik het zeer betreuren, indien immer of ooit de staat de exploitatie van die haven op zich nam; zulk eene uitgaaf zon niet tot de rijks-uitgaven kunnen behooren. Immers er worden geen handelshavens of koopsteden geschapen, maar zij ontstaan uit eigen kracht. Zij vormen zich zelf door de energie der bewoners. Ik vraag het u, of, niettegen staande het een hekend feit is dat de havens van Vlis singen en Nieuwediep de beste havens van ons land zijm er zich eenige handel heeft gevestigd of daar eenige belangrijke handelshuizen aanwezig zijn In geenen deele. Juist die beide plaatsen behooren onder de ge meenten van eenigen omvang, die de armoedigste zijn van ons rijk. Ik heb slechts te wijzen op den staat van gemeentendie vragen gesteld te worden onder de exceptioneele bepalingen van de gemeentewet en die aanvoeren dat zij daartoe gedreven worden door de weinige hulpmiddelendie zich binnen die gemeenten bevinden en de groote armoede der bevolking. (Zie verder liet. bijvoegsel.) Zitting van Maandag 4 December. Behandeling der staatsbegrooting. Ingekomen nota's van inlichtingen betreffende de zaak van den ontslagen kapitein Janssendoor den minister van oorlog ingezonden. Bij de algemeene discussiën over de begrooting van marine (hoofdstuk VI) verlangt de heer van Beijma wettelijke regeling van het materieel der marine en van het onderwijs der aanstaande zeeofficieren. Hij acht dit niet alleen plichtmatig, maar ook grondwettig. De heer de Roo stelt zijne opmerkingen over dé inrich ting der marine uit tot de behandeling van het verslag der kamer, over de mededeelingen van den minister, nopens de jongste mobilisatie van de zeemacht. Hij moet echter nu reeds opkomen tegen bet stelsel om nieuw gebouwde schepen dadelijk in conservatie te stellen en acht het wenschelijk, vooral met het oog op de eerlang af te leve ren groote schepen, deze eerst eeu korten tijd in dienst te stellen, opdat meu dan onmiddellijk gereed kan zijn met zulke schepen in gebruik te nemen. Wat betreft den torpedo-dienst en de versperringen moet een ander stelsel volgens spreker gevolgd worden. Men blijft nu proeven nemen, en komt tot geen resultaat. Die dienst behoort eigenaardig bij de marine, maar de gebeele zaak wordt van de marine op oorlog overgebracht. De heer van Sijpesteyn betreurt het, dat bij deze keer zoo weinig vernomen heeft van het verband tusschen dc zee- en landverdediging. Dat is te meer noodig, nn onze marine behalve den Indischen dienst, uitsluitend be stemd is tot verdediging van onze kusten en zeegaten. De heer Nierstrasz verklaart zich tegen eene organi satie van de zeemacht bij de wet. De prijs der schepen is te wisselvallig. De minister van marine deelt in dit laatste gevoelen; wanneer men voor de zeemacht wettelijke regeling ver langde, dan zou deze zich moeten beperken tot het personeel. Ten aanzien van de torpedo's en versperringen neemt men nog proeven; er is geen land waar die proeven zóo herhaaldelijk en nauwgezet worden genomen als hier te lande. Dat aan de landmacht de torpedo-dienst wordt opgedragen is zeer verklaarbaar, het personeel der marine is door gedurige verplaatsingen ea het doen vau reizen niet geschikt om een vast korps torpedisten te vormen. Wat het dadelijk in dienststellen van nieuwgebouwde schepen aangaat, het is, volgens den minister, beter een bepaald personeel aan te wijzen met het toezicht en bet onderhoud van die schepen belast. Samenwerking tus schen zee- en landraachtJs steeds in het oog gehouden. De algemeene discussiën worden gesloten. Bij de behandeling der artikelen verlangt de heer Fransen van de Putte betere verlichtingen van sommige vaarwaters. De minister zal dat punt in overweging nemen. Ten aanzien van de waag van den heer Idserda, verklaart de minister zich bereid om allesaan te wenden tot verbetering van het korps officieren van gezondheid bij de zeemacht. Het gevoelen van den heer van de Putte dat er te veel hoofdofficieren bij de marine zijn, wordt floor den minister tegengesprokeneerder is het tegendeel het geval. Een amendement van den heer Nierstrasz om het ver hoogde traktement van een officier-machinist inlndië te verminderen, omdat men in zulke rangen geen te groote bevorderingen moet voorspiegelen, wordt na eenige dis cussie verworpen met 30 tegen 22 stemmen. De heer van de Putte verlangt een andere inrichting van het korps mariniers; eene zending van dat korps naar de West zou zijns inziens doelmatiger zijn. De minister meent dat daartoe niet overgegaan mag worden. Die menschen hebben dienst genomen in de overtuiging alleen dienst te zullen moeten doen op de schepen of bier te lande. Verschillende leden uiten zich in verschillenden zin omtrent den toestand van ons korps mariniers. De artikelen worden evenwel zonder hoofdelijke stem ming aangenomen en daarna de begrooting van marine aangenomen met 50 tegen 4 stemmen, die van deheeren Zylker, Sandberg, de Roo en Westerhoff. Algemeen overzicht. Bij de in ieder land voorkomende nabetrachtingen der dagbladen over de werkzaamheden, welke door de vertegenwoordiging in hare laatste zittiDg verricht werden, leest men in de Duitsche dagbladen nog twee zaken, die bijzonder de aandacht gaande houdende quaestie met Brazilië en de vrijspraak van een Fransch- man, die een Duitsche soldaat vermoordde, door de Parijsche jury. Eeu groot gedeelte der Duitsche pers kan zich nog niet neerleggen bij de aanneming van „het ijzeren bud get." Hierdoor is niet alleen de bondsconstitutie ge schonden, doch bovendien gaf door dit votum de rijksdag zijne grondwettige rechten vrijwillig en met verachting van alle constitutioneele beginselen uit handen. Tegen deze waarheid valt weinig in te brengen en het ig daar om veel eerlijker te erkennen, dat men voor de pressie der regeeriug bezweken is, dun met argumenten liet voorstel te willen verdedigen, zooals o. a. een Berlijnsch correspondent der Kölnische Zeitung tracht te doen, door te zeggen dat men het oordeel niet over het hoofd mag zien dat de rijksdag door de aanneming van dit voorstel den tijd zijner zittingen voor de aanstaande jaren belangrijk verkort. Is het eene volksvertegen woordiging slechts daarom te doen, dan is het de kort ste weg, om van alle grondwettige rechten afstand te doen en den parlementairen regeeringsvortn door abso lutisme te vervangen. Eerlijker is dan de bekentenis vaneenPruissisch libe raal, die, naar zijn oordeel omtrent den stand van zaken in Duitschland gevraagd, rondweg verklaarde: „de hoer von Bismarck oefent een ware dictatuur uit eu deze dictatuur is nog lang niet ten einde. Op welke wijze hij daartoe in staat gesteld werd is aan een ieder bekend. Toen hij aan het bewind kwam had hij 30 aanhangers in den Pruisischen landdag tegen ongeveer 320 tegenstanders. De stoutmoedigheid en handigheid vau den minister, om op die hoogte te geraken, zijn inderdaad ongeloofelijk. Het is waarlijk vreemd, hij heeft zijne vijanden met minachting behan deld en daardoor over hen gezegevierd. In de kamer sprak hij uit de hoogte en nam met de handen in den zak een on verschillige houding aan. Hij was dikwijls afwezig, wan neer men het ministerie interpelleerde, e'n wanneer hij tegenwoordig was zeide hij„gel ooft gij, mij neb eer en dat een minister geene bezigheden heeft? Ik heb meer to doen dan hier redevoeringen uit te spreken." Hij zat dan ook niet stil, en terwijl de kamer verontwaardigd en rood van woede was, maakte hij combinatiën, hervormde en or ganiseerde hij- Thans is hij een dictator in de volle betee- kenis des woord3. De partijen voelen dit. Doch hoe wilt gijdat men hem de volmacht onthoude voor de legerbe- grooting voor den tijd van driejaren? Niet alleen heeft het keizerrijk alles aan hem te dankenmaar bovendien verwacht het alles van hem. Wij hebben den heer von Bismarck no g noodig." De- Norddeutsche Allgemeine Zeitung geeft eenige inlichtingen over de onaangenaamheden met Brazilië. Het officieuse orgaan noemt de verhalen omtrent den omvang van het geschil en het bevel der regeering tot wapening van vier oorlogsschepen zeer overdreven en bewaart over de belachelijke beschuldigingdat Fran- 8chen tot het conflict te Rio Janeiro aanleiding gaven, eeu volkomen stilzwijgen. De Norddeutsche Allgemeine Zeitung spreekt de zekere verwachting uit, dat bet ge schil langs diplomatieken weg bijgelegd zal worden, doch dat, zoo noodig, Duitschland ook in Amerika zijne eer en waardigheid zal weten te handhaven. De vrijspraak van den Franschcn moordenaar heeft aanleiding gegeven fot de hevigste uitvallen tegen de Fransehe regeering en de natie. De moord was bewezen en erkend, en toch spreekt de jury het „niet schuldig" uit, overgehaald door de wegslepende en hartstochtelijke verdediging van den advocaat Lachaud. Ten onrechte maken de Duitsche bladen er dezen een verwijt van, dat hij argumenten bezigde als dit, dat er tijden zijn waarin een misdaad in gansch ander licht beschouwd wordt, dat de moord in quaestie geen strafbare daad, doch een daad van vaderlandsliefde is, enz. want de heer Lachaud sprak voor een jury, die niet naar de wet maar naar haar geweren oordeelt, zoodat het zijn plicht tegenover zijn cliënt was, om de gemoederen der gezworenen zacht te stemmen. Doch het verwijt treft de jury, treft de Fransehe natie, uit wier midden twaalf burgers gevon den wordendie zich door zulke argumenten laten over halen, om over een misdadiger van de ergste soort, die met voorbedachten rade een moord begaat, het „niet schuldig" uit te spreken. De Norddeutsche Allgemeine Zeitung kan met volle recht uitroepen, dat Pruisen na den slag bij Jena zijn ongeluk tenminste niet vermeer derden door zich ook zedelijk te gronde te richten. Algemeen verwacht merf dat de Duitsche regeering langs diplomatieken weg voldoening vragen zai en bovendien is in de nog bezette provinciën door de Duitsche autoriteiten bekend gemaakt, dat de oorlogs- weiten stipt zullen gehandhaafd en ieder vergrijp met onverbiddelijke gestrengheid gestraft zal worden. Het eenige gevolg van de onverantwoordelijke daad der jury zal dus zijn dat der egeering in moeilijkheden gewikkeld wordt en hunne landgenoo ten der bezette departementen zooveel te barder den druk der vreemde overheerscbing zullen gevoelen. Omtrent de eerste zitting der nationale vergadering, welke gisteren te Versailles plaats liaclverneemt men niets anders, dan dat Thiers en ongeveer 500 afgevaar digden daaraan deelnamen, zoodat ruim 200 nog ontbre ken; dat men zich uitsluitend bezig hield inet de samen stelling der bureaux en de zitting reeds weder te ruim 3 uren gesloten werd. De benoeming van den voorzitter en de vice-presidentcn zai heden plaats hebben. Tevens wordt gemeld, dat de boodschap van den president eerst in de zitting van Donderdag voorgelezen zal worden, zonder dat daarvoor eenige reden opgegeven wordt, zoo- dat niet te bepalen is, of oneenigheid in den boezem van den ministerraad of de omstandigheden tot dit uitstel aanleiding gegeven hebben. Dc beide prinsen van Orleaus, die hunne zetels in de nationale vergadering zullen gaan innemen waren gisteren nog niet tegenwoordig.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 2