oogenblik dat door de overbrenging van den zetel der
regeering en de opheffing van den staat van beleg het
totstandkomen van den publieken vrede bezegeld zal
worden?" Het blad acht dit billijk, wenschelijk en
politiek, en tevens noodzakelijk om de gemoederen te
Parijs tot kalmte te brengen.
De Fransche dagbladen van heden houden zich zon:
der onderscheid bezig met de debatten in de zitting van
den Duitschen rijksdag van Donderdag, en wijzen op de
onheilspellende argumenten, welke do heer Delbrück
voor het wetsontwerp tot verlenging van „het ijzeren
budget" deed gelden. Le Temps en het Journal des
débats zeggen deze argumenten slechts te willen weêr-
geven, doch over hunne beteekenis liever te willen zwij
gen; andere bladen daarentegen zien daarin de duidelijke
aanwijzing, dat Duitschland andere vijanden dan Frank
rijk te bestrijden heeft en opjuitbreiding van grondgebied
belust is.
Die gevolgtrekkingen mogen te veel van het Fran
sche standpunt gemaakt en daarom door een ver
grootglas gezien zijn, bemoedigend voor Europa en voor
allen die eene vermindering der steeds toenemende
militaire lasten vurig weuschen, zijn de woorden van
den heer Delbrück zeker niet. Hij zeidedat het voor
Duitschland van groot belang was om in 1874= minstens
zoo gewapend te zijn als thans; dat de regeering wel is
waar niet aan een ophanden zijnden oorlog deDkt, doch
zich' noch minder voorstelt, dat een tijdperk van voórt-
dureuden vrede aangebroken is, te meer daar nog een
gedeelte der vredesvoorwaarden onuitgevoerd isdat
het Fransche volk aan het denkbeeld van revanche vast
houdt, hoe ook de regeering op loyale wijze de gesloten
tractaten moge nakomen enz.
Het gevaar voor de revanche is dunkt ons toch grooter
na eenige jaren dan thans nu Frankrijk nog volkomen
verzwakt en onmachtig isom aan een oorlog te kunnen
denken. Het ware daarom rationeeler, dat Duitschland
dan in het bezit ware van een sedert jaren beproefd
stelsel van legerorganisatiedan dat het die nieuwe
regeling tot dien tijd uitstelt. Doch het is steeds het
kenmerk van de „eerlijke politiek" van von Bismarck
geweest, dat hij redenen tot wapening aanvoerde en op
dreigende gevaren wees, die voor anderen niet beston
den en welke, zoo zij al bestonden, door hem alleen
konden weggenomen worden.
Ook de rijksdag, die met dit ontwerp als het ware
overrompeld werdheeft weinig vertrouwen in deze
redenecringen'getoond. Met de voor dit regeeringslichaam
ongewone meerderheid van 16 stemmen (150 tegen 134)
werd het ontwerp in tweede lezing aangenomen. Een
amendement, om „het ijzeren budget" in plaats van voor
3 slechts voor 2 jaren toe te staanwerd inet 190 tegen
84 stemmen verworpen. Hiertegen stemdeu zij, die tegen
iedere verlenging gekant zijnversterkt door de volg
zame groep, die altijd voor de regeering stemt. Zoowel
Delbrück als von Roon hadden zich namelijk ten sterk
ste tegen dit amendement verklaard.
Reeds den volgenden dag (gisteren) werd het ontwerp
in derde lezing behandeld en slechts met 152 tegen 128
steramen aangenomen. Daarna werd in haast de geheele
staatsbegrooting aangenomen en ten slotte door den heer
Delbrück een keizerlijke boodschap voorgelezen waarbij
de zitting van den rijksdag gesloten verklaard worejt.
Te Brussel schijnt bet ontslag van het ministerie een
einde gemaakt te hebben aan de onrust en de woelingen
waaraan de stad in den laatsten tijd ten prooi was. Den
gauschen avond heerschte gisteren de volmaaktste rust.
Laatste berichten
Brussel2 December.
Men verneemt, dat de heer de Theux de volgende
lijst van ministers aan den koning heeft aangeboden:
de Theux, buitenlaDdsche zaken, Dumortier, binnen-
landsche zakenThonissen justitie, 'tKint, openbare
werken, Jacobs, financiën en Guillaume, oorlog.
Het clericalisme en de moderne staat.
Naar aanleiding van de jongste gebeurtenissen in Bel
gië, schreef the Times voor eenige dagen het volgende:
„Deze ontmoeting tusschen clericalen en leeken in
België is niet zonder waarde, ter beoordeeling van
de vermoedelijke uitkomsten der proef welke som
mige katholieke landen gaarne zouden nemen met
de vrije kerk in den vrijen staat. De Belgen hebben
aan de kerk onbeperkte vrijheid verleendzij steunden
op de vrijzinnige neigingen der bevolkiDg, wat betreft
den strijd tegen ultramonlaansche aanmatiging. De libe
ralen meendendat zij hunne clericale tegenstanders in
de kamer, aau de stembus en in de pers, met volkomen
gclijko wapenen zouden kunnen bestrijden. Bij menige
ontmoeting werd hun vertrouwen gerechtvaardigd door
de uitkomstniet zelden echter waren er ook gelegen
heden, waarbij de clericalen al hunne kracht ontwikkel
den en de overhand behielden, door middelen die hunne
tegenstanders evenzeer verwonderden als teleurstelden.
De zaak is, dut in België, evenals in Frankrijk en in
andere zuiver katholieke landen niet slechts twee par
tyen maar om zoo te zeggen twee natiën bestaan, eene
plattelands bevolking, door de priesters naar verkiezing
gevormd en stadsbewoners, gedreven door tegenstrijdige
eischen, maar nu en dau vercenigd in anti-clericale
dweepzucht.
„De Belgische liberalen bebooren te weten, dat de
goede zaak niet bevorderd worden kan door oploopen op
straat en gebroken glasruiten. Vermoedelijk hebben
zij goede reden, om het te betreuren dat zij een vin
ger gaven aan de kerk, die zeer zeker de gansche
hand nemen zou. Maar alleen door vrij debat, door
vreedzame agitatie, door redelijk onderwijs kunnen zij
het verloren terrein herwinnen. Tot heden zijn de
liberalen in alle katholieke landen in de dwaling ver
vallen van te zeer op eigen krachten te steunen, hunne
tegenstanders te zeer te minachten en te veel te ver
trouwen op de bereidwilligheid der natie om hen te
volgen. Met een schouderophalen meende men een ge
bouw te kunnen doen vallen, waaraan het katholicisme
eeuwen lang heeft gewerkt. Voor de godsdienstige over
tuiging, die zij bestreden, stellen zij niets anders in de
plaats, of liever terwijl zij zelf zich boven die begrippen
verheven achten, keureD zij ze voor de menigte goed
genoeg. De vrouwen in de steden en de boeren ten
platten lande lieten zij over aan de priesters, die gaarne
tot zich trokken hetgeen aldus aan heu werd overge
leverd, en den verkregen invloed wisten te gebruiken.
„De vrije kerk in den vrijen staat is een heerlijke
zaak, mits ook de staat zijn plicht doe, want men kan er
altijd op rekenen, dat de katholieke kerk partij weet
te trekken van de tekortkomingen harer tegenstanders.
Onder het woord staat echter verstaan wij niet alleen
de regeering, of de partij die te eenigertijd de macht in
in handen heeft, maar de gansche burgerlijke maat
schappij. Alleen dan wanneer men onverstandiglijk haar
miskent of te gering schat, of haar bestrijdt met oueer-
lijke middelen en haar vervolgt, wordt de kerk een
gevaar."
In hoofdzaak verdient dit lezenswaardig artikel
bijzondere opmerkzaamheid, omdat het niet alleen de
vinger legt op de wonden waaraan België lijdt, maar
tevens een schat van wijze lessen inhoudt, voor ieder
land waar de clericale partijhetzij in de meerderheid
hetzij in de minderheid, zich als politieke partij doet
gelden. Het EngeJscbe blad zegt inderdaad ongeveer
hetzelfde als onze Brusselsche correspondent reeds voor
eenige weken schreef, dat de Belgische doctiinaireu
waarlijk het reent niet hebben om zich over de kracht der
clericale partij te beklagenwant zij lieten de kerk
rustig begaan en verwierpen bare leer, zonder iets
anders daarvoor in de plaats te stellen.
Tegen éene opmerking echter van het Engelsche blad
moet men ter eere van België ten sterkste opkomen. The
Times dost het voorkomen, alsof de Belgische liberalen
ter bevordering der goede zank het publiek opgezet
hebben, om langs den weg van straatschandaal en op
roer te verkrijgenwat zij als minderheid in de kamer
nooit langs constitutioneel en weg meenden te kunnen
bereiken. Dit zijdolingsck verwijt is inderdaad voldoende
door al de berichten omtrent de gebeurtenissen gelo
genstraft. In de eerste plaats is het aan geen twijfel
onderhevig, of de demonstration op straat gingen niet uit
van die volksklasse, welke voor ieder beginsel te winnen
is wanneer slechts behendige personen zich aan het hoofd
stellen maar van de meer verlichte en beschaafde mid
denklasse, die onafhankelijk van1 de liberale partij in
de kamerop ondubbelzinnige wijze hare verontwaar
diging over de corruptie der regeering te kennen gaf.
En bovendien verdienen noch de liberalen noch België of
Brussel ook maar het geringste verwijt, dat zij „oploopen
en gebroken glasruiten" als argumenten tebaat namen,
wanneer men ziet, dat tengevolge van volksdemonstra-
tiën, welke anderhalve weckaanhielden en waaraan
vaak door 4000 tot 5000 personen deelgenomen werd,
eene schade aangericht is voor een bedrag van nog geen
100 francs en slechts écne verwonding en enkele kneu
zingen plaats hebben gehad. De vreedzame kiezersde-
monstratiëu in Engeland vorderen op éeneD dag vaak
meer offers.
De Norddeutsche Allgemeinc Zeitung geelt-ook eenige
opmerkingen over de Belgische onlusten ten beste en is
blijkbaar innig verheugd,, dat hare waarschuwing, die
zij voor eenigen tijd tot België richtte voor de gevaren,
welke het land van de clericalen en socialisten dreigen,
zoo spoedig door de omstandigheden gerechtvaardigd is.
Het Duitaehe conservatieve blad waarschuwt België
thans niet meer, maar beklaagt het arme land uit het
diepste van zijn gemoed, omdat „de derde in den bond
van clericalisme en socialisme de vreeselijkste vijand: de
corruptie is." Wat voor het overige zijne wijze lessen
aan het adres van België betreft, gelooven wij dat
Duitschland zich eerder aan België zou kunnen spiegelen.
Het is waar, België heeft de gevolgen ondervonden
zijner onachtzaamheid, zijner minachting van de cleri
cale partij doch niettegenstaande de maebt die deze
daardoor verkregen heeft, niettegenstaandede volle vrij
heid, welke de kerk en hare priesters in België genieten,
niettegenstaande dit alles heeft de openbare meening
zich weten te handhaven en is er zonder onwettig ge
weid in geslaagd, om het ministerie, dat nog voor twee
dagen verklaarde niet af te zullen treden, zoolang het
do meerderheid in de kamer hadtrots die meerderheid
tot zijn ontslag te noodzaken en daardoor de publieke
eer eu waardigheid vkn België te herstellen.
Doch wat doet men in Duitschland, waar de clericale
partij verreweg in de minderheid is? Men „bestrijdt en
vervolgt de kerk, waardoor zij zooal3 the Times
terecht zeide eeu gevaar wordt." Op hetzelfde oogen
blik dat rechtvaardigheid en moraliteit in België de
overwinning behalen op het machtige clericalisme, stelt
Duitschland een wetsbepaling vast, waarmede het die
macht meent te kunnen onderdrukken. Duitschland zal
spoedig genoeg ondervinden, dat de voorspelling van
the Times waarheid is, en dat het de clericalen slechts
hier en daar onderdrukt, om hen met te meer kracht
en succes elders bet hoofd weder te zien opsteken. Het
ware daarom wellicht beter, wanneer de Norddeutsche
Allgemeine Zeitung in plaats van raadgevingen aan
België te doen, zich-zelve de lessen, welke uit de gebeur
tenissen te Brussel te trekken zijn, ten nutte maakte.
Duitschland behoeft dit niet alleen van België en de
verstandige en bezadigde taal van the Times en de
meeste Engelsche dagbladen te leeren, ook in zijn eigen
midden zijn mannen in overvloed, die de Duitsche ver
keerdheden in dit en menig ander opzicht aanwijzen
doch zonder ooit gehoor te vinden. In de debatten over
het bekendethans reeds aangenomen voorstel van
Beieren, toonde het lid der Forttschrittjiarleide heer
Richter, met juistheid den weg aan dien Duitschland
tegenover het ultramontanisme behoorde in te slaau. Op
geestige wijze critiseerde hij het voorstel, en vroeg op
spotteuden toon, of het gouvernement niet weldra het
politiseeren verbieden zou aan de commissarissen van
politie, die zich daaraan in tijden van verkiezingen zoo
bovenmatig te buiten gaan? Iets verder zeide hij: „Ik
weet, hoeveel gevaar gelegen is in den geest der Roomsche
hiërarchie,/ een geest geheel in strijd wet de moderne
beschaving en ontwikkeling, en ik verkeer geenszins in
den waan, dat ik dat gevaar kan doen verminderen;
doch dit gevaar zou niemand meer bedreigen, wanneer
de regeering ernstig besluiten kon om het liberale pro
gramma in zijn geheel a:iu te nemen. Laat men ons
zonder eenig voorbehoud de vrijheid van drukpers en
van vereeniging en vergadering geven, laat men de
lagere school geheel aan den invloed der geestelijkheid
onttrekken, laat men in onze wetgeving het verplichte
burgerlijk huwelijk invoeren, laat men niet langer de
kerkelijke gezindten met geld der staatsbegrooting be
giftigen, laat de staat niet langer in scholen en univer
siteiten leerstellingen doen onderwijzen, die in lijnrech
ten strijd zijn met de wotenschap, en er zal licht komen
en wij zullen die zwarte spoken zien verdwijnen, dio
ons heden zooveel schrik aanjagen."
Dit is de wegdien Duitschland moet inslaan en dien
enkele zijner zonen hem aanwijzen, wier liberale taal
echter tevergceis uitgesproken wordt in eene vergadering,
die reeds voor den aanvang hunner betoogen besloten
was er niet naar te luisteren. Hoe het zij, het ontwerp
is aangenomen en daardoor de oorlog door Duitschland
aan het. clericalisme verklaard. Het zal een oorlog zijn
op leven en dood en waarschijnlijk zal Duitschland de
treurige ondervinding opdoen, dat zijne tegenpartij
sterker ia dan men dachtja misschien dat zij op deze
wijze aangetast schier onoverwinnelijk is. Dan is eene
retraite onmogelijk, omdat dithet bewijs zijner zwakheid
zou wezen.
&)anMsbrrir!)lm
Prijzen van effecten.
Amsterdam 2 December 1871.
Nederland. *Certific. Werkelijke schuld. 2£ pet. 53J
*dito dito dito 3 „63
♦dito dito dito 4 84£
♦Aand. Handelmaatschappij 4} 13ö|
♦ditoexploitatie Ned. staatssp 122