onderhoud, tot het strikt noodigo beperkt, ten laste van het rijk te moeten voorstellen. „Eene jaarlijksche som van /3900 wordt hiertoe vol doende geacht. Art. 95c der tegenwoordige begrooting is met dat bedrag verhoogd. „De goedkeuring van het reglement voor Schouwen kan thans worden te gemoet gezien. De zaak van de indijking van het Zwin zal bespoe digd worden. Het eindcijfer der begrooting is verhoogd met»/046,674 en gebracht op f 20,688,207.65. Öuitmlanö. Algemeen overzicht. De aanneming van het voorstel-Biising, betrekkelijk de toevoeging der bewuste bepaling aan de Duitsche constitutie, heeftjDinsdag plaats gehad, zonder dat een der regeeringsleden zich in de debatten mengde. Reeds deze neutrale houding boezemde den voorstellers weinig hoop in op de goedkeuring van den bondsraad, cn een artikel in de Provincial-Correspondenz van dienzelfden dag bevestigt dit gevoelen. Het blad zegt o. a. daarin, dat „het waarschijnlijk beter geweest zou zijnwanneer de vorm van het besluit zoodanig waredat het meer vertrouwen en minder een dreigende aanmaning uit drukte." Het blad voegt er bijdat „na de verklaringen van den Mecklonburgschen bondsgevolmachtigde, den heer von Biilow, men als zekerheid kon aannemen, dat de regeering en de landsstendenzelfsgeen zedelijken dwang van buiten behoefden." Het voorstel zal dus wel den weg gaan van meer andere voorstellen en door den bondsraad begraven worden, om een volgend jaar weer op te staan met het eenige gevolg, dat het opnieuw begraven wordt. Dit behoeven de Duitsche liberalen echter niet zoo sterk te betreurenwant de bondsraad snijdt door zijn veto vele moeilijkheden af, en de Mecklen- burgsche regeering zal hoewel misschien ook langzaam, toch eindelijk aan de stem der publieke opinie moeten gehoor geven. Aan den Moniteur universel ontleenen wij heden twee niet onbelangrijke mededeelingen. De eerste betreft het veelbesproken handelstractaat tusschen Frankrijk en Engeland. Het blad spreekt het gerucht tegen, dat alle voorstellen, daaromtrent door de Franschc regeering gedaan, door het Engelsche gouvernement verworpen zouden zijn. „Slechts enkele voorstellen zegt de Moniteur b. v. die betrekkelijk katoen en ijzer, zijn definitief verworpen, doch omtrent de andere zijn de onderhandelingen loopende, aan wier gunstig resultaat niet gewanhoopt behoeft te worden." L'Indépendance beige daarentegen meldt in zijn nom- raer van hedendat zij nit vertrouwbare bron kan mede- deelcn dat oorspronkelijk Engeland tot elke wijziging van het tractaat in protectionistischen zin weigerde mede te werken, cn daarop het Fransche gouvernement verklaard had, slechts de rechten op garens en geweefde goederen te willen verboogen. „Wanneer zegt het Belgische blad voor den termijn, gesteld voor de opzegging van het tractaat, het Engelsche gouverne ment deze wijziging niet aauneemt, dan zal de opzeg ging van Fransche zijde geschieden. Volgens de slotbe palingen van het tractaat blijft het echter nog een jaar r.a de opzegging in werking." Hoe deze „vertrouwbare" mededeeling te rijmen met het bericht van den Moniteur universel en de officieuse verklaring, voor eenigen tijd uit Versailles vernomen, dat Thiers in geen geval het tractaat zal opzeggen en verwacht dat Engeland eenige geringe offers zal willen brengen, wanneer Frankrijk's treurige financieele posi tie die eischen! Het weigerend antwoord van Engeland kan niemand verwonderen, want het is van algemeene bekendheid, dat de Engelsche staatslieden en oecono- rnisten juist ontkennen, dat die offers voor Frankrijk gecischt worden. Doch wat de Fransche regoering doen zal blijft dus nog volkomen in het onzekere; het blijkt nog volstrekt niet of de protectionistische beginselen van Thiers en Ponyer-Quertier zullen zegevieren, of dat zij zullen moeten wijken voor de beginselen van vrijen handel, voorgestaan door den minister Casiinir Périer, de meerderheid der nationale vergadering en de publieke opinie. De tweede mededeeling van den Moniteur universel, die men hopen moest, dat minder tegenspraak zal ondervinden dan de eerste, betreft do overbrenging van den zetel der regeering naar Parijs. Het blad verneemt „uit goede brondat het gouvernement het voorstel tot onmiddellijke verplaatsing der regeering naar Parijs gereed heeft, om het terstond bij de heropening der zittin gen aan het oordcel der nationale vergadering te onder werpen. De ondervinding die men van het verblijf te Versailles opgedaan heeft, is niet zeer bemoedigend, en met het oog op de nabijheid van Parijs blijkt het, dat dit verblijf bijna uitsluitend ten gevolge heeft, dat het gouvernement eigenlijk nergens is en dat voor de administratie zooveel goeden tijd verloren gaat, dien men veel nuttiger aan de zaken zou kunnen wijden." Het blad meldt verder, dat men een middel gevonden heeft, om de politieke bezwaren tegen dit voorstel op te lossen. De regeering stelt namelijk voor om alles te Versailles zoo ingericht te laten, dat de regeering zich ieder oogenblik daar opnieuw vestigen kan, wanneer zij door revolutionaire bewegingen te Parijs bedreigd wordt, en „do maatregelen zouden van dien aard zijn, dat onder alle omstandigheden de geregelde loop der zaken op beide plaatsen verzekerd zou zijn." Misschien zal de meerderheid, door dit vooruitzicht verleid, aan den wensch der regeering gevolg geven, doch hoe zij het inrichten wil, om in een oogenblik den zetel der regeering te verplaatsen zonder de minste stoornis in de zaken te brengen, dit is niet zeer duidelijk. Bestond die overbrenging der regeering slechts in de verplaat sing der personen niets zou inderdaad eenvoudiger zijn, doch dat men de ministeriën en de wetgevende vergadering met hunne respectieve ambtenarenkassen en archieven in een oogwenk naar Versailles overbren gen wil, dit kan der regeering zelve geen ernst zijn, of de administratie moet onder eene noodzakelijke twee slachtigheid gebukt gaan. Het is echter te hopendat de regeering door dit bewijs van zijn goeden wil de angstvallige leden der vergadering voor haar voorstel zal winnen. Blijkens telegrafisch bericht uit Versailles maakt de regeering met bijzonderen ijver het budget voor 1872 in gereedheid. Als eindcijfer der uitgaven wordt tenge volge van de rente der nieuwe schuld opgegeven eene som van niet minder dan tweo milliard 800 millioen francs Het ontslag van von Beast. De Oostenrijksche dagbladen van den 7C" November, waarin het onverwacht bericht van het ontslag van den rijkskanselier en minister van buitenlandsche zaken von Beust opgenomen is, zijn heden aangekomen, doch verspreiden, zooals zich wel niet anders verwachten liet, weinig licht over bet onbegrijpelijke vraagstuk. De Neue freie Presse, die indertijd onder de auspiciën van den heer von Beust opgericht werd en sedert voor het offi cieuse orgaan der Oostenrijksohe rijkskanselarij gehou den werdis zelf ten hoogste verbaasd over deze nieuwe crisis cn weet er niet don minsten grond voor op to geven. „Er zijn zegt bet blad heden nog weinig gege vens voor de beteekenis dezer gebeurtenis voorhanden. In den strijd tegen de Czechise „Fundamental-Artikel" had de coalitie van von Beust en Andrassy gezegevierdhet door von nohenwart voorgeslagen rescript, dat de eischen der Czechen aannam, werd verworpen, het minis- terie-IIohenwart werd ontslagen, de heer von Kellersperg werd met de vorming van een nieuw kabinet belast, een rescript, in den geest van von Beust en Andrassy ont worpen, werd naar Praag gezonden, de heer von Kel lersperg raadpleegde met den rijkskanselier over het regeeringsprogramma, beide staatslieden stemden daarin met elkander overeenen heden heeft von Beust, onder voorwendsel van zijn geschokte gezondheid, aan den keizer zijn ontslag ingediend Het blad noemt de aangegeven reden „het banaalste voorwendseldat men zich denken kan" en is er van overtuigd dat er een andere reden bestaat, al wordt die niet uitgesproken. „Het maakt den indruk, alsof men een zoenoffer voor den zoo moeilijk verkregen val van von Hohenwart noodig haden alsof von Beust uitverkoren is, om dit zoenoffer te zijn." De Neue freie Presse ge looft dan ook dat von Beust algemeen aangezien wordt voor den persoon, die het mimsterie-Hohenwart deed vallen. De artikelen der Czechiscke bladen en der orga nen van het gevallen kabinet hebben vóór de beslissing wel is waar meermalen de vraag gesteld óf Beust óf Hohenwart, en steeds verzekerd, dat aan eene verzoening met de Czechen niet te denken viel, zoolang von Beust aan het bestuur was, doch merkwaardigerwijze maakte die vijandschap allengskens plaats voor eene andere, niet minder hevige, tegen Andrassy, die na den val van Hohenwart het bijna uitsluitend in de Czechisehebladen moest ontgelden. In verband met dit verschijnsel komt ons juist het ontslag van von Beust als het bewijs voor, dat niethij, maar Andrassy de persoon is, die het vertrou wen des keizers geheel bezit en op wiens raadde eischen der Czechen werden afgewezen. De eindbeslissing werd toch door den keizer genomen, en de invloed, welken de persoon op bet hoofd van den staat kon doen gelden, onx zijn geliefkoosd plan: de verzoening met de Czechen, vaarwel te zeggen, kan niet van dien aard zijn, dat reeds een paar dagen daarna alles vergeten is en aan die per soon zijn ontslag gegeven wordt. En bovendien staat het vast, dat, in de bestrijding van von Hohenwart, von Beust en Andrassy éen gedragslija volgden, hoe zou dan deze laatste de erfenis kunnea aanvaarden van von Beu3t, die juist wegens zijne hou ding tegenover von Hohenwart moet aftredenDe Neue freie Presse stipt deze duidelijke tegenspraak in hare opvatting slechts even aan, doch maakt er zich met de opmerking van af, dat wel is waar „vroeger de rivaliteit tnsschen Andrassy en von Beust zeer groot was, doch dat juist de laatste gebeurtenissen bewezen hebben, dat de verstandhonding zoo innig was als nooit te voren. Neen, von Beust mocht het niet zijn, die gezegevierd heeft, zooals men meende." Alsof niet juist, wanneer die goede verstandhouding van beide zijden zoo uitstekend was, het in het belang van beide staatsmannen geweest ware, om elkander in hunne positie te steunen. Of von Beust was de persoon, die het ministerie-Hohenwart deed vallen, en dan is het onmogelijk dat hij thans reeds het onbegrensd vertrouwen des keizers weder plotseling ver loren zou hebbenóf Andrassy bracht den keizer tot die beslissing, en dan blijkt daaruit dat hij het volle vertrouwen van den monarch bezit, waardoor hem voMoende macht tendienste staat, om den rijkskanselier tot zijn ontslag' te dwingen. Wanneer men daarby weet, dat Andrassy als intrigant bekend staat en dat hij reeds meermalen, niet altijd op zeer royale wijze, den vreemdeling, den pro- testantschen Dnitscher uit deu zadel trachtte te lichten, dan behoef tmen, dunkt ons, waarlijk niet te aarzeleD,om de voorstelling van de Neue freie Presse zeer onwaarschijn- lyk te noemen. Alle kenteekenen zijn aanwezig, om in Andrassyden bewerker van den val van von Hohenwart te zien, die hierdoor tot ongekenden invloed gekomen, zijn macht misbruikt om aanzijn oude veetc en jaloezie naar hartelust toe te geven. Het Duitsch-Oostenrijkscb orgaan schijnt er bovendien, reden voor te hebben, om met ongewone kalmte dezen voor zijne partij zoo vreesel ij ken slag te bespreken en te beoordeelen, want, afgescheiden van de nederlaag van den Duitschen staatsman, spreekt het blad zeer weinig over de vooruitzichten van Oostenrijk, dat niet langer de hoogste staatsbetrekking aan een Duitscher, doch voor de eerste maal aan een Hongaar toever trouwd zal zien. Zou de Duitsche partij in Oostenrijk ook gevoelen, dat, wil zij den strijd met de andere natio naliteiten volhouden, zij zich vast aan de Magyaren moet aansluiten, al dreigt het zwaartepunt in Oosten rijk ook van Weenen naarPesth verplaatst te worden? Is die aansluiting misschien zó o gebiedend, dat de Duitsck-Oostenrijkers gedwongen worden er niet aan te denken, dat thans misschien tevergeefs te Salzburg ea Gastein de beide kanseliers confereerden? Deze vragen zal de toekomst moeten beantwoordenvoor het oogen blik schijnt het alleen duidelQk te zijn, dat de Duitsck- Oostenrijkscke party, trots hare overwinning op de Cze chen, ten slotte meer verloren dan gewonnen heeft. Om trent de toekomst van Oostenrijk zegt de Neue freie Presse slechts het volgende „De nieuwe regeerings drieëenheid Andrassy-Kellers- perg-Lonyaydie aan onzen politieken horizon opduikt, verschaft ons nog geen helder uitzicht, cn wij vreezen dat van dag tot dag het aantal toenemen zal van hen, die met ons voelen, dat Oostenrijk in von Beust een staatsman bezat, die niet gemakkelijk te vervangen is. Wie weet, hoe spoedig het oogenblik komt, dat zijne terugroeping noodzakelijk is, niettegenstaande zijn geschokten gezondheidstoestand, waarom by thans zijn ontslag nemen moest!" De omstandigheden, waaronder het ontslag van von Beust plaats grijpt, doen eerder gelooven, dat de positie der Duitschers in Oostenrijk gevoelig geschokt is, dan dat de gezondheid van den rijkskanselier zijn aanblijven verbiedt. Eerst dan, wanneer die positie weder geheel dezelfde mocht worden als zij vóór 1866 was, zal zich opnieuw de behoefte aan een von Beust doen gevoelen. Noch Magyaren, noch Czechen, noch Polen, noch Ruthenen zullen, zoolang het in hunne macht staat, hun toevlucht tot een Duitseh rijks kanselier nemen. ütótiöingm. Volgens brief van kapitein B. H. Andreassen, gezag voerder van het barkschip Noordster, dd. Copenhagen 5 November, werd hij aldaar door tegenwind opgehou den maar zou de reis naar hier zoodra mogelijk voort-r zetten.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1871 | | pagina 3