Öuiimlctnïr.
den 13" Juli 1864; dezelfde schacht waar thans de
boring in wordt voortgezet.
„De diameter werd bepaald op 25 centimetersdoch
werd op verzoek van den aannemer op 28 centimeters
genomen, als zynde dit in de bewerking voordeeliger.
„De diepte der schacht was bepaald op 30 meter bene
den den begancngrond; voor de meerdere diepte werd,
volgens bestek, bijbetaald per meter 25. De toepassing
van dit tarief gat echter een nadeelige uitkomst voor
het rijk. Er bestonden, naar aanleiding vaii het bestek,
alzoo termen het werk te stakenzooals dan ook is
geschied. Men had toen, op den IS" Augustus van dat
jaar, eene diepte bereikt van 61,68 meter; alzoo 31,68
meter meer dan het bestek voorschreef.
„Na de staking is men overgaan om met den aannemer
onderhandsch contract aan te gaan, hetwelk op den
6" Juni 1865 met hem is gesloten.
„Op den 7" Augustus 1865 werden de werkzaamheden
weder begonnen, en voortgezet tot op den 3" October
van dat jaar, tot 10,039 meter; alzoo eene vordering van
33,71 meter onder de eerste schacht., op welke diepte de
schacht niet verder wilde zakken. Daarop is men tot het
inbrengen eener nieuwe binnenhuis overgegaan, welke
eerst den 14" Februari 1866 was aangemaakt. Het werk
is daarop voortgezet en vervolgd tot de diepte van 113,67
meter, zoodat menmet deze buis slechts 13,28 meters
is gevorderd. De oorzaak dezer geringe vordering moet
worden gezocht in het doorboren eener steenlaag van
4 centimeters dikte en misschien niet naar behooreu
opgeruimd, waardoor de buis bij het naar beneden laten
eene groote wrijving ontmoette en met eene belasting
van 17,000 kilogram niet meer wilde zakkeo. Men oor
deelde het toen raadzaam de verdere belasting te staken
teneinde ongelukken te voorkomen, zoodat het voort-
werken met die buis op 7 Juli 1866 is gestaakt.
„Op den 22" November 1866 werd het werk, na
alvorens de daartoe benoodigde buizen te hebben aange
maakt, weder hervat, en voortgezet tot op den 20" No
vember 1867, tot op de diepte van 150,743 meter, alzoo
37,073 meter beneden de vorige of derde schacht, waarop
het contract werd opgeheven.
„In Mei 1868 werd een nieuw contract gesloten. Met
het inbrengen der 5« schacht is begonnen op den
16" September van dat jaar. Op den 28" November
1870 was men gevorderd tot eene diepte van 222,543
meter; alzoo met deze schacht tot eene diepte van 71,805
meter beneden de voorgaande of 4« schacht, eene diepte
die ongetwijfeld hoogst belangrijk te noemen is.
„Op den 15" Augustus 1871 heeft men een begin
gemaakt met het inbrengen der 6e schacht en op heden
is men gevorderd tot de diepte van 224,35 meter, alzoo
thans tot 1,802 meter beneden de vijfde schacht. De
schacht beweegt zich nog vrij; daaruit kan men aanne
men, dat zij, ondanks de kleine tusschenruimte, schier
geen wrijving in de 5e schacht ondervindt.''
Als overzicht van de verkregen uitkomsten, bevat het
verslag voorts de volgende mededeelingen:
„De boring eene diepte van zestig meter bereikt heb
bende, bleet het wafer brak en ondrinkbaar. Aan den
eenen kant was men huiverig de proef voort te zetten,
wegens do groote kosten die het dieper boren zoude
vereischen; daarentegen begreep men meer te mogen
wagen, wanneer kans bestond om, door het verkrijgen
van goed drinkwater, het aanleggen van reserve-regen
bakken te vermijden, die eene uitgaaf zouden vorderen
van p. in. 13,000.
„De vraag was echter in hoever kans van slagen be
stond. Daar de bodem op die diepte eene hoeveelheid
schelpen opleverde vermoedde men, dat de alluviale en
duliviale lagen doorboord en de aan schelpen zoo rijke
tertiaire cragvorming bereikt was. In dit geval zou er
kans bestaan om op niet onbereikbare diepte zoet water
te vinden.
„Bij een bezoek van den heer dr. W. C. H. Staring,
aan de boring, bevond deze dat de opgehoorde crag
of schelpen ciprina Islandica en pectuncules variabilis
waren, die onder anderen te Antwerpen, doch nabij den
beganen grond, menigvuldig voorkomen. Men ontmoette
omstreeks 4 meter dikte alluviale klei en veen, daarop
30 meter zanddiluvium, en vervolgens den crag van
44,84 meter tot 61,68 meter onder den beganen grond.
„Wat de kans betreft, om zoet water te vinden, nu
men tertiaire lagen bleek te hebben bereikt, deze berust
op de mogelijkheid om een leemlaag van voldoende
dikte en uitgestrektheid aan te treffendie gelijkelijk
van hoogere gronden tot onder Goes afdalende, in staat
is, om langs haren onderkant het regenwater van die
hoogere gronden af te voeren, zonder dat zich dit ver
mengt met brak water dat alle bovenliggende zand
lagen en daaronder ook den crag vervult. Hier dient
alzoo eene niet waterdoorlatende laag aanwezig te zijn,
als ten grondslag ligt bij artetische putten.
„In het noordwesten van België vindt men drie zulke
leemlagen; denrupelleem, bezuiden Antwerpen voorden
dag komende en de Londonclay met de hieronderlig-
gende plastic-clay, welke in het zuidwesten van West-
Vlaanderen aan do oppervlakte liggen en te Osteude, op
een paar honderd meters diepte, op de krijtvorming
rusten. Of deze gronden zich ver noordwaarts onder de
andere tertiaire gronden uitstrekken, is onbekendmaar
wel weet men dat de rupelleem te St. Bernard aan de
Schelde, bij Hemixhem boven Antwerpen met een put
van tachtig meter diepte doorboord is, en dat daaronder
zand ligt van het systeme Laekenien van Dumont.
„Uit de boring en uit hetgeen men verder daarvan
wist, bleek het, dat de Antwerpscho crag eene groote,
zich tot onder Zuid-Beveland uitstrekkende kom of
strook opvult, in België begrensd door Hulst, St. Nico-
laas, Hemixhem, Vieux Dieu, Borgerhout, Eeckeren en
Kruisschans. De crag heeft bij Antwerpen eene groote
dikte, want te Wilrijck ligt het bolderberger zand, dat
tot den zwarten crag behoort, reeds aan de oppervlakte.
„Op bovenstaande gronden verklaarde de heer Staring
het niet onwaarschijnlijk, dat men te Goes weldra den
onderkant van den crag zou bereiken en dan eenige me
ter rupelleem te doorboren zou hebben om zoet water
te vinden.
„De craglaag had eene diepte van 26 meter, zoodat zij
op de diepte van 71 meter was doorboord. De aardlagen
van 71 tot 97,39 meter, hebbende een dikte van 26,37
meter, behoorde allen tot het groen zand van het systeme
Diestien van Dumont. Op de diepte van 97,39 meter
werd de rupelleem, systeme Bupelien van Dumont, aan
getroffen en tot nog toe werd de verdere boring in dien
grond voortgezet. Op de diepte van 166,89 meter werden
eenige schelpstukken van eene groote oester gevonden,
welke ofschoon met geen volkomeu zekerheid te bepa-
ien, schijnen te behooren tot een fossile schelp, die tot
heden niet uit de bovenste rupelleemlagen bekend was,
doch wel uit de onderste of oudste lagen.
„De ruppelleem heeft bij Antwerpen eene dikte van
80 meter, doch bij Berlijn is die laag 100 meter dik. Het
is dus niet mogelijk dat te Goes nog eenige meters te
doorboren zijn.
„De rupelleemlaag heeft thans eene dikte van 126,26
meter, zonder dat men tot nog toe zekere kenmerken
heeft aangetroffen, die wijzen op het spoedig bereiken
van het onderste van die laag.
„Gelukt nu het verkrijgen van zoet water niet, na het
doorboren van denrupelleem, dan bestaat er nog de mo
gelijkheid om, na zandlagen van de systmes Laekenien
Bruxellien, Paniselien en Ypressien supérieur te hebben
doorboord, de Londonclay en de plastic-clay aan te tref
fen, die te Londen de deklaag van de bronnen vormt,
welke daar de artesische putten voeden."
Aan de kamer is een wetsontswerp ingediend voor do
verbetering van het waterschap Oldambt in Friesland.
Gemeenteraad ran Zierikzee.
In de zitting van jl. Maandag is o. a. medegedeeld een
adres van het bestuur der Vereeniging tot het aanschaf
fen van woningen voor personen uit den werkmansstand,
met verzoek om afstand van eenige terreinen van de ge
meente aan die vereeniging, op billijke voorwaarden.
Dit adres is gesteld in handen van burgemeester en
wethouders tot onderzoek en rapport.
Door de commissie ad hoc is verslag uitgebracht op
de gemeentebegrooting voor 1872, waaruit blijkt, dat de
commissie slechts enkele opmerkingen heeft en wel:
art. 2 hoofdstuk II der inkomsten, opbrengst van tien
den, stelt zij voor met ƒ500 te verhoogen, opgrond
der gemiddelde opbrengst gedurende de laatste elf jaren
en mitsdien te brengen op 3,731.78. Bij art 2 hoofd
stuk V 2e afdeeling: verkoop van opgaande boomen,
uitgetrokken voor memorie, geeft zij in overweging
dat de raad zal besluiten tot den verkoop der boomen
aan den grachtweg buiten de Noordhavenpoort van de
gasfabriek tot de woning van de wed. ten Haaf, hetwelk
verkieslijker wordt geacht dan te wachten tot zij achter
eenvolgens sterven. Ook acht zij dit regelmatiger voor
de bij planting met nieuwe boomen.
De commissie meent dat het niet ondienstig is te
herinneren aan het besluit bij de behandeling der
begrooting ten vorigen jare genomen omtrent de klok,
in den Sint Lievensmonstertoren, en vraagt inlichting
of het onderzoek van burgemeester en wethonders of de
commissie van fabricage nog niet zoo ver is gevorderd
dat hieromtrent eenig voorstel aan den raad zou kunnen
worden gedaan.
Overigens adviseert zij tot goedkeuringbehoudens
de verhooging van hoofdstuk I art. 2 met 500, in ver
band daarmede tot verhooging van den post voor onvoor
ziene uitgaven met 500.
Omtrent de begrootingen der dienstdoende schutterij
en van de gesubsidieerde ambtenaren adviseert zij tot
goedkeuring, behalve van die van het roomsch katholiek
armbestuur, en vereenigt zij zich met het gevoelen van
bnrgemeester en wethouders om de subsidie van dat
armbestuur op 2700 te bepalen. Zij geeft tevens in
overweging, dat aan gemeld armbestuur in herinnering
zal worden gebracht het beleggen van het in 1867 ont
vangen legaat van mej. wed. Ronca ad 500, hetwelk
Blechts voor een klein gedeelte is belegd.
De begrooting komt hierna iu behandeling en wordt
met geringe wijziging vastgesteld zooals zij door burge
meester en wethouders is opgemaakt.
Die wijzigingen bestaan in de verhooging van:
Art. 2. Hoofdstuk II der inkomsten met 500, over
eenkomstig het voorstel der commissie, welk artikel
mitsdien wordt geraamd op 3731.78.
Art. 4. Hoofdstuk II der inkomsten: opbrengst van
grasverpachtingen met 42.25, welk artikel mitsdien
wordtgeraamd op/1900, terwijlart.2afd.IIhoofdstukV:
Verkoop van opgaande boomen, thans voor memorie
uitgetrokkennaar aanleiding van het voorstel der com
missie en van een nader voorstel van burgemeester en
wethouders om ook de boomen van het Sas tot aan den
houtzaagmolen en aan het Malta te verkoopen, wordt
uitgetrokken met 500. Het artikel voor onverziene
uitgaven wordt met 1042.25 verhoogd en mitsdien ge
bracht op 4092.80, en het totaal der inkomsten en uit-
ven op 146,125.01.
Bij het artikel klokken kwam ter sprake de klok in
den Sint Lievensmonstertoren. Uit het onderzoek der
commissie van fabricage was gebleken, dat men meende
die op eene waarde van ƒ1500 te mogen schatten, terwijl
de kosten van bet neerlaten dier klok op 50 worden
geraamd. Nadat dit door de commissie van fabricage
was medegedeeld, stelde de heer Koole voor, die klok
naar beneden te doen brengen en daarna te verkoopen.
Op voorstel des voorzitters, die opmerkte dat die klok
als gietmetaal grooter waarde kan hebben en dit beter
blijkt, indien ze zich in den toren bevindt, wordt beslo
ten den verkoop te doen plaats hebben, terwijl zij zich
nog inden toren bevindt, met de voorwaarde, dat zij
onbeschadigd naar beneden worde gebracht, en dat bij
onverhoopte beschadiging daarvoor een mindere koop
prijs zal worden bedongen.
Algemeen oyerziclit.
De Duitsche rijksdag heeft in de zitting van Dinsdag
in eerste lezing een wetsontwerp aangenomen, waarbij
uit de oorlogsvergoeding van Frankrijk eene som van
6,270,000 thaler in de rijkskas gestort zal worden, om als
voorschot gebezigd te worden voor de noodzakelijke
uitgaven voor het ryksleger. De vcrdeeling der som
over de zelfstandig beheerde contingenten (Beieren,
Wurtemberg, enz.) zal in verhouding van de leger-
sterkte op voet van vrede geschieden.
Ofschoon het Duitsche parlement besloot om de
tweede beraadslagingen over deze wet bij de begrootings-
discussiën te doen plaats hebben, is het aan geen
twijfel onderhevig, of zij zal, misschien met geringe
wijziging, aangenomen worden. Wel gaan er in en
buiten den rijkedag reeds eenige stemmen op, die de
kolossale uitgaven voor het leger ten sterkste ver-
oordeelen, doch het laat zich nog niet aanzien, dat
hierin in den eersten tijd verandering komen zal. Behalve
de sommen, uitgetrokken op de begrooting, voor het
onderhoud van de bestaande vestingen en verdedigings
werken, behalve de gelden, welke besteed zullen worden,
tot versterking der vestingen Straatsburg, Metz, Mainz
en anderen en tot de onderlinge strategische verbinding
dezer plaatsen, behalve de belangrijke sommen welke
Frankrijk dagelijks voor het onderhoud der bezettings
troepen uitkeert, zijn thans in Duitschland reeds voor
het volgende jaar ten behoeve van het leger en de ver
dediging aangewezen
een rijksschat van40.000,000 thalerr
een voorschot van6,270,000^
en volgens het budget 249, en niet zoo
als vroeger 225 thaler per mandus
ongeveer100,000,000
dus te zamen 146,270,000 thalery
en toch spiegelt de regeering den rijksdag DOgliet heer
lijk vooruitzicht voor, dat, wanneer in het volgende jaar
het budget van oorlog eens langs regelmatigen weg
vastgesteld zal worden, deze geringe sommen in geenen
deele aan de behoeften zullen voldoen'.
Aangaande de beraadslagingen in den bondsraad over
de Duitsche munthervorming zijn allerlei geruchten in
omloop; men beweert zelfs dathetgeheeleontwerp weder