OÜRANT.
Woensdag
öinnrnlant».
i November.
\°- 258.
1
De GEMEENTERAAD van IJzcndijke bQ be
schikking' van heeren Gedeputeerde Staten gemach
tigd zijnde tot het aangaan eener ©lE!L©3LEEitfOf<R
van f' 20,OOO, tegen eene jaarlijksche rente van
hoogstens 5 ten honderd, aflosbaar in minstens
20 jareri, telkens met /'IOOO, in te gaan met het jaar
1873; zoo is deze geldleening opengesteld in aandee-
len van f IOOÖ en f en ter Secretarievan
heden afy-cene bu^geopènd tot inlevering van inschrij
vingsbttjetten 5 welke bus op SMmsdag den 7pn Novem
ber aanstaande, 's voormiddags te elf urenin de
Raadkamer in het openbaar, zal worden geopend.
De voordeeligste aanbiedingen zullen bij voorkeur
worden aangenomen en aan Makelaars en Commissio
nair eene courtage van 1 per cent worden toegekend.
De overstorting der aangenomen inschrijvingen, moet
geschieden ten kantore van den gemeente Ontvanger,
vóór of op den 5™ Januari 1872.
IJzendijke, den 28 October 1871.
Burgemeester en Wethouders
D. BEKAAR, Burgemeester.
F. J. M. BE VIN, Secretaris.
Middelburg 31 October.
De eerste kamer heeft in hare heden gehouden zitting
de beide hoofdstukken betreffende de uitgaven van de
Indische begrooting voor 1872 aangenomen met 31 tegen
2 stemmen, en het hoofdstuk voor de middelen metalge-
meene stem m en.
De kamer is thans op reces gescheiden.
Het Dagblad van 's Gravenhage hoopt „dat de Middel-
burgsche courant niet zal nalatenbij adres aan de
tweede kamer op le komen tegen de wets-interprctatie
van den minister van financiën (betrekkelijk het port
van couranten met bijvoegsels, beneden de 25 grammen),
welker willekeurigheid te duidelijk tegen de bedoeling
der wet indruist om te kunnen gelooven dat zij gehand
haafd zou kunnen worden, indien er behooilijk tegen
werd geprotesteerd."
Wij kunnen hierop antwoorden dat dergelijk adres
reeds den 10cn October is ingediend.
Het Vaderland is van oordeel „dat de Middelburgsche
courant zich verdienstelijk heeft gemaakt met het
opschrift van haar bijvoegsel zoodanig te formuleeren,
dat de onwettigheid der volle port-berekening daarin
duidelijk te voorschijn treedt."
In de buitengewone vergadering door de provinciale
staten van Zeeland in Mei en Juni van dit jaar gehou
den, werd de quaestie over het onderhoud van den weg
tusschen Goes en 's Gravenpolder voor het eerst by dat
college aanhangig gemaakt, door eene mededeeling van
gedeputeerde staten over den stand van bet geschil tot
onderhoud en over den toestand van den weg, terwijl
zij tevens de beslissing van de provinciale staten inrie
pen, zonder echter een bepaald voorstel te doen. Tenge
volge van de opmerkingen in de afdeelingen gemaakt
dienden evenwel gedeputeerde staten later een voorstel
in, strekkende om eene bijzondere commissie uit de
leden der provinciale staten te benoemen, die in de
zomervergadering een bepaald voorstel zou doen, en
intusschen gedeputeerde staten te machtigen den weg
voorloopig in bruikbaren toestand te doen brengen. Dit
voorstel van gedeputeerde staten werd in de zitting van
1 Juni jl. aangenomen.
De benoemde commissie bracht in de zitting van
4 Juli ji. rapport uit en adviseerde aan de provinciale
staten om te verklaren, „dat naar hare meening op do
provincie geene verplichting tot onderhoud rust, op
grond van het koninklijk besluit van 13 Maart 1821
n°. 73", en om gedeputeerde staten uit te jioodigen,
verder de vereischte stappen te doen, teneinde in 'tbeheer
en het voortdurend onderhoud van den weg worde voor
zien. In de zitting van 13 Juli jl. verklaarden de pro
vinciale staten zich met het advies der commiss3ie te
vereenigen.
De provinciale staten gaven daardoor dus te kennen
dat zij de overtuiging van de commissie en van gedepu
teerde staten deelden, dat de verplichting tot onderhoud
van den weg tusschen Goes en 's Gravenpolder, opgrond
van het koninklijk besluit van 13 Maart 1S21 n° 73, niet
op de provincie rust. Om uitvoering te geven aan het
verlangen van de provinciale staten, dat door gedepu
teerden stappen zouden worden gedaan ter voorziening
in het beheer en voortdurend onderhoud van den weg, stel
den laatstgenoemden aau den minister van staat en >an
binnenlandsche zaken eene schikking voor, volgens welke
de ondevhoudslast zou worden gedragen door de ver
schillende belanghebbenden en wel voor 2/s door het
rijk, 7s door de provincie en 2/s door de gemeenten, met
welke schikking, naar hun inzien, voor de provincie geen
bezwaar zou bestaan, om bet beheer op zich te nemen.
De minister antwoordde dat hij in dat voorstel niet
treden kon, daar hij volhardde in zijne vroeger reeds
uitgesproken meening, dat volgens het koninklijk besluit
van 13 Maart 1821, n°. 73, het onderhoud van alle
groote wegen der 2e klasse op de provincie rust. Tevens
zond hij aan gedeputeerde staten het koninklijk besluit
tot verdaging der beslissing omtrent de begrooting van
enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en
uitgaven over 1872, omdat daarop geen som is uitge-
1 trokken voor het onderhoud van bedoelden weg, terwijl,
volgens den minister, welke ook de uitslag der onder
handelingen moge zijn, voor dat onderhoud steeds een
zekere som op de begrooting zal dienen te worden
uitgetrokken.
In antwoord hierop gaven gedeputeerde staten aan
den minister te kennen niet overtuigd te zijn van de
ongegrondheid hunner meeuing, daar krachtens art. 218 j°.
art. 2-19 der toenmalige grondwet de in de betrokken
koninklijke besluiten van 1819 en 1821 aan de staten
gedane opdracht van onderhoud niet verder mag reiken
dan de werken, wegen en bruggen, waarvan de kosten
van aanleg en onderhoud, hetzij geheel, hetzij gedeelte
lijk, waren tot laste van 's lands kas." Zij verklaarden
tevens aan den minister, niet te kunnen besluiten om
aan de provinciale staten voor te stellen den onder
houdsplicht van genoemden weg als een provincialen last
te erkennen
Gedeputeerde staten stellen thans aan de provin
ciale staten voor, te besluiten 1*. te verklaren dat zij
volharden in de meening bij hun besluit van den
13e" Juli jl. uitgesproken, doch 2o. in de begrooting: voor
1872 een post van uitgaaf te brengen, teneinde, met
anderen, in het onderhoud van den weg tusschen Goes
en 's Gravenpolder te voorzien.
Het Provinciaal blad van Zeeland n°. 128 bevat eene
circulaire van den commissaris des konings in deze
provincie van den 25cn dezer aan de burgemeesters en
wethouders der gemeenten, welke de volgende mede
deeling van den minister van staat en van binnenland
sche zaken inhoudt
„In de 2« zinsnede van art. 14 der wet van 1 Juni 1865
(Staatsblad n°. 58), regelende het geneeskundig staats
toezicht, wordt aan de gemeentebesturen voorgeschreven
met den geneeskundigen ambtenaar in overleg te treden
omtrent alles wat tot de volksgezondheid betrekking
heeft.
„Naar het schijnt wordt dit voorschrift door vele ge
meentebesturen niet juist opgevat en verward met art. 16
dier wet, waarbij overleg tusschen den geneeskundigen
ambtenaar en de bevoegde autoriteit wordt voorgeschre
ven, betreffende de maatregelen, tegen eene de volksge
zondheid bedreigende ziekte te nemen. Tot dit overleg
schijnt zich de ambtelijke aanraking tusschen de ge
meentebesturen en de geneeskundige inspecteurs en
en adjunct-inspecteurs, ten onrechte en ten nadeele van
de gezondheidsbelangen der inwoners te beperken.
1871.
„Niet alleen wanneer een ziekte dreigt verlangt de
aangehaalde wet overleg tusschen de plaatselijke over-
lieid en den geneeskundigen ambtenaar, maar bij de
overweging van alle onderwerpen, welke middellijk of
onmiddellijk van invloed zijn op de volksgezondheid.
„Het isbij voorbeeld van grootbelang datdegöneeskun-
dige ambtenaren gehoord worden over aanleg of wijziging
van riolen, over het verleen en van concessie tot oprichting
van fabrieken of werkplaatsen, over de zorg voor zuiver
drinkwater, over den bouw en dc inrichting van school
lokalen, over plaatselijke verordeningen, bevordering
der volksgezondheid ten doei hebbende, en andere
onderwerpen.
„Gemeentebesturen die, zooals van allen verwacht
mag worden, hooge waarde hechten aan alles wat strek
ken kan tot instandhouding of verbetering van de ge
zondheid der ingezetenen, zullen, het nut van het
voorschrift der wet inziende, bij hunne zorg voor dat
gewichtig volksbelang den geneeskundigen ambtenaar
gaarne raadplegen."
Benoemingen en besluiten.
zee visscherijen Benoemd tot lid van bet college voor
de zeevisscherijen M. J. de Bont, fabrikant te Amster
dam, in plaats van wijlen Os. H. van Beeck Vollenhoven,
te Amsterdam.
Onderwijs.
Jl. Zaterdag is te Amsterdam, onder voorzitterschap
van jonkheer mr. F. H. van Beyma thoe Kingma, uit
Heeren veen, de algetneene vergadering gehouden der
Vereeniging tot bevordering van het volksonderwijs in
Nederland.
Blijkens de gedane mededeelingen telt deze vereeni
ging 15 afdeelingen-en ruim 1000 leden.
Ten aanzien van het voorstel, om de regeering te
verzoeken de jaarwedden van de onderwijzers der open
bare volksscholen te verhoogen door rijkssubsidiehad
langdurige disenssie plaats, die echter tot geen resultaat
leidde, daar de vergadering geen besluit genomen heeft.
Tot leden van het hoofdbestuur zijn definitief gekozen
de heerenjonkheer mr. F. II. van Beyma thoe Kingma,
uit Heerenveen; jonkheer mr. J. F. van Humalda van
Eysinga, uit LeeuwardenA. Moens, uit 's-Gvavenhage;
mr. H. Hartogh Heys van Zouteveen, uitDelft; dr. J. van
Vloten, uit Bloemendaalmr. E. van Lier, uit Amsterdam
J. van der Veen Az., uit Iloogeveen; mr. C. J. Pické, uit
Middelbuz'g, en W. Viersen uit Nijmegen.
Kerknieuws.
Bedankt voor het beroep tot predikant bij de Neder-
duitsche hervormde gemeente te Schoondijke door den
heer K. W. Hulstij n te Vreeswijk.
Bedankt voor de schriftelijke toezegging van beroep
als predikant bij de Nederduitsche hervormde gemeente
te Kleverskerke door den heer J. J. Oudegeest, candidaat.
Marine en leger.
De luitenant ter zee 1« klasse F. Luteyn, laatst be
hoord hebbende tot het eskader in Oost Indië en van
daar den 20en dezer in Nederland teruggekeerd, wordt
met dien datum op nonactiviteit gesteld. (Staats-cour.)
Koloniën.
Bij beschikking van den minister van koloniën van
den SOn October, is de gewezen kweekeling der poly
technische school C. J. van Schelle gesteld ter beschik
king van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-
Indië, om te worden benoemd tot adspiraat-ingeaieur
bij het mijnwezen daar te lande. (Staats cour.)
De gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië heeft
de volgende beschikkingen genomen.
(Javasche courant van den 12™ September.)
civiel departement. Ontheven: eervol, van de hem
opgedragen functiën van secretaris bij den gouverne-
ments-comraissarivs voor de Preanger regentschappen,
de heer O. van Rees en de ambtenaar op nonactiviteit