een voorstel van burgemeester en wethouders tot gedeel
telijken aankoop dier gebouwen kan worden tegemoet
gezien.
De overige hoofdstukken hebben de commissie tot
geen besprekingen geleid.
De beraadslaging over dit rapport wordt mede aange
houden tot de behandeling der gemeen tebegrooting.
De heer van Eekelen brengt, namens de op 22 Octo
ber 1870 benoemde commissie rapport uit betreffende
het onderzoek der begrooting van het burgerlijk armbe
stuur voor 1872 en tevens van het armwezen dezer
gemeente in het algemeen.
De voorname reden van het benoemen dezer commissie
was gelegen in de vrees, dat de wet van 1 Juni 187C tot
wijziging der wet tot regeling van het armbestuur van
28 Juni 1854 der gemeente tot nog grootere opofferingen
voor het armwezen zou noodzaken. Het is der commissie
echter aangenaam thans te kunnen mededeelen, dat die
verwachting van meerdere uitgaven zich tot dusver niet
in de mate als men aanvankelijk vermoedde verwezen
lijkt heeft. Is bij vergelijking met het jaar 1869 of het
jaar vóór de invoering der wet eene verhooging van
subsidie voor 1871 en 1872 op te merkenzoo heeft, in
plaats van plus minus f 5600, daarvoor vroeger uitge
trokken, de opheffing van het domicilie van onderstand
voor de gemeente slechts een meerdere uitgaaf van plus
minus f 2000 veroorzaakt.
Omtrent de begrooting van het burgerlijk armbestuur
voor 1872 merkt de commissie op, dat tusschen deze
begrooting en die der godshuizen, wat het geraamd ge
tal der verpleegden betreft, geen overeenstemming
heerscht Daar de begrooting der godshuizen reeds is
gearresteerd, bepaalt zij zich tot het advies om de door
het armbestuur uitgetrokken getallen van verpleegden
onveranderd te laten, maar voor een volgend jaar, ter
voorkoming van misrekeningen, op meer overeenstem
ming tusschen beide begrootingen de aandacht te ves
tigen.
Ten aanzien der verpleging in het oude-mannen- en
vrouwenhuis is reeds vroeger aangedrongen om slechts
bij volstrekte onvermijdelykheid tot eene plaatsing in
dat gesticht over te gaan. De meerderheid der commis
sie meent zelfs een stap verder te moeten gaan en in
overweging te moeten geven, om alle verdere nieuwe
plaatsing of bestediug van gemeentewege aldaar in het
vervolg geheel te doen ophouden en de tot dusver op
deze wijze aau oude en gebrekkige armen verleende
hulp door eene bedeeling per week ofzoogenaamde huis
zittende bedeeling te vervangen. Niet alleen zou dan het
principe der armenwet: om alleen hulp te verleenen bij
volstrekte onvermijdelijkheid of bij wijze van politiezorg,
met juistheid kunnen toegepast worden, maar het door
naaste bloedverwanten of betrekkingen der bejaarden
dikwijls maar al te veel steunen op het arm wezen dezer ge
meente zou hierdoor tevens kunnen voorkomen worden;
misschien kon die maatregel daarbij aanleiding geven;
dat voortaan meer dan nu het geval is ouden van dagen
of gebrekkigen door de particuliere weldadigheid in
dat gesticht werden besteed.
Behalve deze maatregel, die tot bezuiniging kan aan
leiding geven, zijn naar het gevoelen der commissie,
noch in het burgerlijk armbestuur, noch in het beheer
der godshuizen verauderingen aan te brengen. Bij de
genoemde besprekingen kwam ook in overweging
de thans veel besproken vraag, of de verpleging van
weezen bij particulieren boven die in de gestichten zou
zijn aan te bevelen? Eenparig kwam zij echter tot het
besluit, dat de laatste wijze, daargelaten de moreele
zijde dezer quaestie, maar vooral uit een materieel oog
punt beschouwd, voor deze gemeente de voordeeligste
is. Evenzeer meent zij de verwezenlijking te moeten
ontraden van een reeds vroeger besproken denkbeeld,
om, ter voorziening in dadelijke werkverschaffing in
deze gemeente een werkhuis zooal3 vroeger bestond, of
anders een asyl, werkplaats waar geen nachtverblijf
wordt verleend, op te richten. Een werkhuis acht zij
niet wenschelijk, wegens de vele kosten en de ongun
stige resultaten welke verkregen worden van eene
inrichting, die, met invaliede krachten werkende, slechts
weinig kan voortbrengen en daarom nooit kan conca-
reeren tegen de particuliere nijverheid, diealleen valiede
krachten gebruikt. Een asyl beschouwt zij evenmin
wenschelijk wegens de groote koaten voor inrichting en
bezoldiging van het personeel, terwijl bovendien reeds
gedeeltelijk wordt voorzien in eene gelegenheid tot
dadelijke werkverschaffiug door het wieden en reinigen
der straten vanwege het burgerlijk ambestuur. De com
missie geeft hierbij den wensch te kennen, dat men
zich in deze gemeente daartoe meer algemeen bij ge
noemd bestuur mocht abonneeren, waardoor een dubbel
doel zou worden bereikt: ondersteuning van armoede
door dadelijke werkverschaffing, en verbetering van den
gezondheidstoestand door het reinhouden der straten.
Namen toch de abonnementen toe, dan zou ook misschien
hier des winters het zoo nuttige werk van opruiming
der sneeuw bij dooiweder en het schoonhouden der
alsdan vooral morsige straten, evenals in andere gemeen
ten, door behoeftige onder behoorlijk toezicht en
controle kunnen geschieden.
De slotsom van het rapport is dat de commissie advi
seert tot goedkeuring der begrooting van het burgerlijk
armbestuur over 1872, en dat zij, behalve hetgeen door
haar gezegd is ten opzichte der nu vigeerende wijze van
verpleging van bejaarden en gebrekkigen, geen bepaald
voorstel van bezuiniging in het armwezen dezer ge
meente kan doen.
De beraadslaging over dit rapport wordt aangehouden
tot de vaststelling der subsidie aan en de behandeling
der begrooting van het burgerlijk armbestuur.
De begrooting der schutterij wordt vastgesteld tot
een bedrag van f 2930, waaronder eene toelage van
2765 uit de gemeentekas.
Vervolgens wordt met algemeene stemmen goedge
keurd do voorgedragen subsidie aan het burgerlijk
armbestuur tot een bedrag van f 37,500 en evenzeer de
begrooting van genoemd bestuur. De heer van Visvliet
gaf zijne goedkeurende stem onder reserve van betgeen
in het rapport der commissie gezegd is ten aanzien der
niet-overeenstemming van cijfers tusschen deze begroo
ting en die van het bestuur der godshuizen.
Alsnu komt in behandeling het voorstel der commissie
van onderzoek betreffende het armwezen, strekkende
om alle verdere nieuwe plaatsing of besteding van
gemeentewege in het oudemannen- en vrouwenhuis in
het vervolg geheel te doen ophouden en de tot dusver
op deze wijze aan oude en gebrekkige armen verleende
hulp, door eene bedeeling per week of zoogenaamde
huiszittende bedeeling te vervangen.
Over dit voorstel heeft een uitvoerige beraadslaging
plaats.
De heer Rekker bestrijdt het, omdat de aanneming
zijn inziens tot groot bezwaar aanleiding zal geven. Hy
ziet in de tegenwoordige wijze van verpleging geen
strijd met de armenwet en is overtuigd, dat de voorge
stelde verandering een zeer verkeerden indruk zal
maken op de geheelo inrichting der godshuizen.
De heer de Jonge zegt dat hij behoort tot de meerder-
derheid der commissie, die verpleging van ouden en
gebrekkigen voor rekening van het armbestuur niet
noodig acht. Die verpleging is naar zijne mcening geen
politiezorg, maar behoort tot de particuliere liefda
digheid.
De heer Snijders vraagt, of, daar in het rapport der
commissie alleen gesproken wordt van oude mannen en
vrouwen, de bedoeling ook is om op te houden met de
plaatsing van weezen in de gestichten? Zoolang laatst
genoemden toch voor rekening van het armbestuur
worden opgenomen, gelooft hij dat ook hetzelfde motief
bestaat voor de opneming van oude mannen en vrouwen.
Dc heer de Jonge wijst op het geringe bedrag der
eigen fondsen van bet armbestuur, waaruit niet veel
verpleging kan plaats hebbenterwijl daarentegen de
verplegingskosten van 32 bejaarden in het gesticht
groot zijn. De verpleging van ouden en gebrekkigen
en die van weezen staat zijns inziens niet gelijk: de
weezen moeten opgevoed worden, en vooral uit een oog
punt van zedelijkheid laat de verpleging bij particulie
ren dikwijls veel te wenschen over, terwijl de weezen
in het gesticht een goede opvoeding krijgen en meestal
nuttige leden der maatschappij worden.
De beer Snijders motiveert zijne stem die hij tegen
bet voorstel der commissie zal uitbrengen. Met het oog
op de bestemming der fondsen van het burgerlijk arm
bestuur acht hij het bedrag dat door het armbestuur
aan de verpleging wordt ten koste gelegd niet zoo groot,
om daarom oude en gebrekkige lieden aan gebrek bloot
te stellen. Waar de weezen in het gesticht worden
opgenomen, wil hij ook oude van dagen in het gesticht
opnemen.
De heer Rekker betoogt dat de aanneming van het
voorstel vooral drukkend voor de weezenverpleging zou
zijn.
De heer van Visvliet deelt niet het gevoelen van
den voorzitter van het burgerlijk armbestuur, den heer
de Jonge. Over eene splitsing kan hij niet oordeelen
zonder de testamentaire beschikkingen ten aanzien van
de fondsen te kennen. Maar een ander punt is het ge
zegde van den heer de Jonge betreffende de kosten van
32 in het gesticht voor rekening van het armbestuur
verpleegden. Ilij herinnert zich dat vroeger meer dan
100 personen in bet oude-mannen- en vrouwenhuis wer-
den/verpleegd, welk cijfer van lieverlede is verminderd;
maar hij meent te moeten opmerken, dat men eindelijk
komt tot de grens dat men niet meer bezuinigen kan, i
zooals de kosten van vuur het personeel der'bedien den
enz. Hij is het eens met den heer Rekkerdat het een
allernadeeligsten indruk voor de weezen zou teweeg
brengen als men besloot om het oude-mannen- en vrou
wenhuis van lieverlede op te ruimen. Bovendien is ook
ten vorigen jare besloten, om alleen bij volstrekte nood
zakelijkheid, ter beoordeeling van burgemeester en
wethouders, personen in bet gesticht voor rekening
van het armbestuur op te nemen. Hij is mitsdien tegen
het voorstel.
De heer de Jonge releveert, dat de quaestie alleen
deze is, of het plaatsen van oude mannen en vrouwen in
het gesticht al of niet behoort tot de politiezorg, en
zijns inziens is dit niet het geval. Wat betreft de beoor
deeling door burgemeester en wethouders, of opneming
in het gesticht volstrekt onvermijdelijk isdit is zyna
inziens zeer moeilijk, want van een aantal ouden en
gebrekkigen zouden gemakkelijk de bewijzen te leveren
zijn dat hunne opneming in het gesticht noodzakelijk is.
Do heer Sifflè meent, dat gelijksoortig bezwaar als
bestaat tegen de verpleging van weezen bij particulieren,
ook geldt tegen de verpleging van ouden en gebrekkigen
bij particulieren. In het gesticht is toezicht tegen
mogelijke mishandeling, gebrek enz.; maar wanneer
men ouden en gebrekkigen overlaat aan familie of
besteedt bij particulierenzouden zij die buiten staat
zijn om te werken, mogelijk aan zeer veel leed en lijden
zijn blootgesteld.
De heer Rekker, niet verlof der vergadering ten derde
male het woordvoerende, verwijst naar art. 21 van do
armenwet en de discussiën bij de behandeling dier wet
in de staten-generaalom daardoor zijne meening te
stavendat tusschen de tegenwoordige wijze van ver
pleging in het gesticht en de armenwet geen strijd
bestaat. Ook verwacht hij, bij aanneming van bet
voorstel, niet veel van de tusschenkomstder particuliere
liefdadigheid.
De heer van Eekelen releveert met een woord, onder
herinnering dat hij niet zooveel oudervinding heeft als
andereleden dercommissie, het standpunt der commissie,
aan welke alleen was opgedragen een onderzoek of be
zuiniging in de verpleging door het armbestuur mogelijk
was. Het gevoelen van de meerderheid der commissie
is, dat eene besteding bij particulieren goedkooper is
dan verpleging in bet gesticht. Dat gevoelen deelt ook
hij, terwijl hij zich niet vereenigen kan met de argumen
ten van den heer Rekker. Ook is er op gewezen dat
ouden en gebrekkigen bij particulieren dikwijls aan leed
en kommer zonden zijn blootgesteld, maar hij meent
integendeel te moeten opmerken, dat ouden en gebrek
kigen dikwijls zeer ongaarne naar het gesticht gaan,
waar zij aan strenger toezicht onderworpen zijn.
De heer Mathon verklaart zich tegen het voorstel der
commissie. Hij is van nabij bekend met de wijze van ver
pleging in de gestichten de verpleegden hebben daar een
goede woning, goed voedsel, geneeskundige behandeling
enz., hetwelk men in het algemeen nooit zoo goed
bij particulieren verwachten kan. Dat er zijn zul
len die liever bij particulieren besteed worden is niet
onmogelijk, maar de tucht in het gesticht is niet
zoo zwaar dan dat zij van opneming daarin zou
moeten afschrikken. Ook vindt spreker het wel wat
ver gedreven, om op ouden van dagen te willen bezuini
gen. Hij kan die bezuiniging ook niet inzien. Jaren
lang kan het duren eer de tegenwoordige bevolking van
het gesticht is uitgestorven, zoodat de kosten per hoofd
hoe langer zoo hoogor zullen worden, daar de kosten
van verwarming en toezicht dezelfde zullen blijven.
De heer de Jonge bedankt den heer Mathon voor zijn
gesproken woord en hoopt dat dit in het hart der inge
zetenen zal weggelegd worden en hen aansporen tot
verpleging van oude lieden in een gesticht, hetwelk,
volgens den heer Mathon, voor die verpleging zoo uit
muntend is. Zijn gevoelen omtrent de quaestie blijft
echter onveranderd, dat het hier geen politiezorg en dus
ook niet de zorg van het gemeentebestuur geldt.
Het voorstel der commissie wordt alsnu in stemming
gebracht en met 10 tegen 5 stemmen verworpen. Vóór
stemden de heeren van Eekelen, de Jonge, Fokker,
Luteijn en de voorzitter.
De heer van Visvliet wenscht uitgemaakt te zien of de
ten vorigen jare gemaakte bepaling, dat alleen opneming
in het gesticht zal plaats hebben bij volstrekte noodza
kelijkheid, ter beoordeeling van burgemeester en wet
houders, van kracht zal blijven. Hij zal daartoe straks
een schiftelijk voorstel indienen.
Zonder beraadslaging wordt goedgekeurd een staat
van te rooien boomen, geschat op 516.
De zitting wordt voor een half uur geschorst.
(Vervolg in een volgend nommer.)
GEDRUKT BIJ DE GEBROEDERS ABRAHAMS TE MIDDELBURG.